ECLI:NL:RBAMS:2023:6642

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13.073019.22 en 13.036511.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; bewezenverklaring mishandeling en poging doodslag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte vrijgesproken van diefstal met geweld, maar werd hij wel schuldig bevonden aan mishandeling van [benadeelde partij 1] op 21 maart 2022 te Amstelveen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de benadeelde partij heeft mishandeld door met een hard voorwerp en vuisten te slaan. In zaak B werd de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 2] op 3 februari 2023 te Amsterdam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met een mes op het slachtoffer heeft gestoken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een klaplong. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 180 dagen, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding van €1.000,- aan [benadeelde partij 1] en €8.960,- aan [benadeelde partij 2] toegewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische thuissituatie en de noodzaak voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.073019.22 (zaak A) en 13.036511.23 (zaak B)
Datum uitspraak: 18 juli 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2005,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [medewerkster Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [medewerker jeugdbescherming] , namens Jeugdbescherming [locatie 1] (hierna: [Jeugdbescherming] ) en de heer [medewerker jeugdorganisatie] , namens [jeugdorganisatie] en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van wat door mr. A. van Kernebeek namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en door mr. S.C. van Bunnik, namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 21 maart 2022 te Amstelveen diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging van airpods en een telefoon toebehorende aan [benadeelde partij 1] ;
subsidiair ten laste gelegd als een mishandeling in vereniging van [benadeelde partij 1] op 21 maart 2022 te Amstelveen;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 maart 2023 te Amstelveen voorhanden hebben van munitie van categorie III.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 3 februari 2023 te Amsterdam poging doodslag van [benadeelde partij 2] ;
subsidiair ten laste gelegd als zware mishandeling van [benadeelde partij 2] op 3 februari 2023 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 3 februari 2023 te Amsterdam openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 2] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
De raadsvrouw van verdachteheeft vrijspraak bepleit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met geweld. Naast de verklaring van aangever dat zijn goederen zijn weggenomen, is onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig om tot een bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit te komen.

5.Waardering van het bewijs

Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij aangever [benadeelde partij 1] via Snapchat een bericht heeft gestuurd om af te spreken in Amstelveen. Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] vervolgens in gevecht is geraakt en dat verdachte [benadeelde partij 1] toen in zijn buik heeft geslagen. Gelet op deze bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat met een boksbeugel is geslagen, omdat de aangifte op dit punt onvoldoende wordt ondersteund door de overige stukken in dossier. Nu zowel verdachte als zijn broer hebben verklaard dat zij wel een ring droegen en gelet op de foto’s van het letsel van aangever, zal de rechtbank bewezen verklaren dat met een hard voorwerp is geslagen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het voorhanden hebben van de knalpatronen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Tijdens de doorzoeking ter aanhouding van verdachte zijn in zijn slaapkamer knalpatronen aangetroffen. Uit het wapenrapport blijkt dat deze knalpatronen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie betreffen en dus strafbaar zijn. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde poging doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft vrijspraak bepleit. Er is geen sprake van opzet of voorwaardelijk opzet op de dood. Uit het letselrapport blijkt niet dat aangever [benadeelde partij 2] aan het toegebrachte letsel had kunnen overlijden.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op 3 februari 2023 heeft een steekincident plaatsgevonden op het metrostation [locatie 2] waarbij aangever [benadeelde partij 2] gewond is geraakt. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die [benadeelde partij 2] heeft neergestoken, omdat hij zich aangevallen voelde.
