ECLI:NL:RBAMS:2023:6518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
13-049738-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging doodslag op een taxichauffeur en vernieling met inachtneming van mediation en overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en vernieling. De verdachte heeft op 20 februari 2021 in Amsterdam een taxichauffeur van achteren meermalen tegen het hoofd geslagen en hem bij de keel gegrepen terwijl deze met 80 km/u reed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de kans op een dodelijke afloop heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging doodslag. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een plastic scherm in de auto van de taxichauffeur had vernield. De rechtbank hield rekening met een geslaagd mediationtraject, waarbij de schade volledig was vergoed, en de overschrijding van de redelijke termijn. Dit resulteerde in een lage straf: een taakstraf van 40 uur met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de impact van het incident op zowel het slachtoffer als de verdachte, die inmiddels hulp had gezocht en zijn leven had omgegooid. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging namen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.049738.21
Datum uitspraak: 12 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] , op [geboortedag] 1981,
wonende op het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.H. van der Grinten naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht dat:
1
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk van het leven te beroven of aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen van achteren tegen het hoofd van [persoon] heeft geslagen en hem van achter bij de keel heeft gegrepen en deze heeft dicht gedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden (terwijl [persoon] een voertuig bestuurde over een 80 km-weg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [persoon] heeft mishandeld door meermalen van achteren tegen het hoofd van [persoon] te slaan en hem van achter bij de keel te grijpen en deze dicht te drukken en dichtgedrukt te houden (terwijl [persoon] een voertuig bestuurde over een 80 km-weg);
2
hij op of omstreeks 20 februari 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een plastic scherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [persoon] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de aan verdachte, onder feit 1 subsidiair, tenlastegelegde eenvoudige mishandeling en de onder feit 2 tenlastegelegde vernieling.
De officier van justitie vindt -kort weergegeven- dat er geen sprake is van een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling nu niet duidelijk is geworden hoe stevig en met welke kracht er is geknepen en hoe lang dit heeft geduurd. Wel heeft [persoon] rode striemen in de nek opgelopen. De officier van justitie merkt hierbij op dat het schrikbarend is wat er heeft plaatsgevonden. Er valt echter lastig te zeggen tot welke gevolgen een en ander zou hebben kunnen leiden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Zij heeft daartoe verklaard -kort weergegeven- het eens te zijn met het standpunt van de officier van justitie dat er geen sprake is van poging doodslag dan wel poging zware mishandeling en het tevens eens te zijn met de kwalificatie eenvoudige mishandeling. Zij refereert zich ten aanzien van de vernieling aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte aangever [persoon] een aantal keer van achteren tegen zijn hoofd heeft geslagen en [persoon] van achteren bij zijn keel heeft vastgepakt. Dit heeft plaatsgevonden terwijl [persoon] met zijn voertuig reed op een 80-km-weg.
De rechtbank stelt vast dat er bij aangever [persoon] letsel is ontstaan welk overeenkomst met het verhaal van aangever. Uit de letselverklaring volgt verder dat verdachte spierkneuzingen aan zijn nek heeft opgelopen. Ook heeft verdachte erkent achterin het voertuig te hebben plaatsgehad. Gebleken is dat derden verdachte, die langs de 80 km-weg achter het slachtoffer aanrende, hebben moeten overmeesteren daar deze niet aanspreekbaar was.
Door verdachtes handelen heeft verdachte de kans aanvaard, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat zijn handelen een dodelijk afloop zou hebben nu aangever [persoon] zijn voertuig bestuurde op een 80 kilometer weg. De kracht van de klappen en/of het dichtknijpen van de keel alsook de duur van het bij de nek grijpen is hierbij niet relevant. Het gaat juist om de zeer ernstige gevaarzetting van het handelen van verdachte door een bestuurder van een voertuig, welke rijdt op een 80 km-weg, op zijn hoofd te slaan en bij zijn nek te pakken waardoor dit de aanmerkelijke kans op de dood, mogelijk ook van verdachte zelf, tot gevolg zou hebben gehad. Dat het gevolg niet is ingetreden is niet aan het handelen van verdachte te danken.
De rechtbank acht om die reden de onder 1 primair tenlastegelegde poging doodslag bewezen.
Voorts verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte in het voertuig van aangever [persoon] een scherm wat daar hing heeft vernield. Hiervan is door [persoon] aangifte gedaan en van de schade bevinden zich foto’s in het dossier.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1
op 20 februari 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk van het leven te beroven meermalen van achteren tegen het hoofd van [persoon] heeft geslagen en hem van achter bij de keel heeft gegrepen en deze heeft dicht gedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden (terwijl [persoon] een voertuig bestuurde over een 80 km-weg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 20 februari 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een plastic scherm, dat aan [persoon] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat de verdachte het bewezen feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de door hem bewezen feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is het niet eens met de eis van de officier van justitie.
De raadsvrouw vindt -kijkende naar de kwalificatie en het geslaagde mediationtraject- een geldboete een passende straf. Mede nu er ook sprake is van de overschrijding van de redelijke termijn en verdachte drie dagen vast heeft gezeten op het politiebureau en dit voor hem al een behoorlijk straf is geweest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag. Het incident heeft zowel lichamelijk als psychisch een grote impact gehad op het slachtoffer. Het door verdachte afgeronde mediationtraject heeft evenwel het slachtoffer geholpen bij een begin van verwerking van het incident. Door verdachte is naar aanleiding van het mediationtraject schadevergoeding betaald voor zowel materiële- als immateriële schade. Het slachtoffer heeft de rechtbank laten weten dat het voor hem niet nodig is dat verdachte nog een straf krijgt. Verder heeft het incident ook grote impact gehad op verdachte zelf. Verdachte heeft hiervoor hulp gezocht en is onder behandeling bij een psycholoog. Verdachte heeft meerdere malen spijt betuigd en heeft naar aanleiding van het incident zijn leven omgegooid, hulp gezocht en drinkt bijna geen alcohol meer.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt ook rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Het uitgangspunt van de Hoge Raad is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient t zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De regel is dat de overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
In deze zaak is de redelijke termijn gestart bij de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte op 21 februari 2021. Er had dus op 21 februari 2023 een eindvonnis moeten liggen. De rechtbank doet pas heden uitspraak. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ruim vier maanden is overschreden en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt bij haar oordeel rekening met de verantwoordelijkheid die verdachte voor zijn daad heeft genomen en zal verdachte, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uur met aftrek van het voorarrest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 57, 289, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder het kopje Bewezenverklaring (rubriek 4) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Poging doodslag
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 40 (veertig) uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid en bepaalt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 (twintig) dagen als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. J. Thomas en M. Grimmelikhuijsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juli 2023.
[…]
[…]
[…][…]