Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Vordering
2..Feiten
3..Procedure
4..Conclusie officier van justitie
5..Standpunt verdediging
6..Beoordeling ontvankelijkheid
7..Beslissing
mr. R. Brand, politierechter,
mr. J.R. de Graaf,
10 november 2021.
Rechtbank Rotterdam
Op 10 november 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf, ingediend door de officier van justitie mr. J.A. Kramer op 15 september 2021. De veroordeelde had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd gekregen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De vordering was gebaseerd op een rapport van Reclassering Nederland van 15 juli 2021.
De politierechter constateerde dat de termijn van artikel 6:6:21 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering met 26 dagen was overschreden. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de overschrijding van de termijn in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De politierechter oordeelde dat, hoewel de wet geen sancties verbindt aan de termijnoverschrijding, deze termijn niet zonder reden is opgenomen. De rechter benadrukte het belang van rechtszekerheid voor de veroordeelde en concludeerde dat de overschrijding van de termijn door het Openbaar Ministerie niet zonder gevolgen kon blijven.
Uiteindelijk verklaarde de politierechter het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering en hevelde het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging op. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.