De rechtbank heeft op de zitting de camerabeelden van het steekincident bekeken. Hierop is te zien dat verdachte meermalen en met kracht vanaf boven zijn hoofd met een groot mes op [benadeelde partij 2] insteekt. Te zien is dat na enkele seconden een getuige ingrijpt en het mes van verdachte afpakt. Uit het letselrapport blijkt dat [benadeelde partij 2] vier steekwonden heeft, waaronder een steekwond net naast zijn ruggengraat en bij zijn ribben en dat [benadeelde partij 2] een klaplong heeft opgelopen als gevolg van het steekincident. [benadeelde partij 2] heeft vijf dagen in het ziekenhuis moeten verblijven en er zijn medische ingrepen verricht, waaronder het plaatsen van een drain.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt dat voorwaardelijk opzet op de dood kan worden aangenomen. Uit vaste rechtspraak volgt dat voorwaardelijk opzet op de dood van een slachtoffer aanwezig is indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van beschrijving van de camerabeelden en het bekijken van de camerabeelden ter zitting blijkt dat verdachte meermalen en met kracht van bovenaf en met een mes met een lemmet van 23 centimeter richting de aangever heeft gestoken en aangever heeft geraakt. Verdachte heeft met zoveel kracht gestoken dat het slachtoffer een klaplong heeft opgelopen en daarnaast heeft verdachte meerdere malen en met kracht op plaatsen van het lichaam gestoken waar ook een slagader of vitale organen geraakt hadden kunnen worden, als gevolg waarvan het slachtoffer had kunnen overlijden. Een dergelijk steken is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer fataal geraakt zou worden dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gelet op wat onder 1 is overwogen kan bewezen worden dat verdachte geweld heeft gepleegd tegen aangever [benadeelde partij 2] . Uit de camerabeelden en de verklaring van het broertje van verdachte, blijkt dat zijn broertje ook geweld tegen aangever heeft gebruikt. De ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Ook het feit dat [benadeelde partij 2] als gevolg van de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel heeft ondervonden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. [benadeelde partij 2] heeft meerdere littekens op zijn lichaam en daarnaast kan hij als gevolg van het plaatsen van de drain in verband met zijn klaplong (vijf maanden na het steekincident) nog steeds niet sporten, is hij kortademig en kan hij zijn arm nog altijd niet helemaal optillen. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigen bewezen dat verdachte
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
op 21 maart 2022 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door meermalen met kracht met een hard voorwerp en vuisten te slaan tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 1] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 22 maart 2022 tot en met 23 maart 2022 te Amstelveen, munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 19 patronen, van het merk 9mm PAK, kaliber 9 millimeter, synoniem 9mm knal, voorhanden heeft gehad;
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 3 februari 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes
heeft gestoken in de onderrug en de linkerzijde onder de oksel en de rechterzij ter hoogte van de borst en de ribben en het linker bovenbeen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 3 februari 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten in het metrostration [locatie 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , door
- tegen voornoemde [benadeelde partij 2] te duwen en
- te slaan tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 2] en
-met die [benadeelde partij 2] in worsteling te geraken en
-met een mes te steken in de onderrug en de linkerzijde onder de oksel en de rechterzij ter hoogte van de borst en de ribben en het linker bovenbeen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een klaplong en een steekwond in de onderrug en de linkerzijde onder de oksel en de rechterzij ter hoogte van de borst en de ribben en het linker bovenbeen met blijvende littekens voor voornoemde [benadeelde partij 2] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 85 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 150 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachteheeft verzocht het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft vastgezeten. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen het opleggen van een voorwaardelijke straf en een taakstraf.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [benadeelde partij 2] . Hij heeft meerdere malen met een mes op het slachtoffer ingestoken. Voor het slachtoffer is dit erg pijnlijk en beangstigend geweest. Hij kampt nog steeds met de gevolgen van het misdrijf, zo blijkt uit de vordering tot schadevergoeding. Het slachtoffer heeft last van fysieke en psychologische klachten, waar hij binnenkort EMDR-therapie voor zal gaan volgen, en de littekens zijn nog steeds goed zichtbaar. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de psychische gesteldheid van het slachtoffer. Verdachte mag van geluk spreken dat het, dankzij de tussenkomst van de getuige en het spoedige medische handelen, niet erger met het slachtoffer is afgelopen. Al zou verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, bang te zijn geweest om van het spoor te worden geduwd, dan nog biedt dat geen enkele rechtvaardiging voor het heftige geweld dat verdachte heeft laten zien.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van slachtoffer [benadeelde partij 1] . Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt, maar het was voor het slachtoffer ook een dusdanige traumatische ervaring dat hij als gevolg daarvan nog steeds kampt met psychische klachten, zoals blijkt uit de ingediende vordering benadeelde partij.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van knalpatronen. Het bezit hiervan brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen mee, omdat dit kan leiden tot het gebruik van vuurwapens, met alle gevaren van dien.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 april 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • Verslag en advies van [Jeugdbescherming] opgemaakt op 27 juni 2023;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door drs. L. Heulekom, GZ-psycholoog, met supervisante [naam] , psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog, op 3 mei 2023.
