ECLI:NL:RBAMS:2023:6638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
13/177150-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot binding met Nederland en België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, België. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft maar al 26 jaar in België woont, werd gevraagd om overgeleverd te worden aan België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon meer binding heeft met België dan met Nederland. Dit leidde tot de conclusie dat Nederland niet de aangewezen lidstaat is om een eventuele vrijheidsstraf op te leggen, omdat de gestelde binding met Nederland onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering niet afhankelijk te maken van een terugkeergarantie.

De behandeling van het EAB vond plaats op 12 september 2023, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en op 21 september 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin de binding van de opgeëiste persoon met Nederland werd beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon, ondanks zijn Nederlandse nationaliteit, onvoldoende binding met Nederland had, mede omdat hij geen bewijs had geleverd van zijn sociale en economische banden met Nederland.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, maar zonder de voorwaarde van een terugkeergarantie, omdat de opgeëiste persoon niet kon aantonen dat hij betere kansen op sociale re-integratie in Nederland zou hebben dan in België.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/177150-23
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 19 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op17 juli 2023 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1952,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 september 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft op
12 september 2023 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat in
’s-Hertogenbosch.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Bij tussenuitspraak van 21 september 2023 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen in het kader van artikel 6 OLW zijn binding met Nederland aan te tonen.
De behandeling van het EAB is op de zitting van 5 oktober 2023 hervat, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat in ’s-Hertogenbosch.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 21 september 2023

In haar tussenuitspraak van 21 september 2023 heeft de rechtbank al geoordeeld over
  • de grondslag en inhoud van het EAB,
  • de strafbaarheid van de feiten,
  • de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9 , eerste lid, aanhef en onder a, OLW,
  • de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW en
  • artikel 11 OLW in relatie tot de detentieomstandigheden in België.
Hetgeen de rechtbank daaromtrent heeft overwogen dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

4.1
Inleiding
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenuitspraak van 21 september 2023 heeft geoordeeld - wat hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd - en stelt vast dat nog ter beoordeling aan de rechtbank voorligt de vraag of de overlevering afhankelijk wordt gemaakt van een terugkeergarantie.
4.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
De raadsman heeft namens de opgeëiste persoon aangevoerd dat de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon afhankelijk moet maken van de verstrekte terugkeergarantie. De opgeëiste persoon heeft altijd binding met Nederland gehouden. Dat hij vlak over de grens in België is gaan wonen, is omdat hij in België een stuk grond kon kopen. Zijn familie (broers en zussen) woont nog in Nederland. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een uittrekstel uit de Basisregistratie personen overgelegd waaruit blijkt dat een zus in [plaats] woont. Tevens heeft hij in het verleden voor een Nederlands bedrijf gewerkt en krijgt hij van dit bedrijf pensioen en krijgt hij AOW. Volgens de opgeëiste persoon heeft hij altijd alleen in België gewoond maar speelde zijn leven zich in Nederland af.
De officier van justitie heeft, kort gezegd, gepersisteerd bij het ter zitting van 12 september 2023 ingenomen standpunt. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ter onderbouwing van de binding van de opgeëiste persoon met Nederland doet hier niet aan af. Daarom kan de rechtbank er van afzien om toepassing te geven aan artikel 6, eerste lid, OLW en de overlevering afhankelijk te maken van een terugkeergarantie.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 6 OLW kan overlevering van een Nederlander worden toegestaan voor
zover deze is gevraagd ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek en naar het oordeel van de uitvoerende justitiële autoriteit is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan. Het door de uitvoerende justitiële autoriteit afgeven van een zogenaamde terugkeergarantie is echter geen vereiste voor overlevering van een Nederlander.
Artikel 6 OLW biedt aldus de mogelijkheid om overlevering niet afhankelijk te maken van een terugkeergarantie. Te denken valt aan de situatie waarin een opgeëiste persoon weliswaar de Nederlandse nationaliteit heeft, maar geen of onvoldoende binding (meer) heeft met Nederland. In dat geval is het namelijk de vraag of Nederland de aangewezen lidstaat is om een eventueel in een andere lidstaat opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan, met andere woorden de vraag of de opgeëiste persoon als hij in Nederland gedetineerd zou worden, betere kansen op sociale re-integratie heeft. Bij de beoordeling daarvan is van belang in hoeverre een opgeëiste persoon (nog) binding heeft met Nederland.
De rechtbank concludeert op basis van de informatie waarover zij beschikt, dat de opgeëiste persoon meer binding heeft met België dan met Nederland. De rechtbank acht daarbij het volgende redengevend.
Dat de opgeëiste persoon (mede) van een Nederlands bedrijf pensioen ontvangt, is met een stuk uit april 2023 onderbouwd. Dat hij vanaf het moment waarop hij in België is gaan wonen (altijd) in Nederland heeft gewerkt is echter niet onderbouwd. Wat betreft de AOW
- waarvan de opgeëiste persoon heeft onderbouwd dat hij deze ontvangt - is niet meegedeeld om welk maandelijks bedrag het gaat en dus kan de rechtbank niet vaststellen of de opgeëiste persoon gedurende de 26 jaar dat hij in België woont eventueel nog AOW in Nederland heeft opgebouwd omdat hij in Nederland werkte. Verder is de enkele stelling dat de opgeëiste persoon nog broers en zussen in Nederland heeft wonen, onvoldoende om binding met Nederland aan te nemen, te meer omdat hij ook nog familie, zijn zoon en een neef, in België heeft wonen. Ten slotte is de stelling van de opgeëiste persoon dat zijn leven zich, ondanks dat hij in België woont, geheel in Nederland afspeelde, niet met stukken onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is Nederland daarom niet de aangewezen lidstaat om een eventueel in België opgelegde vrijheidsstraf te ondergaan omdat de gestelde binding met Nederland onvoldoende onderbouwd is en daarom niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon, als hij in Nederland gedetineerd zou worden, betere kansen op sociale re-integratie heeft. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank overlevering niet afhankelijk maken van de verstrekte terugkeergarantie.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 180 en 287 Wetboek van Strafrecht, 5a en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 13 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.