ECLI:NL:RBAMS:2023:6643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13066287.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging woningoverval met geweld door minderjarige verdachte; beoordeling van vrijwillige terugtred en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 maart 2023 samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd, waarbij geweld is gebruikt en een vuurwapen is getoond. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in opdracht van anderen handelde en dat hij de overval expres heeft laten mislukken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte en zijn mededaders geweld hebben gebruikt en de woning hebben betreden. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op de verklaringen van de aangever en de verdachte zelf, alsook op andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 104 dagen onvoorwaardelijk, en 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een coachingstraject en het naleven van afspraken met de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.066287.23
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Wiegant en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Aytemür, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [medewerkster Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [medewerkster Jeugdbescherming] , namens Jeugdbescherming [locatie] (hierna: [Jeugdbescherming] ) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 5 maart 2023 te Amsterdam poging afpersing in vereniging uit een woning van geld en/of horloges;
subsidiair ten laste gelegd als een poging diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging uit een woning van geld en/of horloges op 5 maart 2023 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 5 maart 2023 te Amsterdam in vereniging voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de primair ten laste gelegde poging woningoverval wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van het meermalen schoppen. Uit het letsel van aangever valt niet op te maken dat hij meermaals zou zijn geschopt en verdachte heeft ook verklaard dat aangever eenmaal is geschopt, aldus de raadsvrouw.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aangever [benadeelde partij 1] heeft op 5 maart 2023 aangifte gedaan van een poging woningoverval op zijn woning aan de [adres 2] . Volgens aangever hebben twee personen in DHL kleding bij hem aangebeld, met geweld de deur opengeduwd, hem een aantal keren tegen zijn been getrapt waarmee hij de deur probeerde dicht te houden en hem bedreigd met een wapen. Toen ze bij aangever binnen waren, is aangever weer geschopt en heeft een van de personen het vuurwapen op aangever gericht. Hierbij werd geroepen dat zij klokjes of geld wilden hebben. Aangever heeft vervolgens gezegd dat zij totaal verkeerd waren en dat hij dit niet had. Op een gegeven moment zag aangever dat zijn vriendin in de hal keek en dat de twee personen haar zagen. Hierop verlieten de twee personen de woning van aangever.
Kort na de woningoverval zijn verdachte en zijn medeverdachte in de omgeving en in DHL kleding door de politie aangehouden.
Verdachte heeft ook ter zitting bekend dat hij in opdracht van anderen de poging woningoverval heeft gepleegd gekleed in DHL-kleding en dat hij degene was die met het geladen vuurwapen heeft gedreigd zowel gericht op aangever als op de vrouw in de woning.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging woningoverval, in de vorm van de primair ten laste gelegde afpersing, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dit geldt ook voor het meermalen schoppen. Dat het letsel van aangever beter zou passen bij een val in plaats van meerdere schoppen, zoals door de advocaat van verdachte op zitting is bepleit, is niet nader onderbouwd en dat standpunt geeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangever.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Verdachte heeft ook ter zitting bekend dat hij het wapen en de munitie, te weten een doorgeladen revolver, voorhanden heeft gehad en daarnaast zijn deze ook tijdens de fouillering van verdachte aangetroffen. Gelet hierop en op het wapenrapport kan het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 5 maart 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, uit een woning, gelegen aan [adres 2] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen en horloges die aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorde,
- naar voornoemde woning van voornoemde [benadeelde partij 1] is toegegaan en vervolgens
- in een vals kostuum, te weten DHL-kleding, bij de voordeur van voornoemde woning van voornoemde [benadeelde partij 1] heeft aangebeld en vervolgens
- een stap naar voren heeft gezet in de richting van voornoemde [benadeelde partij 1] , en vervolgens
- zijn, voet tussen de voordeur heeft gezet en heeft gehouden en vervolgens
- de voordeur van de voornoemde woning met kracht heeft opengeduwd en vervolgens
- tegen de voordeur van de voornoemde woning heeft geduwd en vervolgens
- een vuurwapen heeft getoond en vervolgens
- meerdere malen met kracht heeft getrapt tegen het been van voornoemde [benadeelde partij 1] ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde partij 1] ten val is gekomen en vervolgens
- meerdere malen terwijl voornoemde [benadeelde partij 1] op de grond lag met kracht heeft geschopt tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 1] en vervolgens
- een vuurwapen op korte afstand op voornoemde [benadeelde partij 1] heeft gericht en daarbij voornoemde [benadeelde partij 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Klokjes, klokjes of geld, geld!” en vervolgens
- een vuurwapen op korte afstand op voornoemde [benadeelde partij 2] heeft gericht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 5 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM, model Olympic 38, kaliber .22, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie van categorie III, te weten 8 patronen van het kaliber .22, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw van verdachteheeft aangevoerd dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft verklaard dat hij de woningoverval expres heeft laten mislukken. Omdat er opdrachtgevers achter de overval zaten kon verdachte niet eerder stoppen dan vanaf het moment dat hij zich in de woning bevond. Verdachte is toen zelf gestopt en heeft de woning verlaten.
