ECLI:NL:RBAMS:2023:6755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/731719 / HA RK 23-104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure over renteswap en vermeende vooringenomenheid

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door verzoekers tegen mr. N.C.H. Blankevoort, de rechter in een aanhangige civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend op 24 maart 2023, naar aanleiding van opmerkingen die de rechter tijdens de zitting had gemaakt. Verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Wagenaar, voerden aan dat de rechter vooringenomen was en dat zijn opmerkingen de stellingen van de tegenpartij, de Coöperatieve Rabobank U.A., als vaststaand feit presenteerden. De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 26 april 2023, waarbij verzoekers en hun advocaat aanwezig waren, evenals de rechter en de griffier. De rechter heeft de beschuldigingen van vooringenomenheid ontkend en verklaard dat zijn opmerkingen bedoeld waren om duidelijkheid te krijgen over de standpunten van verzoekers.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. De kamer concludeerde dat de opmerkingen van de rechter niet voldoende zwaarwegend waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechter had, volgens de wrakingskamer, het recht om partijen kritisch te bevragen en de procedure was complex. De wrakingskamer kon niet vaststellen dat de vrees van verzoekers voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure met nummer C/13/722283 / HA ZA 22-690 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2023 op het op 24 maart 2023 gedane en onder zaaknummer C/13/731719 HA/RK 23/104 ingeschreven verzoek van:

1.[verzoekers 1] ,

2.
[verzoekers 2]
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[verzoekers 3] ,
4.
[verzoekers 4] ,beiden wonende te [woonplaats 2] ,
verzoekers,
advocaat mr. J.M. Wagenaar te Enschede,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. N.C.H. Blankevoort, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.1. De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 24 maart 2023 in de zaak met nummer C/13/722283 / HA ZA 22-690, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • de pleitnota van mr. Wagenaar ten behoeve van die mondelinge behandeling;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 4 april 2023 op het verzoek tot wraking;
  • een brief van 18 april 2023 van mr. Wagenaar waarin hij verzoekt om aanpassing van het proces-verbaal;
  • een brief van 13 oktober 2021 van mr. Wagenaar in een andere zaak;
  • de pleitnota van mr. Wagenaar ten behoeve van de zitting van de wrakingkamer op 26 april 2023.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 april 2023.
Verschenen zijn verzoekers 1 tot en met 3 met mr. Wagenaar, de rechter en
mr. L. Schwalb (griffier). Als toehoorders waren (namens Coöperatieve Rabobank U.A.) aanwezig [naam] en mr. D.J. Verheij.
De beslissing is bepaald op 10 mei 2023.

2.De feiten

Bij de rechter is een procedure aanhangig (met nummer C/13/722283 / HA ZA 22-690), waarin verzoekers als eisende partij optreden en Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna de Rabobank) als gedaagde partij.
De comparitie in deze zaak heeft plaatsgevonden op 24 maart 2023. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de comparitie hebben verzoekers de rechter gewraakt. Hierover staat in het proces-verbaal het volgende:
(…)[verzoekers 1] verklaart, zakelijk weergegeven:We hebben in 2008 een financiering aangevraagd voor een investering. We konden die financiering wel krijgen bij Rabobank maar dan moesten we ook een renteswap afsluiten. We hadden daarin geen keuze, anders zouden we de financiering niet krijgen. U vraagt mij waarvoor wij dachten te tekenen toen wij de renteswap aangingen. We dachten dat met de renteswap een rentestijging afgezekerd zou zijn. We hebben nooit gehoord dat de renteswap een negatieve waarde kon krijgen. We waren tot de nok toe gefinancierd. We zijn uiteindelijk bij de afdeling bijzonder beheer terecht gekomen doordat de lening te hoog werd, Rabobank telde namelijk de negatieve waarde bij het obligo op en daardoor werd de lening veel hoger dan hij daadwerkelijk was. In 2016 kwamen we erachter dat we die negatieve waarde daadwerkelijk moesten betalen. In de opzeggingsbrief stond namelijk dat de negatieve waarde betaald moest worden maar dat was ons nooit verteld.Mr. Wagenaar verklaart, zakelijk weergegeven:Door de hoge rentelasten is [verzoekers 2] onder bijzonder beheer geplaatst bij Rabobank. Zij hadden al een rentecap en waren voor de rest variabel gefinancierd. Vanaf 2008 betaalden zij géén vaste rente, Rabobank zegt dat wel maar dat is niet zo. Rabobank verplichtte hen om een renteswap aan te gaan. Dat is niet hetzelfde als een vaste rente. De rechtbank zegt dat er in de praktijk een vaste rente betaald wordt (want dat is het resultaat van een renteswap), maar ik maak bezwaar tegen die opmerking. Dat is helemaal niet afgesproken. De kern van de discussie is juist dat [verzoekers 2] eerst variabel gefinancierd was met een rentecap, ze hadden nooit een vaste rente en al helemaal niet voor de duur van tien jaar. Dat wilden ze ook helemaal niet. De renteswap had nooit geadviseerd mogen worden want het was helemaal niet passend voor [verzoekers 2] . Als ze goed ingelicht waren hadden ze een lening met een variabele rente genomen zonder afdekking van de renterisico’s of ze hadden een rentecap afgesloten. De rechtbank vraagt mij hoe een vaste swaprente ervoor zorgt dat [verzoekers 2] onder bijzonder beheer kwam. De wil van [verzoekers 2] was niet gericht op een vaste rente van tien jaar. Ze gingen vanaf 2008 een hogere swaprente betalen dan de variabele rente op dat moment en daardoor kwamen ze bij bijzonder beheer. De rentelasten waren namelijk te hoog. Dat blijkt ook uit het rapport van de AFM, waarin staat dat MKB’ers massaal in de problemen kwamen toen de variabele rente daalde. Bovendien staat in de kredietovereenkomst van 2008 al een optie voor renteconversie, dan heb je toch al bescherming? Je kan dan dus een ander soort rente kiezen als de kosten te gortig worden. Dan heb je helemaal geen renteswap nodig. De rechtbank zegt nu ook dat [verzoekers 2] zekerheid wilde, maar dat klopt niet. Ik overweeg u te wraken.Na een korte schorsing:Ik wraak de rechter. De wrakingsgronden zijn de volgende:
1. De rechter zei op enig moment “u sprak een vaste rente af.” Daar heb ik gemotiveerd bezwaar tegen gemaakt. Ik heb aangegeven dat dat niet zo is en dat het juist de kern van het juridisch debat is tussen partijen en dat dat precies het standpunt van Rabobank is.
2. De rechter zei op enig moment “u wilde zekerheid.” Daar heb ik bezwaar tegen gemaakt. Ook dat is de kern van het juridisch debat tussen partijen. En ook dat is precies het standpunt van Rabobank.Ik verwijs nog expliciet naar deze twee specifieke punten in mijn pleitnota die daar aan de orde zijn gesteld en ik verwijs nog naar een uitspraak van de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam, ECLI:NL:GHAMS:2023:463. Door het voorgaande is de rechterlijke onpartijdigheid in het geding gekomen en is de schijn van partijdigheid gewekt.

