ECLI:NL:RBAMS:2023:657

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
C/13/726559 FT RK 22.828
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van schuldsanering voor een alleenstaande vrouw met schulden

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van een dwangakkoord in het kader van de schuldsanering. Verzoekster, een 21-jarige alleenstaande vrouw, heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij hen 32,42% van haar totale vorderingen heeft aangeboden. Dit aanbod is gefinancierd door een krediet bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam en een extra bedrag vanuit het project Jongeren Schuldenvrije Start. De schuldeisers VanDijk B.V. en Trainmore hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, terwijl de overige schuldeisers wel akkoord gingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van VanDijk slechts 1,67% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt en dat Trainmore niet heeft gereageerd op het aanbod. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de meerderheid van de schuldeisers, die wel hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan de belangen van VanDijk en Trainmore. De rechtbank heeft ook overwogen dat verzoekster in een wettelijke schuldsanering niet in staat zou zijn om meer te bieden dan het huidige aanbod, gezien haar negatieve afloscapaciteit en de kosten van bewindvoering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het instellen van het dwangakkoord toegewezen en VanDijk en Trainmore bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering is afgewezen, omdat verzoekster daar geen belang meer bij had na de toewijzing van het dwangakkoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaak-/rekestnummer: C/13/726559 FT RK 22.828
uitspraak: 31 januari 2023
Vonnis in de zaak van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
- hierna te noemen: verzoekster,
tegen
1. de besloten vennootschap
VANDIJK B.V.(voorheen genaamd Van Dijk Educatie B.V.),
gevestigd te Kampen,
vertegenwoordigd door LAVG,
postadres: 9700 AT Groningen, Postbus 774,
- hierna te noemen: VanDijk

2 TRAINMORE,

gevestigd te Amsterdam,
postadres: 1033 SB Amsterdam, NDSM-straat 202,
- hierna te noemen: Trainmore.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft, tegelijk met het verzoekschrift tot toepassing van de schuld- saneringsregeling, een verzoek tot het instellen van een dwangakkoord (artikel 287a van de Faillissementswet (Fw)) bij de rechtbank ingediend. Laatstgenoemd verzoek is be- handeld ter zitting van 24 januari 2023. Verzoekster is verschenen, samen met mevrouw [naam] , schuldhulpverlener bij Buurtteam Amsterdam West. LAVG heeft namens VanDijk bij brief van 11 januari 2023 schriftelijk verweer gevoerd en daarbij aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Namens Trainmore, ondanks deugdelijke oproeping, niemand verschenen.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat zij vandaag vonnis zal wijzen.

2.De feiten

2.1.
Verzoekster heeft haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden. Haar schuldeisers hebben vorderingen op verzoekster van in totaal € 9.212,15, alle concurrent. Verzoekster biedt betaling aan van 32,42% van haar uitstaande vorderingen. Zij vraagt daartegenover finale kwijting voor zijn resterende schuld (hierna te noemen: het akkoord). Het aanbod wordt gefinancierd door middel van een krediet bij de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA). Bij de berekening van het aanbod is uitgegaan van een afloscapa-
citeit van € 65,= per maand gedurende een periode van 36 maanden, vermeerderd met een bedrag van € 750,= vanuit het project Jongeren Schuldenvrije Start (project JSS) van de gemeente Amsterdam.
2.2.
Alle schuldeisers behalve VanDijk en Trainmore hebben de onder 2.1. bedoelde regeling aanvaard. VanDijk heeft een vordering van € 154,51, zijnde 1,67% van de totale schuldenlast. Trainmore heeft een vordering van € 147,20, zijnde 1,6% van de totale schuldenlast.
2.3.
Verzoekster heeft op basis van de in de wettelijke schuldsaneringsregeling geldende regels onder de huidige omstandigheden een negatieve afloscapaciteit.
2.4.
Verzoekster zal ingeval van toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling aan bewindvoerderssalaris en - in geval van een uitkering aan de schuldeisers - griffierechten (ten minste) € 3.800,= verschuldigd zijn.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht VanDijk en Trainmore te bevelen met de onder 2.1. bedoelde schuldregeling in te stemmen. Uit de stukken en de toelichting blijkt dat verzoekster van mening is dat VanDijk en Trainmore met hun weigering de andere schuldeisers, die alle met de aangeboden minnelijke regeling instemmen, benadelen.
3.2.
Verzoekster heeft haar verzoek ter zitting nader toegelicht. Zij is een alleen- staande vrouw van thans 21 jaar en woont samen met haar moeder en broertje. Zij volgt een opleiding aan het ROC van Amsterdam en is fulltime student. Haar studie duurt nog een aantal jaar. Zij ontvangt studiefinanciering (in de vorm van een gift) en de haar ter beschikking staande toeslagen. Voorts werkt zij voor een evenementenbureau, maar zij heeft door de coronaperiode (bijna) geen diensten kunnen aannemen. Zij heeft in het verleden verkeerde keuzes gemaakt, emotioneel en financieel ging het niet goed met haar. Zij betaalde haar vaste lasten niet en had geen overzicht in haar financiën. Zij heeft zich aangemeld bij het project JSS. Samen met een coach is een begeleidingsplan opgesteld. Zij wordt ondersteund in het vinden van werk, een opleiding, het beheren van haar financiën en het vinden van een oplossing voor haar schulden. De vordering van VanDijk ziet op (niet) in-leveren van twee studieboeken. Zij weet zeker dat de studieboeken zijn ingeleverd, maar heeft VanDijk daarvan niet kunnen overtuigen, aldus steeds verzoekster.
3.3.
De schuldhulpverlener heeft het verzoek ter zitting nader toegelicht. Verzoekster heeft een aanbod aan haar schuldeisers gedaan. Bij de berekening van het aanbod is uitgegaan van een afloscapaciteit van € 65,= per maand. De gemeente Amsterdam heeft het aanbod in het kader van het project JSS met een bedrag van € 750,= verhoogd. Schuldeisers kunnen een gegarandeerde uitkering van 32,42% van hun uitstaande vorderingen tegemoet zien. Het gedane aanbod is het uiterste waartoe verzoekster financieel in staat is. Verzoekster bezit geen diploma’s of startkwalificaties. Het inkomen blijft onder het voor verzoekster geldende vrij te laten bedrag. Als verzoekster tot de wettelijke schuldsanering zou worden toegelaten, zou zij haar studie moeten staken. Ook als verzoekster fulltime zou werken, is de verwachting dat haar inkomenssituatie niet zodanig zal verbeteren dat zij haar schuldeisers meer kan aanbieden dan het huidige aanbod, te meer omdat in dat geval het extra bedrag van € 750,= vanuit project JSS komt te vervallen. In een wettelijke schuldsanering zal verzoekster daarom - rekening houdend met de kosten van bewindvoering en verschuldigde griffierechten - niets kunnen sparen voor haar schuldeisers. De vorderingen van VanDijk en Trainmore vertegenwoordigen slechts 3,3% van de totale schuldenlast. VanDijk en Trainmore kunnen op voornoemde gronden in redelijkheid niet weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering wordt niet langer gehandhaafd bij afwijzing van het onderhavige verzoek. Verzoekster geeft de voorkeur aan het afronden van haar opleiding, aldus steeds de schuldhulpverlener.

