ECLI:NL:RBAMS:2023:6676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13.041785.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke ISD-maatregel na overtredingen van bijzondere voorwaarden

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De veroordeelde, geboren in 2003 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar met een proeftijd van twee jaar, onder bijzondere voorwaarden zoals meldplicht, ambulante behandeling, en een drugs- en alcoholverbod. De officier van justitie diende een vordering in tot tenuitvoerlegging van deze maatregel, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft op de zitting van 4 oktober 2023 de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar wel de gemachtigde raadsman en de officier van justitie. De reclassering had vastgesteld dat de veroordeelde zich onvoldoende hield aan de meldplicht en andere voorwaarden, wat leidde tot een hoog recidiverisico. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de zitting niet binnen de wettelijke termijn van een maand na indiening van de vordering had plaatsgevonden, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering voor de ontzegging van de rijbevoegdheid, maar wees de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel toe voor de duur van twee jaar, gezien de overtredingen van de veroordeelde.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht

Parketnummer: 13.041785.23

Uitspraakdatum: 4 oktober 2023 (tul)
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer in strafzaken, op de vordering ex artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel in de zaak van:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
(hierna: de veroordeelde).

De opgelegde maatregel

De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 17 mei 2023 - voor zover thans van belang - veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden:
meldplicht.Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres] in Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken niet de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname). Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra een intakegesprek heeft plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor (crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek). Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Veroordeelde verblijft bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een woonplek beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
drugsverbod. Veroordeelde gebruikt geen drugs;
alcoholverbod. Veroordeelde gebruikt geen alcohol;
dagbesteding. Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerken aan schuldhulpverlening. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
meewerken aan middelencontrole. Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
begeleiding door IFA. Veroordeelde laat zich begeleiden en heeft contact met zijn IFA coach, zolang als de reclassering dit nodig vindt.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank alsnog de tenuitvoerlegging zal bevelen van de voorwaardelijk opgelegde maatregel.

De procesgang

De rechtbank heeft de vordering op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigd raadsman van veroordeelde, mr. I. Baardman, de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en de deskundige [reclasseringsmedewerker 1] , werkzaam bij Reclassering Nederland, laatstgenoemde via een videoverbinding, op de openbare terechtzitting gehoord.
Veroordeelde is, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet op de openbare terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de vordering van de officier van justitie van 3 augustus 2023;
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering op 8 september 2023 aan de veroordeelde in persoon is betekend;
  • het reclasseringsadvies van 28 juli 2023, opgesteld door [reclasseringsmedewerker 2] .

