4.3.1.Inleiding
Op 6 februari 2023 werd rond 21:14 uur een tekst geprojecteerd op de gevel van het Anne Frank Huis. Op deze tekst was het volgende te lezen: “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN”. Een beveiliger van het Anne Frank Huis die op dat moment voor het museum stond, zag dat de tekst werd geprojecteerd vanuit de achterzijde van een bestelbusje. Dit busje stond tegenover het Anne Frank Huis, aan de andere kant van de Prinsengracht. De beveiliger heeft iets geroepen naar de persoon die bij het busje stond. Het busje is vervolgens rond 21:18 uur weggereden.
Op 10 februari 2023 ontving het Centrum Documentatie en Documentatie Israël (CIDI) een filmpje dat die dag via een Telegramgroep werd gedeeld. In dit filmpje zijn antisemitische uitlatingen te horen. Ook de projectie op het Anne Frank Huis is in het filmpje te zien. Daarnaast zitten in het filmpje drone-beelden van de Prinsengracht te Amsterdam, onder meer ter hoogte van het Anne Frank Huis.
De directeur van de Anne Frank Stichting en een medewerker van het CIDI hebben, naar aanleiding van de projectie en het filmpje, aangifte gedaan van dwang en discriminatie.
De eerste vraag waar de rechtbank voor staat, is of verdachte kan worden aangemerkt als de persoon die vanuit het busje de tekst heeft geprojecteerd op het Anne Frank Huis. Vervolgens moet de rechtbank bekijken of die handeling kan worden aangemerkt als de ten laste gelegde ‘dwang’. Daarna zal de rechtbank ingaan op de twee andere ten laste gelegde feiten, de groepsbelediging en het openbaar maken van beledigende, discriminerende of haatzaaiende uitlatingen.
4.3.2.Feit 1: Dwang
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van de projectie heeft zich op 10 februari 2023 bij de politie een getuige gemeld, [getuige] . Deze getuige vertelde dat hij voor het Anne Frank Huis stond toen de projectie werd getoond. Hij kon zien dat de persoon die de projector bediende een blanke man was met blond haar. De getuige dacht dat de bestelbus een donkerkleurige Mercedes of Fiat Ducato zou kunnen zijn. Toen de bestelbus wegreed, sloeg deze direct rechtsaf (de rechtbank begrijpt: in de richting van de Bloemgracht). De getuige heeft met zijn telefoon een filmpje gemaakt, dat vervolgens is uitgekeken door de politie. Op die beelden is de persoon met de projector te zien, die in een donkerkleurige bestelbus gaat zitten. Op dat moment zit ook iemand anders in de bus. De man draagt een donkerkleurige jas tot aan de heup, met aan de bovenzijde een lichtkleurig vlak en een horizontale balk (screenshot 9). Ook op de beveiligingsbeelden van het Anne Frank Huis is te zien dat een donkere bestelbus tijdens de projectie van de beelden geparkeerd staat aan de overzijde van het water van de Prinsengracht. Nadat de projectie is gestopt, is te zien dat een persoon van de achterkant van de bus naar de bestuurderskant loopt, instapt en wegrijdt de Bloemgracht op. Deze persoon draagt mogelijk een jas met een lichtkleurig bovenvlak.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de bestelbus die bij de projectie zou zijn gebruikt. Uit de gegevens van de
Automatic Number Plate Recognition(ANPR) blijkt dat op 6 februari 2023 tussen 21:00 uur en 21:30 uur acht auto’s de kruising van de Bloemgracht en Prinsengracht zijn gepasseerd. Één van die auto’s was een bestelbus was het merk Mercedes-Benz, met het Poolse kenteken [kenteken] . Deze bestelbus reed om 21:17:51 uur door de ANPR op de kruising van de Bloemgracht en Prinsengracht. Uit onderzoek bleek dat de bestelbus met het Poolse kenteken [kenteken] op naam staat van verdachte.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar verdachte. Hieruit bleek dat verdachte, met zijn partner en kind, van 5 tot 7 februari 2023 heeft verbleven bij het ‘Hard Rock / American Hotel’ (hierna: Hardrock Hotel) aan de Leidsekade te Amsterdam. Uit camerabeelden van het Hardrock Hotel blijkt dat verdachte met zijn gezin op de avond van 6 februari 2023 om 20:53 uur het hotel heeft verlaten. Om 23:18 uur zijn zij met z’n drieën teruggekomen bij het hotel.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte in Polen op 25 april 2023 is een drone van het merk DJI met drone ID nummer [nummer] in beslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat die drone op 6 februari 2023 in de middag over de Prinsengracht te Amsterdam is gevlogen, onder meer ter hoogte van het Anne Frank Huis. De drone heeft beelden gemaakt van de ‘piloot’, die de drone liet opstijgen en landen. De piloot is door de politie herkend als verdachte. Achter de piloot is op de beelden een bestelbus te zien waarbij een deel van het kenteken zichtbaar is. Dit deel komt overeen met het kenteken van de bestelbus van verdachte.
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling zogenoemde ‘stills’ (foto’s) getoond van de beelden die de drone van de piloot heeft gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat de persoon op de stills een vest of jas draagt dat aan de onderzijde donkerkleurig is en aan de bovenzijde (bij de schouders) lichtkleurig met een blokken- of ruitenpatroon, waarbij een deel van het ruitenpatroon een donkere, horizontale band vormt (stills op bladzijde 114).
