ECLI:NL:RBAMS:2023:6729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/739571 / KG ZA 23-841
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met eenhoofdig gezag naar Curaçao en de gevolgen voor het contact met de vader

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de verhuizing van de moeder met hun minderjarige kind naar Curaçao. De vader, die geen omgang heeft met het kind, vorderde dat de moeder zou worden verboden te verhuizen buiten een straal van 10 kilometer van zijn woonplaats, en in het geval van een verhuizing, haar te verplichten terug te verhuizen. De moeder heeft eenhoofdig gezag over het kind en de vader heeft sinds 2015 geen omgang meer met het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zich niet houdt aan een eerder opgelegde informatieregeling, die haar verplichtte om de vader op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rondom het kind. De vader heeft zijn frustratie geuit over de situatie en de gevolgen van de verhuizing voor zijn contact met het kind.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de zorgen van de vader begrijpelijk zijn, de verhuizing van de moeder naar Curaçao niet in de weg staat aan het naleven van de informatieregeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van het kind niet gediend is met een verplichting voor de moeder om terug te verhuizen, vooral omdat er geen omgangsregeling is vastgesteld en de informatieverplichtingen ook vanuit Curaçao nageleefd kunnen worden. De vordering van de vader is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/739571 / KG ZA 23-841 IHJK/MvG
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser bij dagvaarding van 22 september 2023,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats kiezende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 9 oktober 2023 heeft de vader de vordering toegelicht. De moeder heeft verweer gevoerd. De vader heeft producties in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren de vader en mr. Chylinska aanwezig. Namens de moeder was mr. Kleiweg aanwezig.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is met de advocaten van partijen besproken dat zij zouden nagaan waar de moeder thans woonachtig is en dat zij de voorzieningenrechter daarover uiterlijk 13 oktober 2023 nader konden berichten. Bij e-mail van 12 oktober 2023 heeft mr. Chylinska een uittreksel uit de Basisregistratie Personen van de moeder toegestuurd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015. De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.2.
[minderjarige] heeft van 23 februari 2016 tot 23 mei 2022 onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder. Er is geen omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van 14 januari 2020 van het gerechtshof Amsterdam is een informatieregeling bepaald. Die regeling houdt in dat de moeder in elke even maand aan de vader per e-mail een update zal geven over [minderjarige] , dat zij elke maand februari en oktober een recente goed gelijkende kleurenfoto aan de vader zal sturen en dat zij hem (een kopie van) ieder schoolrapport zal e-mailen. Dit alles op straffe van een dwangsom.
2.5.
Bij beschikking van 9 december 2020 van deze rechtbank is, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Bij beschikking van 26 oktober 2021 van het gerechtshof Amsterdam is deze beschikking bekrachtigd.
2.6.
De afgelopen jaren zijn er tussen partijen diverse procedures gevoerd, omdat de moeder de informatieregeling niet nakomt. De laatste procedure over de informatieregeling was bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 20 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat, samengevat, de aan de moeder opgelegde informatieregeling maximaal drie keer ten uitvoer kan worden gelegd bij lijfsdwang.
2.7.
Uit een uittreksel uit de basisregistratie personen van 11 oktober 2023 van de moeder blijkt dat zij recent is vertrokken naar Curaçao.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert samengevat - de moeder te verbieden met [minderjarige] te verhuizen buiten een straal van 10 kilometer van [woonplaats 2] , en in het geval de moeder wel verhuist of al is verhuisd, haar te verplichten terug te verhuizen naar [woonplaats 2] , een en ander op straffe van een dwangsom, althans in goede justitie een beslissing te nemen.
3.2.
De vader stelt hiertoe het volgende. Hij heeft van de vader van de moeder vernomen dat zij met [minderjarige] naar Curaçao is verhuisd dan wel ergens binnen Nederland is verhuisd. De moeder houdt zich niet aan de informatieregeling. Door de verhuizing zal de vader nog verder buitenspel worden gezet en zal het contact tussen hem en [minderjarige] nog verder verstoord raken. De vader is een procedure gestart om gezag te krijgen over [minderjarige] en om een omgangsregeling tot stand te brengen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de moeder in (de buurt van) [woonplaats 2] woont.
3.3.
De moeder voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1513) volgt dat in geval van gezamenlijk gezag de rechter op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de mogelijkheid heeft om de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, te verbieden op grote afstand van de andere ouder te gaan wonen, dan wel eerstgenoemde ouder te gelasten om terug te verhuizen, of zich te vestigen op zodanige afstand van de andere ouder dat omgang tussen het kind en die ouder kan plaatsvinden. Ook bij eenhoofdig gezag bestaat volgens deze rechtspraak een grondslag om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken, indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen (art. 1:247 lid 3 BW). Op grond van artikel 8 EVRM is de rechter in zodanig geval gehouden alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze om terug te verhuizen, kan dan een passende maatregel zijn.
4.2.
In deze zaak heeft de moeder eenhoofdig gezag over [minderjarige] . De vader heeft sinds december 2015 in het geheel geen omgang meer met [minderjarige] . Partijen procederen al jaren over het gezag en de omgang. Er is door de rechtbank geen omgangsregeling vastgesteld, wel is de moeder verplicht om informatie aan de vader te geven over [minderjarige] . De moeder houdt zich niet aan deze regeling, ondanks de dwangmiddelen die kunnen worden ingezet als de moeder niet aan de uitvoering meewerkt. Dat is erg moeilijk te verteren voor de vader. Uit de overgelegde stukken blijkt dat hij zich inspant om steeds te doen wat er van hem wordt verwacht, terwijl de moeder dat niet doet. Het is begrijpelijk dat de vader zeer gefrustreerd is door de gang van zaken en zich machteloos voelt. Echter, de verhuizing van de moeder staat niet in de weg aan het naleven van de informatieregeling. De vader heeft aangekondigd dat hij opnieuw een procedure tot het vaststellen van omgang en gezag zal starten. Dat dit op korte termijn tot de vaststelling van een omgangsregeling zal gaan leiden, is – gelet op de uitkomst van de reeds gevoerde procedures – niet heel aannemelijk. De moeder heeft haar huurwoning in [woonplaats 2] ontruimd. Volgens de vader gaat [minderjarige] al sinds begin van dit jaar niet meer naar school. Hoewel de zorgen van de vader heel begrijpelijk zijn en contactherstel met de vader in het belang is van [minderjarige] , is een verplichting om terug te verhuizen naar [woonplaats 2] op dit moment een te vergaande maatregel. Het belang van [minderjarige] lijkt er niet mee gediend, nu er geen omgangsregeling met de vader is, de informatieverplichtingen ook vanuit Curaçao kunnen - en moeten! - worden nageleefd, de moeder geen woning meer heeft en er blijkbaar ook geen school is waar hij wordt verwacht.
4.3.
Bovenstaande betekent dat de vordering van de vader zal worden afgewezen.
4.4.
Zoals te doen gebruikelijk in geschillen tussen ex-partners zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MvG