De
psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een harmonisch intelligentieprofiel wat globaal gezien op beneden gemiddeld tot gemiddeld niveau ligt, TIQ 87. Er was volgens verdachte sprake van verbaal en fysiek geweld tussen van vader naar moeder en naar de kinderen. Na de scheiding dreigde het gezin dakloos te worden en kon moeder de opvoeding niet meer aan, waardoor verdachte en zijn tweelingbroer drie jaar bij oma (mz) in Suriname hebben gewoond. Verdachte en zijn broer zijn op hun vijftiende teruggekomen naar Nederland en wonen sindsdien bij moeder in [woonplaats] . Echter ervaart moeder fysieke en mentale klachten en is zij beperkt belastbaar, tevens spelen nog steeds financiële problemen.
Op basis van huidig onderzoek ontstaat het beeld van een jongen met forse regulatieproblemen, onvoldoende copingvaardigheden en ten gevolge daarvan gedragsproblemen. Verdachte is zowel emotioneel als pedagogisch fors tekort gekomen.
Er is sprake van een onveilige hechting (vermijdende hechtingsstijl). Door de onveiligheid en onveilige hechting, ervaart verdachte veel problemen met zijn emotieregulatie, heeft hij onvoldoende gevoel van basisveiligheid en onvoldoende basisvertrouwen in anderen. Bovendien ervaart hij veel moeite met onrecht en kan hij zich snel gekrenkt of onveilig voelen, wat wordt versterkt door de ervaren onveiligheid. Ook gebruikt hij cannabis om spanning of frustraties te reguleren.
In rust lijkt verdachte dus cognitief te weten wat er goed en fout is en laat hij zien over enig geweten te beschikken. Als de spanning oploopt lukt dit hem echter niet meer en handelt hij reactief en impulsief, waarbij hij ook regels schendt en over grenzen kan gaan.
Classificerend wordt bij verdachte gesproken van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Daarnaast is sprake van ouder-kindrelatieproblematiek omdat het moeder onvoldoende lukt om hem adequaat te begrenzen en zij beperkt emotioneel beschikbaar is. Tevens is vader de afgelopen jaren niet meer betrokken bij de opvoeding en is er beperkt contact.
Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen. Op basis van de risicotaxatie-instrumenten en op basis van de klinische indruk van de onderzoekers kan gesproken van een matige recidive risico op soortgelijk gedrag zonder de inzet van behandeling.
Op basis van de gesignaleerde problematiek, ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte en om de kans op recidive te verlagen, wordt behandeling geadviseerd. Individuele behandeling van verdachte dient zich te richten op het beter leren reguleren en hanteren van zijn emoties, het versterken van zijn copingvaardigheden en het leren opbouwen van vertrouwensrelaties. Het is wenselijk hierbij ook meer zicht te krijgen op zijn sociale netwerk en rol hierin, zodat eventueel aandacht kan zijn voor zijn weerbaarheid. In eerste instantie wordt behandeling door een psycholoog vanuit [jeugdorganisatie] geadviseerd, naast de coach die er al is van [jeugdorganisatie] die hem met praktische zaken kan begeleiden. Indien verbale therapie onvoldoende aansluit, kan meer non-verbale behandeling zoals psychomotore therapie (PMT) overwogen worden. Ondanks dat verdachte traumabehandeling vooralsnog zelf afhoudt, wordt dit wel relevant geacht. Daarnaast is het van belang systemische behandeling in te zetten om te zorgen dat verdachte leert om op een adequate wijze steun te ontvangen van moeder en moeder leert hem adequaat te begrenzen. Op termijn kan er toegewerkt worden naar begeleid wonen.
Ter zitting heeft
[Jeugdbescherming]aangevoerd dat bij verdachte sprake kan zijn van een misplaatst rechtsvaardigheidsgevoel en zijn denkfouten daar bij aansluiten. Ook heeft verdachte moeite bij het overzien van oorzaken en gevolgen. Verdachte heeft een klik met zijn coach van [jeugdorganisatie] en [Jeugdbescherming] acht het van belang dat begeleiding wordt gecontinueerd. De positieve lijn die nu is ingezet is geen garantie voor de toekomst, maar [Jeugdbescherming] hoopt dat verdachte in de toekomst andere keuzes zal maken als gevolg van de handvatten die hij krijgt aangereikt. Het ITB-Harde Kern traject wordt niet meer uitgevoerd door [Jeugdbescherming] , maar de maatregel van toezicht en begeleiding zal wel zo worden ingevuld. Systeemtherapie is opgestart en wanneer de problemen in de thuissituatie zijn opgelost, zal gekeken worden naar begeleid wonen.
