ECLI:NL:RBAMS:2023:6506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
13/116938-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, vernieling en wederspannigheid in Amsterdam

Op 19 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor mishandeling, vernieling en wederspannigheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 mei 2023 in Amsterdam-Oost, waar de verdachte een stoeptegel naar een medewerker van een coffeeshop gooide. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte werd beschuldigd van poging zware mishandeling, bedreiging, vernieling van een spatscherm en ruit van de coffeeshop, en verzet tijdens zijn aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan mishandeling door de stoeptegel te gooien. De bedreiging werd niet bewezen, en de verdachte werd vrijgesproken van deze aanklacht. Wat betreft de vernieling van de ruit en het spatscherm, erkende de verdachte dat hij een steen naar de ruit had gegooid en dat hij tegen het spatscherm had geduwd, wat leidde tot de bewezenverklaring van deze feiten. Ook werd vastgesteld dat de verdachte zich had verzet tegen de aanhouding door de politie.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.299,26 aan schadevergoeding aan de benadeelde partij, de eigenaar van de coffeeshop, voor de materiële schade die was veroorzaakt door de vernieling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/116938-23
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Weisfelt, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij zich op 6 mei 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
(poging zware) mishandeling van [slachtoffer 1] ;
bedreiging van [slachtoffer 1] ;
vernieling van een spatscherm en een ruit van coffeeshop [naam coffeeshop] en/of [slachtoffer 2] ;
verzet tijdens aanhouding tegen ambtenaren [ambtenaar 1] en/of [ambtenaar 2] van de Eenheid Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de
bijlagevan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle (primair) tenlastegelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het gebruik van geweld jegens [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) moet worden vrijgesproken (feit 1). Er is volgens de raadsman onvoldoende bewijs om te concluderen dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling. Omdat niet is gebleken dat [slachtoffer 1] is geraakt, is er evenmin sprake van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling. Verdachte verklaart dat hij een zogenoemde powerbank in de richting van [slachtoffer 1] heeft gegooid, maar ontkent dat hij ook een stoeptegel naar [slachtoffer 1] heeft gegooid.
De raadsman heeft daarnaast bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreiging, wegens gebrek aan bewijs (feit 2). Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
Ten aanzien van feit 3 bepleit de raadsman dat verdachte met betrekking tot de vernieling van een spatscherm moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij twee keer tegen het spatscherm heeft geduwd. De eerste keer dat verdachte tegen het spatscherm duwde was dit uit zelfverdediging. [slachtoffer 1] uitte strafbare beledigingen jegens verdachte, waardoor verdachte werd getriggerd. Ook sloeg hij verdachtes hand weg. Verdachtes handelingen waren een reactie hierop. Het is volgens de raadsman niet duidelijk of het spatscherm pas bij de tweede keer, of reeds al bij de eerste keer kapot is gegaan. Verdachte heeft daarnaast bekend dat hij een steen in de ruit van coffeeshop [naam coffeeshop] heeft gegooid.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd. Verdachte heeft dit feit ontkend en verklaard dat hij heeft meegewerkt aan de aanhouding.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 6 mei 2023 ontstaat tussen aangever [slachtoffer 1] (verkoper) en verdachte (klant) onenigheid in coffeeshop [naam coffeeshop] in [plaats] . In het dossier bevinden zich (omschrijvingen van de) camerabeelden van de situatie binnen en buiten de coffeeshop. Op deze beelden, die ter terechtzitting zijn getoond, is – in willekeurige volgorde – onder andere te zien dat verdachte een stoeptegel richting [slachtoffer 1] gooit, een baksteen tegen de ruit van de coffeeshop gooit, waardoor het glas breekt, en dat verdachte tweemaal tegen een spatscherm duwt dat uiteindelijk op de grond valt. Kort daarna wordt verdachte door twee verbalisanten aangehouden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] en hem heeft bedreigd, spullen van coffeeshop [naam coffeeshop] heeft vernield en of verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet.
Feit 1 – vrijspraak poging zware mishandeling, bewezenverklaring mishandeling
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte een baksteen tegen zijn arm heeft gegooid en dat hij hierdoor pijn voelde. De rechtbank acht – gelet op de verklaring van aangever en de camerabeelden – bewezen dat [slachtoffer 1] is geraakt door de stoeptegel die verdachte in zijn richting gooide en dat [slachtoffer 1] daardoor pijn heeft ervaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is onder de gegeven omstandigheden – anders dan de officier van justitie heeft betoogd – niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft aan poging zware mishandeling. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen om te kunnen vaststellen of het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel meebracht. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Feit 2 – vrijspraak bedreiging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd. Op basis van de verklaring van verdachte en de camerabeelden (zonder geluid) gaat de rechtbank ervan uit dat sprake is geweest van stevige onenigheid tussen aangever en [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] hierbij door verdachte ook werd bedreigd, laat staan welke invulling daaraan werd gegeven, kan echter niet worden vastgesteld omdat de aangifte op dit punt onvoldoende steun vindt in andere stukken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van bedreiging.
Feit 3 – bewezenverklaring vernieling
Aangever [slachtoffer 2] , de eigenaar van coffeeshop [naam coffeeshop] , heeft aangifte gedaan van vernieling van het spatscherm en de ruit. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een steen tegen de ruit van de coffeeshop heeft gegooid. Ook heeft verdachte bekend dat hij tweemaal tegen het spatscherm heeft geduwd. De rechtbank overweegt op basis van de aangifte en de camerabeelden dat het spatscherm door de tweede duw is stukgegaan. Op basis van de aangifte, de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank de tenlastegelegde vernieling van zowel de ruit als het spatscherm bewezen.
Feit 4 – bewezenverklaring wederspannigheid
De rechtbank acht op basis van de verklaringen van verbalisanten [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] , die elkaar onderling ondersteunen, bewezen dat verdachte zich tijdens zijn aanhouding heeft verzet. De tenlastegelegde wederspannigheid is bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
op 6 mei 2023 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een stoeptegel tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te gooien;
Feit 3
op 6 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een spatscherm en ruit, die aan coffeeshop [naam coffeeshop] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden heeft vernield;
Feit 4
op 6 mei 2023 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaar, [ambtenaar 1] (hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam) en [ambtenaar 2] (brigadier bij de Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zijn arm los te trekken uit de greep van die voornoemde [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] en;
- meermalen in de richting van die voornoemde [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] te schoppen en achterwaartse trapbewegingen te maken en;
- meermalen in tegenstelde richting te bewegen dan waarheen die verbalisanten hem trachten te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