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat geen sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. Er was al sprake van een voltooide poging. Verdachte zou op dat moment dus handelingen moeten verrichten om de gevolgen hiervan ongedaan te maken, zoals de politie bellen of aangevers kalmeren. Dit heeft verdachte niet gedaan.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
De rechtbank overweegt dat uit niets is gebleken dat verdachte vrijwillig is teruggetreden. Nadat verdachte en de andere persoon de woning hadden betreden, hebben zij aangever en zijn vriendin bedreigd met een wapen en hebben zij geweld gebruikt.
Uit de verklaring van aangever volgt dat verdachte en de andere persoon de woning hebben verlaten, nadat aangever zei dat zij totaal verkeerd waren, dat hij slechts een Apple watch had, zij nog een kans hadden om gewoon weg te gaan en zij de vriendin van aangever zagen. [getuige] heeft bij de politie verklaard dat ze zijn weggegaan, omdat hij ervan overtuigd was dat aangever geen horloge had.
Hieruit wordt duidelijk dat sprake is geweest van externe factoren, en dus niet van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheden, die de voltooiing van het misdrijf hebben voorkomen. Op grond hiervan verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
De raadsvrouw van verdachteheeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan de tijd die verdachte in het kader van de voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht geen coachingstraject op te leggen, omdat verdachte hier niet voor open staat.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging woningoverval waarbij hij de woning van slachtoffer [benadeelde partij 1] is binnengedrongen en geweld heeft gebruikt. Daarbij heeft hij aangever en zijn vriendin bedreigd met een geladen, en dus schietklaar vuurwapen, door dat wapen op hen te richten. Dat is levensgevaarlijk. Deze traumatische ervaring en het gevoel nergens meer veilig te zijn zal, naar de ervaring leert, het leven van de slachtoffers langdurig kunnen beïnvloeden. Aangever heeft ongeveer drie weken na dit heftige incident bij de politie verklaard dat hij nog steeds veel angst heeft door wat de daders hem hebben aangedaan. Hij is ook bang om de deur voor onbekenden te openen en wil zelfs verhuizen. Ook slaapt hij slecht en heeft hij nachtmerries. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen revolver. Vuurwapenbezit is ontwrichtend voor de maatschappij en kan tot ernstige geweldsdelicten leiden, waardoor het met kracht moet worden bestreden.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van
8 maart 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 22 juni 2023;
  • rapport van [Jeugdbescherming] opgemaakt op 23 juni 2023;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door mw. K. Oostra, GZ-psycholoog, op 8 juni 2023.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Bij verdachte is sprake van een disharmonisch profiel waarbij de verbale capaciteiten op gemiddeld niveau liggen en de perceptuele capaciteiten op benedengemiddeld niveau.
De gedragsproblemen van verdachte roepen duidelijke zorgen open beperken verdachte in zijn functioneren. In dit kader wordt dan gesproken van een ‘andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis'. Daarnaast wordt gesproken van een ouder-kindrelatieprobleem, waarbij met name moeder zich conflictvermijdend opstelt en er onvoldoende danwel inadequaat ouderlijk toezicht wordt geboden.
Er worden op basis van het psychisch functioneren geen redenen gezien om aan te nemen dat verdachte geen invloed had op zijn eigen gedragskeuzen voorafgaand en ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Op basis hiervan komt de psycholoog tot het advies om beide ten laste gelegde feiten volledig aan verdachte toe te rekenen.
Al met al wordt het risico op toekomstig gedrag zoals het huidige ten laste gelegde ingeschat als matig. Het moge duidelijk zijn dat wanneer de structuur in het dagelijks functioneren wegvalt en verdachte meer tijd buitenshuis doorbrengt (risico op negatieve beïnvloeding) de risico’s verder toenemen. Op korte termijn dient duidelijkheid te komen over de woonsituatie van verdachte. Daarnaast is het aangewezen om een gestructureerde vrijetijdsbesteding middels werk te realiseren. Inzet van een jongerencoach kan hierin van meerwaarde zijn. Naast de praktische zaken zoals wonen, dagbesteding en zicht verkrijgen op het sociaal netwerk wordt meerwaarde gezien van behandeling waarbij aandacht wordt besteed aan onderliggende cognities en emoties. In dit kader wordt een uitgebreide delictanalyse geadviseerd, waarbij het van belang is dat verdachte zijn inzicht in de situatie (en risico’s) vergroot wordt en dat hij adequaat kan reflecteren op zijn handelen voorafgaand en tijdens het ten laste gelegde. Naast een individueel traject voor verdachte lijkt een systeemgerichte aanpak aangewezen, van waaruit moeder handvaten geboden krijgt om haar rol als opvoeder duidelijker invulling te kunnen geven en waarbij ook de rol van vader een duidelijker invulling krijgt. Hierbij wordt gedacht aan poliklinische behandeling in een instelling voor forensische GGZ, zoals de Waag of soortgelijke instelling.