3. Het verzoek en de gronden daarvan

Mr. Wagenaar heeft het wrakingsverzoek – blijkens zijn pleitnota – als volgt toegelicht. De zaak bij de rechter gaat over een renteswap die door de Rabobank dringend is geadviseerd aan verzoekers. Tijdens de mondelinge behandeling is meermaals gebleken dat de rechter vooringenomen was. Stellingen van de Rabobank die door verzoekers werden betwist, werden door de rechter als vaststaand feit of zelfs al als conclusie gepresenteerd. De eerste grond voor wraking is dat de rechter zei: “
U sprak een vaste rente af”. In de conclusie van antwoord heeft de Rabobank wel tien keer vermeld dat verzoeker voor een vaste rente koos. Dit is gemotiveerd betwist in de pleitnota van mr. Wagenaar. Ook heeft verzoeker tijdens de mondelinge behandeling zelf bevestigd dat hij altijd bewust voor een variabele rente koos, vanwege de flexibiliteit. Met de uitspraak “
U sprak een vaste rente af” nam de rechter de stelling van de Rabobank als vaststaand feit aan. Mr. Wagenaar heeft daar direct bezwaar tegen gemaakt. De tweede wrakingsgrond is de opmerking van de rechter “
U wilde zekerheid”. Hiervoor geldt min of meer hetzelfde als voor de opmerking “
U sprak een vaste rente af”. De Rabobank noemde in haar conclusie van antwoord acht keer dat verzoeker zekerheid wilde. Ook dit punt is gemotiveerd betwist door verzoekers en was nu juist onderwerp van het juridisch debat tussen partijen. Ook naar aanleiding van deze opmerking heeft mr. Wagenaar direct bezwaar gemaakt. Indien bepaalde zaken onduidelijk waren voor de rechter had hij verzoekers open vragen moeten stellen en het antwoord vervolgens moeten voorleggen aan de Rabobank.
Op de zitting van de wrakingskamer hebben mr. Wagenaar en verzoekers hieraan toegevoegd dat de toon van de zitting eenzijdig was en dat verzoekers hierdoor het gevoel hadden dat zij geen eerlijke behandeling kregen. In het proces-verbaal mist deze toonzetting. Nadat mr. Wagenaar bezwaar had gemaakt tegen de opmerkingen van de rechter stelde de rechter wel een paar vragen, maar hij ging daarbij alleen maar in de verdediging en hij herhaalde zijn standpunten. Verzoekers voelden zich niet gehoord en kregen het gevoel dat de rechter haast had en vroeg naar huis wilde.