Het reclasseringsadvies

Uit het “Advies aan opdrachtgever voortijdige negatieve beëindiging toezicht Reclassering Nederland” (hierna: het rapport) van 28 juli 2023 blijkt onder meer het volgende.
Veroordeelde staat onder toezicht bij Reclassering Nederland in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering heeft vastgesteld dat sprake is van overtreding van de bijzondere voorwaarden. Veroordeelde heeft zich onvoldoende gehouden aan de meldplichtafspraken bij de reclassering. Daarnaast heeft hij zich te laat afgemeld voor afspraken met de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) coach. Ook heeft hij niet goed meegewerkt aan de afname van een urinecontrole en is er sprake van veelvuldig alcohol- en drugsgebruik, ondanks een verbod op deze middelen. Laatstgenoemde is bij veroordeelde een grote risicofactor. In het verleden heeft het gezorgd voor delictgedrag en momenteel voor zorgelijk gedrag op straat. Veroordeelde heeft geen stabiliteit aangaande zijn leefgebieden. Hij verblijft tijdelijk bij een vriend, heeft geen dagbesteding en geen inkomen. Er zijn zorgen omtrent het sociaal netwerk van
veroordeelde. Door de genoemde situatie ziet de reclassering geen mogelijkheden meer om het reclasseringstoezicht verder uit te voeren omdat veroordeelde zich aan verschillende bijzondere voorwaarden onttrekt. De reclassering is van mening niet langer te kunnen bijdragen aan het beïnvloeden van het gedrag van veroordeelde en het uitvoeren van een adequaat risicomanagement, daar met name bij veroordeelde zijn verslavingsproblematiek op de voorgrond lijkt te staan. Hierdoor zijn de risico's tot op heden hoog.
De reclassering adviseert een beslissing waardoor het reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd wordt. De reclassering is van mening dat veroordeelde de voorwaarden heeft overtreden. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking.
Op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2023 heeft de deskundige [reclasseringsmedewerker 1] het advies bevestigd en in aanvulling daarop - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Wij weten niet hoe het op dit moment met veroordeelde gaat. De afgelopen tijd is geprobeerd contact met veroordeelde te krijgen, ook in het kader van de Top600, maar dat is niet gelukt.
De reclassering maakt zich ernstig zorgen over het alcoholgebruik van veroordeelde en staat niet positief tegenover een herkansing van het toezicht. De reclassering kent veroordeelde al sinds 2021 en het wil maar niet lukken interventies in te zetten.
Dit is in een ambulant kader meermalen geprobeerd, maar niet gelukt. Het klopt dat het toezicht al op redelijk korte termijn negatief retour is gezonden, maar dat heeft ermee te maken dat de reclassering veroordeelde in die periode slechts twee keer heeft gezien en dat er meteen sprake was overtredingen. Ook kwamen er steeds meer meldingen van de politie. Daarbij heeft veroordeelde niet helder gemaakt waarmee hij een inkomen verkrijgt. Er zijn dus op verschillende leefgebieden zorgen en het risicoop recidive blijft hoog.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Veroordeelde heeft van de rechtbank nog één kans gekregen met heel veel voorwaarden waarmee hij een gedragsverandering kon laten zien. Veroordeelde is direct weer de fout in gegaan. Ook is het niet gelukt om met hem in contact te komen. Veroordeelde heeft laten zien dat hij niet in staat is zich aan deze voorwaarden te houden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover de vordering ziet op de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM). Aan die voorwaardelijk opgelegde straf zijn immers geen bijzondere voorwaarden, maar is alleen een algemene voorwaarde gekoppeld.
Verder heeft de officier van justitie het volgende naar voren gebracht. Op 3 augustus 2023 heeft de rechter-commissaris op grond van artikel 6:6:20 van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige tenuitvoerlegging bevolen van de niet ten uitvoer gelegde maatregel, en op dezelfde datum is deze vordering door het Openbaar Ministerie ingediend. De behandeling van de vordering is in eerste instantie bij het verkeerde forum aangebracht, namelijk voor de zitting bij de politierechter op 16 augustus 2023. Deze zitting is niet doorgegaan. Abusievelijk is de zaak vervolgens niet binnen de termijn van een maand na het indienen van de vordering ex artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering op een zitting van de meervoudige kamer gepland. Na contact met de raadsman hierover is meteen gehandeld en is veroordeelde op 14 september 2023 onmiddellijk in vrijheid gesteld. Omdat veroordeelde ten onrechte nog stond gesignaleerd, is hij op 28 september 2023 weer aangehouden maar op 29 september 2023 weer vrijgelaten.
Het – na het indienen van de vordering van 3 augustus 2023 - niet binnen een maand op zitting plannen dient volgens de officier van justitie voor wat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel betreft echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden, nu de wet aan deze overschrijding geen rechtsgevolg verbindt. Volstaan kan worden met de constatering dat de termijn is overschreden.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, nu de dertig dagen termijn voor het op zitting plannen is overschreden. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de politierechter van de rechtbank Rotterdam waarin het Openbaar Ministerie in eenzelfde geval niet-ontvankelijk in de vordering is verklaard (ECLI:NL:RBROT:2021:11279). In ieder geval is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering als het gaat om de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegheid.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht veroordeelde een laatste kans te geven en niet over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. Volgens de raadsman heeft veroordeelde opstartproblemen en is het toezicht te snel negatief retour gezonden. Veroordeelde is vast komen te zitten en daar is hij erg van geschrokken. Dat heeft hem doen inzien dat hij zich graag aan de voorwaarden wil houden en afspraken wil maken.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de zitting niet plaatsvindt binnen een maand na het indienen van de vordering. Dat maakt echter niet dat het Openbaar Ministerie daarmee niet-ontvankelijk in de vordering zou moeten worden verklaard. Hoewel de zaak in eerste instantie bij het verkeerde forum (op een politierechterzitting) is aangebracht en er onterecht een signalering van veroordeelde is geweest, heeft het Openbaar Ministerie adequaat gehandeld toen de raadsman aan de bel trok. Er is al met al naar het oordeel van de rechtbank sprake van een overschrijding met 12 dagen. In de door de raadsman aangehaalde zaak van de politierechter ging het volgens de politierechter om een aanzienlijke overschrijding met 26 dagen. Alleen al om deze reden is die zaak niet van overeenkomstige toepassing op de zaak van veroordeelde. Verder overweegt de rechtbank dat de wet geen sanctie verbindt aan de overschrijding van de termijn van een maand. Op grond van het vorenstaande laat de rechtbank het dan ook bij de constatering dat de termijn is overschreden. Het primaire verzoek wordt dan ook afgewezen en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk.
Wel verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering als het gaat om de voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid, nu daar geen bijzondere voorwaarde(n), maar slechts een algemene voorwaarde aan gekoppeld is.
Ook het subsidiaire verzoek van de raadsman wordt door de rechtbank afgewezen. Veroordeelde heeft een allerlaatste kans gekregen, maar heeft zich van het begin af aan meermalen niet gehouden aan verschillende voorwaarden. Daaruit blijkt dat veroordeelde deze allerlaatste kans niet met beide handen heeft aangegrepen en de rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit nu anders zal zijn. Veroordeelde kampt op verschillende leefgebieden met problemen en het recidiverisico is nog altijd hoog. Veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal dan ook de vordering toewijzen en de tenuitvoerlegging van de maatregel voor de duur van twee jaar bevelen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering voor zover die ziet op de tenuitvoerlegging van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige toe en beveelt de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Deze beslissing is genomen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2023.