Het is raadzaam de begeleiding en behandeling vorm te geven in een voorwaardelijk strafkader, om ook op de langere termijn voldoende medewerking te garanderen en zicht te kunnen houden op het functioneren van verdachte. Wat betreft de best passende strafafdoening wordt een (deels) voorwaardelijke afdoening het best passend geacht.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het ingediende advies. Omdat verdachte wordt verdacht van zo een ernstig feit en hij een first offender is, is een coachingstraject aangeraden.
[Jeugdbescherming]heeft ter zitting naar voren gebracht dat tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis een aantal dingen goed zijn gegaan. Verdachte heeft zich gehouden aan het weekrooster en de afspraken. Op school is vanwege de detentieperiode sprake van een grote achterstand. Daarnaast heeft verdachte geen motivatie meer voor zijn opleiding, omdat de opleiding niet bij hem past. Er is een loopbaancoach ingezet, maar de opleiding die verdachte volgen heeft momenteel geen plek. Er wordt naar een andere oplossing gezocht.
Verdachte vertelt beetje bij beetje meer, maar er zijn vanuit [Jeugdbescherming] grote zorgen over de dingen waar verdachte niet over kan praten. Verdachte is aangemeld bij [welzijnsinstelling] voor een behandeling en een coachingstraject en de verwachting is dat zij binnen drie tot vier weken kunnen starten. Zij hebben ook dagbestedingsmogelijkheden voor het geval verdachte geen werk kan vinden tijdens de zomervakantie. [Jeugdbescherming] heeft geadviseerd het elektronisch toezicht niet langer op te leggen, omdat verdachte inmiddels in de eindfase van het ITB-Harde Kern traject zit.
De
ouders van verdachtehebben verklaard dat verdachte de afgelopen tijd verbetering heeft laten zien en dat zij het wenselijk zouden vinden als er een coachingstraject wordt opgestart.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In principe is de rechtbank van oordeel dat bij zulke ernstige bewezenverklaarde feiten een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In de persoon van de verdachte ziet de rechtbank echter aanleiding om het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie gelijk te stellen aan de tijd die verdachte al heeft vastgezeten en aan verdachte een langere voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de door de Raad en [Jeugdbescherming] geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gewerkt dient te worden aan het verlagen van het recidiverisico en binnen de jeugdgevangenis is het risico op verdere beïnvloeding door antisociale personen groot. Daarnaast is verdachte sinds enkele maanden geschorst en heeft hij laten zien dat hij zich aan de afspraken houdt.
Een belangrijk punt ter voorkoming van recidive is het milieu waarin verdachte zich bevindt, waarin hij kennelijk door personen is gevraagd een gewapende woningoverval uit te voeren. Hier moet zicht en grip op komen en de rechtbank is van oordeel dat de inzet van een coach hier het meest geschikt voor is. De rechtbank zal daarom als bijzondere voorwaarde een coachingstraject bij [welzijnsinstelling] opnemen. Ook zal de rechtbank de overige door de hulpverlening geadviseerde voorwaarden opleggen. De rechtbank acht de op te leggen bijzondere voorwaarden in het belang van de maatschappij ter voorkoming van recidive en tevens in het belang van de ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank ziet daarnaast in de ernst van de feiten aanleiding aan verdachte ook een werkstraf opleggen.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Pet, omschrijving: PL1300-2023051209-6310184, DHL;
  • 1 STK Munitie, omschrijving: PL1300-2023051209-6310373, .22 long rifle.
De officier van justitieheeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsvrouw van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Nu met behulp van de DHLpet het onder 1 bewezen geachte is begaan, zal de rechtbank dit voorwerp verbeurd verklaren.
Nu met behulp van het de munitie het onder 1 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 33b, 36c, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 46 (zesenveertig) dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 104 (honderd en vier) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zal meewerken aan het Harde Kern Aanpak traject, waaronder het weekrooster zoals iedere week opgesteld door de jeugdreclassering;
  • dat veroordeelde volgens rooster naar school en/of stage gaat en zich daar houdt aan de afspraken;
  • dat veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
  • dat veroordeelde gedurende de schoolvakanties meewerkt aan een dagbestedingstraject ofwel een bijbaan voor ten minste 24 uur per week;
  • dat veroordeelde zal meewerken aan (individuele en systemische) behandeling en begeleiding vanuit [welzijnsinstelling] of een soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [getuige] , geboren op [geboortedag 2] 2005;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedag 3] 1987 en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedag 4] 1987, tenzij dit in het kader van mediation is;
  • dat veroordeelde zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd niet zal bevinden in Amsterdam, tenzij de jeugdreclassering hier toestemming voor geeft;
  • dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming [locatie]tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Verklaart
verbeurd:
1 STK Pet, omschrijving: PL1300-2023051209-6310184, DHL;
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 STK Munitie, omschrijving: PL1300-2023051209-6310373, .22 long rifle.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.S. Crince le Roy, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.K. Mireku en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2023.
[(...)]