4.De reactie van de rechter

De rechter berust niet in de wraking. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij, voor zover hij zich herinnert, niet heeft gezegd “
U sprak een vaste rente af”. Dit blijkt ook niet uit het proces-verbaal. De uitlating “
U wilde zekerheid” (of woorden van gelijke strekking) heeft de rechter wel gedaan. Dit was naar aanleiding van de opmerking van verzoeker dat hij dacht dat met de renteswap een rentestijging afgezekerd zou zijn. De rechter heeft dat in het vervolg van het gesprek geparafraseerd als “
U wilde zekerheid”.
Ter zitting van de wrakingskamer heeft de rechter hieraan toegevoegd dat
mr. Wagenaar, indien hij van mening was dat de rechter een en ander niet goed had begrepen, daar in zijn tweede termijn op had kunnen terugkomen. Daar was alle gelegenheid voor geweest. Het is niet zo dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling zijn oordeel al klaar had. Hij is ook niet pas vragen gaan stellen aan verzoekers na de bezwaren van mr. Wagenaar, maar al daarvoor. De rechter wilde weten wat verzoekers dachten toen zij voor de
swaptekenden. Er waren door beide partijen uitgebreide stukken in het geding gebracht, maar de rechter wilde meer duidelijkheid krijgen over de gedachtegang van verzoekers. Vooral de advocaten waren aan het woord geweest en verzoekers hadden nog niks gezegd. Er was volgens de rechter sprake van een open gesprek in de eerste termijn. Het spijt de rechter dat hij de indruk heeft gewekt naar huis te willen. Dat hoort niet. Als de zaak door de rechter wordt voortgezet, zal hij met die indruk rekening houden.

5.5. De gronden van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij verzoeker(s) bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig dan wel vooringenomen is, objectief is gerechtvaardigd.
5.2
Blijkens het wrakingsverzoek richt het verwijt van verzoekers zich er met name op dat de rechter twee opmerkingen heeft gemaakt die het standpunt van de Rabobank onderschrijven, terwijl een en ander volgens verzoekers juist het springende onderwerp van het debat was. Dit zou volgens verzoekers duiden op vooringenomenheid. Op basis van het proces-verbaal van 24 maart 2023 kan de wrakingskamer echter niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de rechter de opmerking “
U sprak een vaste rente af” heeft gemaakt. De opmerking “
U wilde zekerheid” zou, zoals de rechter heeft meegedeeld, gemaakt zijn, maar was zoals door rechter is toegelicht, bedoeld als een parafrasering van wat een van de verzoekers zelf eerder ter zitting had gezegd. Op basis van het proces-verbaal kunnen de twee opmerkingen van de rechter dan ook niet leiden tot toewijzing van het verzoek tot wraking.
5.3
Daarbij is van belang dat in de zaak die de rechter in behandeling had (kennelijk) sprake was van een dik dossier en van een niet eenvoudige materie, terwijl de zitting al langere tijd duurde. In die fase van de procedure, zeker tijdens een mondelinge behandeling, mag een rechter partijen kritisch bevragen en stellingen voorhouden, (mede) om weerwoord uit te lokken. Uit het proces-verbaal kan ook niet blijken dat de rechter, nadat mr. Wagenaar bezwaar had gemaakt tegen een opmerking van hem, niet (meer) open stond voor het standpunt van verzoekers. Het is daarbij niet aan de wrakingskamer om in de inhoud van dit dossier te treden en te beoordelen of de (beweerde) opmerkingen juist zijn of niet. De (beweerde) opmerkingen leveren objectief gezien geen zwaarwegende aanwijzing op van vooringenomenheid van de rechter.
5.4
Ter zitting van de wrakingskamer is daarnaast gebleken dat de verwijten van verzoekers niet alleen zien op de twee (beweerde) opmerkingen, maar dat verzoekers zich tijdens de mondelinge behandeling niet gehoord en niet eerlijk behandeld voelden, dat de zitting eenzijdig verliep en dat zij het gevoel hadden dat de rechter gehaast was. De rechter heeft hiertegenover aangevoerd dat hij zijn oordeel nog niet klaar had en dat er in de tweede termijn nog alle ruimte zou zijn geweest voor debat, maar dat het door de wraking niet zo ver is gekomen. De beleving van hoe de zitting is verlopen loopt derhalve uiteen. De wrakingskamer kan onder die omstandigheden niet vaststellen dat de vrees van verzoekers dat de rechter vooringenomen was objectief gerechtvaardigd is. Ook dit kan dus niet leiden tot wraking. De rechter heeft zijn excuses aangeboden voor het feit dat hij mogelijk en ongewild een gehaaste indruk heeft gewekt en gezegd dat verzoekers bij voortzetting van de zaak alle tijd en ruimte krijgen om hun standpunten naar voren te brengen.
5.5 Het verzoek tot wraking zal dus worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met nummer C/13/722283 / HA ZA 22-690 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, en M.W. van der Veen en
C.A.E. Wijnker, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2023.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.