4.Het verweer

4.1.
LAVG heeft namens VanDijk schriftelijk verweer gevoerd tegen het verzoek en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. VanDijk stelt zich - kort weergegeven - op het standpunt dat het gedane aanbod niet als het voor verzoekster maximaal haalbare is te beschouwen. Verzoekster is in staat te werken en te sparen voor haar schuldeisers. Het alternatief van een wettelijke schuldsanering, met haar waarborgen, biedt zicht op een hogere uitkering. Voorts heeft verzoekster in het verzoek ook geen deugdelijke motivering aan haar handelen ten grondslag gelegd en mogelijk is het voorstel in strijd met de paritas creditorum. Dit laatste omdat is gebleken van een schuld aan DUO. DUO stemt over het algemeen niet in met een aangeboden regeling maar schort de invordering van de schulden op voor de duur van de regeling. Uit het voorstel blijkt niet of DUO ook in deze schuldregeling deze voorkeurspositie heeft ingenomen. Mocht dit zo zijn worden de overige schuld-eisers niet gelijk behandeld nu zij genoegen moeten nemen met slechts een percentage van hun vorderingen, aldus steeds LAVG.
4.2.
Trainmore heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om schriftelijk of ter zitting verweer te voeren tegen het verzoek.

5.De beoordeling

5.1.
Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen, als VanDijk en Trainmore in redelijkheid niet hebben kunnen weigeren met de schuldregeling in te stemmen. Daarbij wordt in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen hun belangen en de belangen van verzoekster of de schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Uitgangspunt is dat de schuldeisers recht op betaling van hun volledige vordering hebben.
5.2.
Het verzoek moet worden toegewezen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.3.
Eerst moet naar de inhoud van het akkoord worden gekeken. Ter zitting is ge- bleken dat de vordering van DUO ziet op het terugbetalen van een lening voor het betalen van een deel van de studiekosten. Hiermee is in voldoende mate komen vast te staan dat deze vordering in zijn geheel een saneerbare vordering betreft en ook is meegenomen in het onderhavige voorstel. Dit akkoord is gebaseerd op de huidige inkomsten van verzoekster uit studiefinanciering en toeslagen en een extra bedrag vanuit project JSS. Als het akkoord wordt aanvaard, zullen, op basis hiervan, de schuldeisers 32,42% van hun openstaande vorderingen tegemoet kunnen zien. Dit resultaat moet worden vergeleken met de situatie na een eventuele toelating tot de wettelijke schuldsanering, waarom verzoekster immers, voor het geval het akkoord niet doorgaat, heeft verzocht. Op basis van de nu beschikbare stukken en wat ter zitting is verklaard, is niet onaannemelijk dat verzoekster in dat geval tot de wettelijke schuldsanering zal worden toegelaten.
5.4.
Vooropgesteld wordt dat Trainmore niet heeft gereageerd op het gedane aanbod. VanDijk is daarom de enige schuldeiser die geweigerd heeft met het akkoord in te stemmen. Haar vordering vertegenwoordigt slechts 1,67% van het totaal. VanDijk en Trainmore ver-tegenwoordigen gezamenlijk slechts 3,3% van de totale schuldenlast van verzoekster. Dit betekent dat 96,7% van de schuldeisers hebben ingestemd met het aanbod. Dit aanbod is door het project JSS een aanbod waarbij een hoger dan gebruikelijk percentage van de vorderingen van de concurrente crediteuren onmiddellijk wordt uitgekeerd. Tegen deze achtergrond mag worden aangenomen dat veel schuldeisers ingestemd hebben met dit akkoord om nu een niet onaanzienlijk deel van hun vordering betaald te krijgen en de vordering daarna te kunnen afschrijven. Dit betekent immers dat ook de kosten van het langdurig in de boeken houden van een grotendeels oninbare vordering niet meer hoeven te worden gemaakt. De belangen van deze overgrote meerderheid van de schuldeisers moeten in de hierna volgende belangenafweging zwaar wegen.