De coach van
[jeugdorganisatie]heeft ter zitting verklaard dat [jeugdorganisatie] vlak voor de detentie van verdachte betrokken is geraakt. De uitkomsten van het psychologisch onderzoek hebben het beeld over verdachte bevestigd. Door problemen in de thuissituatie en de verstoorde ontwikkeling in zijn socialisatie is verdachte afgevlakt. Er is dan ook nog een lange weg te gaan om verdachte weerbaarder te maken. De komende tijd zal door [jeugdorganisatie] worden gewerkt aan het systeem en het opbouwen van vertrouwen, zodat verdachte in contact kan komen met zijn emotie. Als sprake is van een stabiele thuissituatie kan worden gedacht aan een begeleid wonen traject.
Ter zitting heeft
de Raadzich aangesloten bij het advies van [Jeugdbescherming] . Er staat een goed team aan hulpverleners om verdachte heen. Verdachte heeft zich goed aan de afspraken gehouden binnen zijn schorsing, maar staat nog aan het begin van alle hulpverlening die nodig is om positief te ontwikkelen. De Raad heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de behandeling en begeleiding van [jeugdorganisatie] , naar school gaat volgens het rooster en een avondklok en enkelband voor de duur van twee maanden.
De
moeder van verdachteheeft ter zitting verklaard dat zij verdachte in het verleden niet de zorg en liefde heeft gegeven die hij nodig had. Moeder staat open voor hulpverlening en ziet ook een grote verandering bij verdachte.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In beginsel zijn de bewezenverklaarde feiten ernstig genoeg om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis in detentie heeft doorgebracht. De rechtbank overweegt daarbij ook dat verdachte tijdens zijn schorsing in zaak A opnieuw in aanraking is gekomen met politie vanwege het plegen van een nieuw en zeer ernstig strafbaar feit, zaak B.
De rechtbank zal echter in het voordeel van verdachte rekening houden met het feit dat verdachte sinds zijn recente schorsing van de voorlopige hechtenis in zaak B positieve stappen heeft gezet. Zo heeft hij na een langdurige detentie toch zijn diploma weten te halen en werkt verdachte goed mee aan de hulpverlening geboden door een sterk team van hulpverleners. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarnaast een deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geadviseerd door de hulpverlening.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten ook nog een onvoorwaardelijke werkstraf rechtvaardigen, zodat zij die tevens aan verdachte oplegt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het niet laag maar matig beoordeelde recidiverisico en het feit dat verdachte tijdens zijn schorsing met een ernstig gewelddadig strafbaar feit is gerecidiveerd, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165405, zwart, merk: Apple Iphone;
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165760;
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165767;
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165768, Kist alarmpistool;
  • 19 STK Patroon, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165739, GSG;
  • 1 STK Steekwapen, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297547;
  • 1 STK Sieraad, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297550;
  • 1 STK Elektronica, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297552, Wit;
  • 1 STK Jas, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297555.
De officier van justitieheeft gevorderd de telefoon, het sieraad en de bontkraag (jas) te retourneren aan verdachte, de dozen, de munitie en het steekwapen te onttrekken aan het verkeer en de elektronica te retourneren aan de rechtmatige eigenaar.
