ECLI:NL:RBAMS:2023:663

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
22/2295
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een VRF-installatie in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een VRF-installatie beoordeeld. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op 7 december 2020. Eiseres heeft eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen.

De rechtbank onderzoekt of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Eiseres stelt dat verweerder voorbij is gegaan aan een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. De rechtbank concludeert echter dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er aantoonbare redenen zijn waarom de installatie niet inpandig kan worden gerealiseerd. De rechtbank verwijst naar de welstandsnota en de adviezen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die bevestigen dat de vergunde variant voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en stelt vast dat de vergunninghouder geen strijdigheid met het bestemmingsplan heeft aangetoond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit Amsterdam-Duivendrecht, eiseres
( [gem. eiseres] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam(verweerder)
( [gem. verweerder] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[belanghebbende]uit Amsterdam (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. D. op de Hoek).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van installaties in de uitsparing aan de achtergevel ter plaatse van het dakterras aan de [adres] te Amsterdam (de omgevingsvergunning).
Verweerder heeft met het besluit van 7 december 2020 de omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder.
Met een uitspraak van 24 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld met de brief van 4 februari 2022.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2021 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van eiseres beslist en is verweerder bij de verlening van de omgevingsvergunning gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: gemachtigde, [persoon 1] en [persoon 2] . De gemachtigde van verweerder heeft deelgenomen. Namens vergunninghouder hebben gemachtigde, [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 5] deelgenomen.

Besluitvorming tot nu toe

1.1
Vergunninghouder is eigenaar van het pand aan de [adres] te Amsterdam. Het pand is in gebruik als hotel en verhuurd aan de huidige exploitant. De VRF [1] -installatie bevindt zich momenteel in een van de hotelkamers. Hiertoe is de achtergevel van het pand aangepast. Vergunninghouder heeft voor het aanpassen van de achtergevel geen vergunning.
1.2.
Met het primaire besluit staat verweerder toe dat er een andere VRF-installatie op een plat dakje aan de achterzijde van het pand wordt geplaatst. De huidige installatie in de hotelkamer is dan niet langer nodig en de aangepaste achtergevel kan dan weer in de oude staat hersteld worden.
1.3.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van het ter plaatse geldende [naam bestemmingsplan] (het bestemmingsplan), voor zover dat ziet op het overschrijden van de maximale bouwhoogte.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 24 februari 2021 [2] de voorlopige voorziening toegewezen omdat verweerder volgens de voorzieningenrechter niet binnenplans kan afwijken.
1.5.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet langer gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid maar van de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 2.12 eerste lid, sub a, onder 2 in samenhang met artikel 4, vierde lid, van Bijlage II van het Bor.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder hangende het beroep alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres heeft genomen. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van haar beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar, omdat verweerder dit besluit alsnog heeft genomen. Het beroep zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beroep tegen het bestreden besluit
3.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Eiseres heeft in deze zaak aangevoerd dat verweerder voorbij is gegaan aan de uitspraak van de voorzieningenrechter.
3.2
De rechtbank is dit niet met eiseres eens en zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat in de Schoonheid van Amsterdam 2016 (de welstandsnota) is opgenomen dat voor monumenten geldt dat installaties inpandig moeten worden opgelost, tenzij er aantoonbare redenen zijn dat de installaties niet (geheel) inpandig kunnen worden gerealiseerd.
4.2
In de hiervoor genoemde uitspraak van de voorzieningenrechter is geoordeeld dat in het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) niet is terug te lezen dat aan het criterium uit het bestemmingsplan en de welstandsnota is voldaan. In het bestreden besluit heeft verweerder echter uitgebreid toegelicht welke mogelijke varianten voor het plaatsen van de VRF-installatie zijn onderzocht en waarom deze niet mogelijk zijn. In de eerste variant is een voorstel gedaan voor een oplossing waarbij de installaties zoveel mogelijk inpandig worden geplaatst, waarvoor een bestaand kozijn verwijderd dient te worden en kanalen bovendaks geplaatst dienen te worden. Volgens de CRK is het verwijderen van het kozijn een onomkeerbare maatregel die de monumentale waarde van het gebouw aantast. Daarbij zal door het bovendaks plaatsen van de kanalen het daklandschap ernstig worden aangetast. Bij de tweede variant zal de inlaat van de lucht middels een rooster in de achtergevel gerealiseerd worden en dienen de kanalen ook bovendaks geplaatst te worden. Dat is volgens de CRK tevens een onomkeerbare aantasting van de monumentale waarde van het gebouw en wordt het daklandschap hiermee ernstig aangetast. Vervolgens heeft verweerder een derde variant onderzocht waarin de VRF-installatie op de tweede verdieping inpandig zal worden geplaatst. Deze variant blijkt echter technisch niet uitvoerbaar te zijn aangezien hierdoor problemen zullen ontstaan met afwatering en demping.
4.3
De vergunde variant is volgens verweerder dan ook de beste oplossing. Deze variant is ook door de CRK aan de hand van de welstandsnota beoordeeld en akkoord bevonden. De CRK concludeert dat het project voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Daarbij heeft eiseres een rapport overgelegd van Mooi Noord-Holland waarin de vergunde variant ook is beoordeeld aan de hand van de welstandsnota. Hieruit volgt ook dat inpandige plaatsing een grotere afbreuk zou doen aan de monumentale waarden van het pand dan de vergunde variant. De vergunde variant is daarentegen reversibel en voldoet daarmee aan de redelijke eisen van welstand.
4.4
Uit het voorgaande blijkt dat aan het criterium uit de welstandsnota wordt voldaan. Voor de drie onderzochte varianten bestaan aantoonbare redenen gerelateerd aan technische haalbaarheid en welstand waaruit volgt dat de installatie niet inpandig kan worden gerealiseerd. Dit wordt ook bevestigd in de rapporten van de CRK en Mooi Noord-Holland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat er wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening op grond waarvan kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.
5. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat zij er geen vertrouwen in heeft dat er geen geluidsoverlast plaats zal vinden gezien de geschiedenis die zij heeft met de derde-partij. De installatie voldoet echter wel aan de daarvoor gestelde geluidsnormen en aangezien de rechtbank alleen hieraan kan toetsen slaagt deze beroepsgrond niet.
6. Vergunningshouder heeft gesteld dat er geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan en er dus een gebonden beschikking had moeten worden genomen door verweerder. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat de gronden van eiseres geen doel treffen en de vergunning dus standhoudt heeft de derde-partij geen belang meer bij bespreking van dit standpunt. De rechtbank zal op dit punt dan ook geen oordeel geven. De rechtbank stelt wel vast dat verweerder op de zitting heeft toegelicht dat zij net als de vergunninghouder van mening is dat er geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. Verweerder baseert dit in tegenstelling tot de derde-partij op een uitspraak van de Afdeling [3] waarin is geoordeeld dat luchtbehandelingskasten als ondergeschikt bouwdeel niet worden meegenomen bij het bepalen van de bouwhoogte van een pand.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep ten aanzien van het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift is niet-ontvankelijk. Het beroep voor het overige is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift
niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2023.
griffier
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Variable Refrigerant Flow.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2389.