5.5.
Hoewel het juist is, zoals VanDijk naar voren heeft gebracht, dat verzoekster op korte termijn fulltime zou kunnen gaan werken en haar inkomen zodoende kan verhogen, mag nog steeds worden aangenomen dat het gedane aanbod onder de bijzondere omstandigheden van verzoekster toch als het voor haar maximaal haalbare kan worden beschouwd. Immers, als verzoekster in de wettelijke schuldsanering zit, moet zij de kosten van de bewindvoerder en griffierechten betalen. Verzoekster heeft thans geen afloscapaciteit, zal haar studie moeten staken en op zoek moeten naar fulltime werk. Verzoekster bezit dan geen diploma’s en startkwalificaties. Ook als verzoekster fulltime werk zou vinden, is niet aan-nemelijk dat zij een dusdanig inkomen zal verwerven en genoeg aflossingscapaciteit zal hebben om, naast de kosten van de bewindvoerder en griffierechten, ook voor haar schuldeisers te kunnen sparen. Het vanuit de gemeente Amsterdam beschikbaar gestelde extra bedrag van € 750,= zal in die situatie niet langer beschikbaar zijn. In een wettelijke schuldsaneringsregeling zullen de schuldeisers dus niets ontvangen. Het huidige aanbod is voor haar daarom het maximaal haalbare.
5.6.
Ook als verzoekster tot de wettelijke schuldsanering wordt toegelaten en door de rechter-commissaris in staat wordt gesteld - onder verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling tot de maximale termijn van 5 jaar - haar studie af te ronden en vervolgens te werken en sparen voor haar schuldeisers, moet het huidige aanbod als het voor haar maximaal haalbare worden beschouwd. Hoewel in dat geval het door de gemeente Amsterdam beschikbaar gesteld extra bedrag van € 750,= in de boedel zal vloeien, zullen de kosten van de bewindvoerder en griffierechten in dat geval (ten minste) € 5.000,= bedragen. Om het huidige aanbod gestand te doen, dient zij alsdan een bedrag van ten minste € 8.000,= te sparen. Ook als verzoekster er in slaagt fulltime werk te vinden, is niet aannemelijk dat zij een dusdanig inkomen zal verwerven en genoeg aflossingscapaciteit zal hebben om, naast de kosten van de bewindvoerder en griffierechten, ook voor haar schuldeisers een dusdanig bedrag te sparen om het huidige aanbod te evenaren. Ook in dat geval is het huidige aanbod het voor haar maximaal haalbare. Bovendien weegt in dat geval het belang van VanDijk en Trainmore om hooguit een klein percentage meer van haar vordering vergoed te krijgen niet op tegen de belangen van de overige schuldeisers die wel hebben ingestemd om nu meteen een bedrag betaald te krijgen en het belang van verzoekster om als 21-jarige niet vijf jaar lang onderworpen te zijn aan een zware inbreuk op haar persoonlijk leven.
5.7.
Conclusie is dat de vooruitzichten voor alle schuldeisers - onder wie VanDijk en Trainmore - bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan. Dat betekent dat VanDijk en Trainmore het aangeboden akkoord in redelijkheid niet hebben kunnen afwijzen. Van omstandigheden die tot een ander oordeel leiden, is niet gebleken.
5.8.
Het verzoek ex artikel 287a Fw zal dus worden toegewezen. Het verzoek tot toela-ting tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal, bij gebrek aan belang, worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
beveelt VanDijk en Trainmore met de onder 2.1. bedoelde schuldregeling in te stemmen;
6.2.
wijst het verzoek ex artikel 284 Fw af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Rombouts en in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.