Het beroep op noodweer ten aanzien van de tenlastegelegde vernieling van het spatscherm onder feit 3 behoeft geen bespreking, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat het spatscherm door de tweede duw van verdachte is stukgegaan (zoals weergegeven onder paragraaf 3.3.).
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Ook de andere bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor – alle (primair) tenlastegelegde feiten – zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 148 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van meerdere feiten heeft de raadsman verzocht om oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan de duur korter is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 6 mei 2023 in een korte tijd schuldig gemaakt aan mishandeling, vernieling en aan wederspannigheid tijdens zijn aanhouding. Uit het bewezenverklaarde komt naar voren dat verdachte agressief reageert op het moment dat iets hem niet aanstaat. Het fysieke geweld van verdachte is gericht geweest tegen een medewerker van een coffeeshop, eigendommen van de coffeeshop en het openbaar gezag. Dit zijn ergerlijke en overlastgevende feiten. Verdachte heeft met zijn gedrag getoond dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen en het openbaar gezag. Met de mishandeling heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ter terechtzitting is niet gebleken van een diep doorvoelde spijt bij verdachte.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat dit niet de eerste keer is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan agressiedelicten. In november 2018 is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd voor mishandeling en bedreiging. Ook in februari 2023 is verdachte bij – niet onherroepelijk – arrest veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden voor onder andere bedreiging. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak was de proeftijd van deze laatste veroordeling nog niet voorbij.
Bij het bepalen van de op te leggen vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken landelijk hebben vastgesteld. Ter terechtzitting en uit de verschillende (advies)rapportages zijn geen persoonlijke omstandigheden naar voren gekomen waar de rechtbank rekening mee zal houden bij de strafoplegging.
Alles afwegende zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

9.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 1.572,10 aan vergoeding van materiële schade voor schade aan het spatscherm en de ruit (feit 2), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard of, subsidiair, gedeeltelijk moet worden afgewezen.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – anders dan de raadsman heeft betoogd – van oordeel dat benadeelde partij [slachtoffer 2] , als eigenaar van de kennelijke eenmanszaak coffeeshop [naam coffeeshop] , bevoegd is tot het indienen van de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de benadeelde partij door de bewezenverklaarde vernieling (feit 3) rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht.. Met de raadsman vindt de rechtbank dat de BTW (€ 272,84 in totaal) niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de benadeelde partij een onderneming is en daarom de BTW kan verrekenen. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. De gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.299,26. Verdachte moet daarover de wettelijke rente betalen vanaf het moment dat de schade is ontstaan (6 mei 2023). De rechtbank legt ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 22 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 300, 350 en 180 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde onder
feit 1 primairen
feit 2niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
mishandeling;
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
Feit 4:
wederspannigheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer 2]van
€ 1.299,26 (duizend tweehonderd negenennegentig euro en zesentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2023 tot de dag van voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijstde vordering voor het
overige af.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.299,26 (duizend tweehonderd negenennegentig euro en zesentwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2023 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor maximaal 22 (tweeëntwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. J. Thomas en K.M.A. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2023.