De raadsvrouw van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Nu de dozen en de patronen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte in zaak A begane misdrijf, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortelijk misdrijf en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Nu met behulp van het steekwapen het in zaak B bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal dit steekwapen worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de overige voorwerpen is niet vast te stellen dat deze zijn gebruikt bij het plegen van de misdrijven ofwel dat het bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Deze goederen zullen derhalve worden geretourneerd aan de rechthebbenden, waarbij is gebleken dat de bontkraag van de jas, het sieraad en de telefoon aan verdachte toebehoren.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.021,- aan materiële schadevergoeding en
€ 1.400,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De
advocaat van de benadeelde partijheeft ter zitting gepersisteerd bij de ingediende vordering. Ook indien verdachte zou worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde kan de materiële schade worden toegewezen, aangezien er voor rechtstreekse schade een lage drempel geldt.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de gevorderde vrijspraak. De officier van justitie heeft gevorderd de immateriële schade hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van verdachteheeft de vordering betwist. Primair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de immateriële schade aanzienlijk te matigen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Gelet op wat onder 4 is overwogen zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot materiële schadevergoeding, omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake is geweest van een diefstal en dus niet kan vaststellen dat er goederen zijn weggenomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij door de verdachten naar de school is gelokt en vervolgens in elkaar is geslagen. Als gevolg hiervan heeft de benadeelde partij letsel opgelopen, zoals blijkt uit de bijgevoegde foto’s en het feit dat hij bewusteloos raakte tijdens het doen van de aangifte. Ook heeft de benadeelde partij geestelijk letsel opgelopen. Als gevolg van het misdrijf is de benadeelde partij tot op heden niet meer naar school geweest, omdat hij zich angstig en onveilig voelt.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden zoals hiervoor genoemd en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,-. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] :
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 1.345,- aan materiële schadevergoeding en
€ 8.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De
raadsvrouw van de benadeelde partijheeft ter zitting verwezen naar de ingediende vordering. De benadeelde partij heeft als gevolg van het steekincident vijf dagen in het ziekenhuis moeten verblijven en zal binnenkort gaan starten met een behandeling door de psycholoog. Het is begrijpelijk dat het eigen risico voor 2024 niet-ontvankelijk zal worden verklaard, omdat dit toekomstige schade betreft.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met uitzondering van het eigen risico voor 2024. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van verdachteheeft de vordering betwist. De raadsvrouw heeft verzocht het eigen risico voor 2024 niet-ontvankelijk te verklaren, de schade voor de kleding te matigen en de immateriële schade te matigen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de materiële schade betreffende het eigen risico voor 2024 niet-ontvankelijk verklaren, nu dit toekomstige schade betreft.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en overigens komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig voor. De vordering tot materiële schadevergoeding zal dan ook voor het overige worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 960,-.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier en de vordering van de benadeelde partij blijkt dat hem meerdere steekwonden zijn toegebracht. Als gevolg daarvan heeft de benadeelde partij een klaplong opgelopen. De benadeelde partij heeft thans meerdere littekens en ervaart nog steeds fysiek ongemak.
Ook is de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit op een andere wijze in zijn persoon aangetast. Het bestaan van geestelijk letsel kan naar objectieve maatstaven worden vastgesteld. De benadeelde partij heeft een e-mail bijgevoegd dat hij in verband met PTSS klachten is doorverwezen naar de psycholoog, alwaar hij binnenkort zal gaan starten met EMDR-therapie.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden zoals hiervoor genoemd en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank de ingediende vordering voldoende onderbouwd en zal deze ook worden toegewezen.
De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd, wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair en 2 en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
medeplegen van mishandeling;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
Eendaadse samenloop van:
poging tot doodslag;
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 101 (honderd en een) dagen bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 79 (negenenzeventig), van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • veroordeelde zal meewerken aan de systeemtherapie, coaching en een individueel vervolgtraject bij [jeugdorganisatie] ;
  • veroordeelde zal volgens rooster naar school en/of stage gaan;
  • veroordeelde zal zich houden aan een avondklok. Deze avondklok houdt in dat veroordeelde zich dagelijks tussen 19:00 uur en 07:00 uur zal bevinden op het adres van moeder. Aanpassing van het tijdstip van de avondklok is alleen mogelijk in overleg en na toestemming van de jeugdreclassering. Deze avondklok loopt tot één maand na de uitspraak, te weten tot 18 augustus 2023;
  • veroordeelde zal meewerken aan het elektronisch toezicht, de afspraken die daarbij gelden en het bijbehorende weekschema. Dit elektronisch toezicht zal lopen tot één maand na de uitspraak, te weten tot 18 augustus 2023;
  • veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedag 2] 2007 en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedag 3] 2003, tenzij dit in het kader van mediation is;
  • veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming [locatie 1]tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165760;
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165767;
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165768, Kist alarmpistool;
  • 19 STK Patroon, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165739, GSG;
  • 1 STK Steekwapen, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297547.
Gelast de teruggave aan de rechtmatige eigenaar van:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL1300-2022055320-G6165405, zwart, merk: Apple Iphone;
  • 1 STK Sieraad, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297550;
  • 1 STK Elektronica, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297552, Wit;
  • 1 STK Jas, omschrijving: PL1300-2023026959-G6297555.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade (21 maart 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 1] ter hoogte van € 1.000,- (zegge: duizend euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van € 8.960,- (zegge: achtduizend negenhonderdzestig euro), waarvan € 960,- (zegge: negenhonderdzestig euro) voor materiële schade en € 8.000,- (zegge: achtduizend euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (3 februari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 2] ter hoogte van € 8.960,- (zegge: achtduizend negenhonderdzestig euro). Voormeld bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Mireku, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2023.
[(...)]