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij inderdaad van 5 tot 7 februari 2023 met zijn verloofde en dochter in het Hardrock Hotel te Amsterdam heeft verbleven. Op de avond van 6 februari 2023 heeft hij rond 21:00 uur een parkeerplek gevonden. Het was lastig om vlakbij het hotel te parkeren. Verdachte en zijn gezin zijn lopend verder gegaan. Later op de avond heeft hij de bus dichter bij het hotel kunnen parkeren. Verdachte heeft daarnaast aangegeven dat hij die dag opnames met een drone heeft gemaakt in de buurt van water. Hij weet niet precies waar.
Gelet op hetgeen hiervoor is besproken, is de rechtbank van oordeel dat de man die op het filmpje van getuige [getuige] te zien is - namelijk: de persoon die een donkere jas draagt met op de schouders een lichtkleurig gedeelte - ook de man is die de tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd. Dit is door de verdediging ook niet weersproken. De kleding die de man draagt op het filmpje van getuige [getuige] komt overeen met de kleding van de piloot op de drone-beelden, die door de politie herkend is als verdachte. Op die beelden is namelijk dezelfde jas of vest met blokkenpatroon te zien, met een donkere onderzijde en op de schouders een lichtkleurig deel. Diezelfde jas is ook te zien op de camerabeelden van het hotel, als verdachte daar met zijn gezin terugkeert op 6 februari 2023 om 23:18 uur (still op bladzijde 62).
De rechtbank is daarom van oordeel, mede gelet op de omstandigheid dat de bestelbus van verdachte op de tijdstippen vóór en ná de projectie op het Anne Frank Huis in de nabijheid van de Prinsengracht (en ter hoogte van het Anne Frank Huis) is gesignaleerd en de tijden waarop verdachte met zijn gezin op 6 februari 2023 het hotel heeft verlaten en weer is teruggekomen, dat het verdachte is geweest die de tekst “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN” op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd vanuit de achterzijde van zijn bestelbus.
Met de officier van justitie en de raadsman, ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachte daarbij in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gehandeld. Dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of met anderen heeft gepleegd, kan daarom niet worden bewezen.
De volgende vraag waar de rechtbank voor staat, is of de projectie op het Anne Frank Huis is aan te merken als de ten laste gelegde ‘dwang’ uit artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Is de projectie op het Anne Frank Huis aan te merken als dwang?
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. De onderhavige zaak spitst zich toe op de vraag of verdachte door middel van een feitelijkheid de Anne Frank Stichting, het Anne Frank Huis en aldaar aanwezige passanten wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden.
Het bestanddeel ‘andere feitelijkheid’ in de zin van artikel 284 Sr omvat in beginsel elke gedraging die onder de gegeven omstandigheden iemand kan dwingen tot het betreffende gevolg en die niet beantwoordt aan een van de andere in het artikel genoemde dwangmiddelen. In deze zaak is door de officier van justitie in de tenlastelegging niet gespecificeerd waaruit deze feitelijkheid bestaat. Hierop is door de verdediging ook geen verweer gevoerd. Uit hetgeen de officier hierover heeft opgemerkt ter terechtzitting begrijpt de rechtbank dat de ten laste gelegde feitelijkheid bestaat uit het projecteren van de tekst op het Anne Frank Huis. De rechtbank is van oordeel dat een zodanige projectie – onder omstandigheden – kan worden bestempeld als een ‘andere feitelijkheid’.
In deze zaak bestaat de dwang uit het minutenlang, onverhoeds projecteren van de tekst “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN” op het Anne Frank Huis. Verdachte stond daarbij tegenover het Anne Frank Huis, aan de andere kant van de Prinsengracht. Hoewel er een bewaker voor het Anne Frank Huis stond die gebaren maakte naar verdachte, was deze niet in staat om direct aan de projectie een einde te maken. Er was immers sprake van een middel (de projectie) dat mede door de afstand niet direct stopgezet kon worden. Uit de aangifte van de directeur van de Anne Frank Stichting blijkt ook dat de stichting zich op het moment van de projectie machteloos voelde, omdat de medewerkers van de stichting deze niet konden voorkomen of stoppen. De tekst van de projectie bleef daarom minutenlang zichtbaar voor de buitenwereld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gedragingen heeft verricht die geschikt zijn om een ander te dwingen tot een bepaald gevolg, namelijk: het dulden van een hierna nader te omschrijven dwanggevolg.
Het bestanddeel wederrechtelijk wordt daarbij in het algemeen uitgelegd als ‘in strijd met het recht’ of ‘aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid’. In het kader van artikel 284 Sr heeft het bestanddeel echter (ook) een meer specifieke betekenis gekregen, te weten ‘zonder bevoegdheid’. De rechtbank stelt vast dat de geprojecteerde tekst zonder bevoegdheid van de Anne Frank Stichting zichtbaar is geweest. Anders dan de raadsman, beschouwt de rechtbank de inhoud van de tekst als een aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid. Zoals blijkt uit de aangifte van de directeur van de Anne Frank Stichting, heeft de inhoud van de tekst een symbolische betekenis en is deze kwetsend voor Joden als groep. Met de suggestie dat Anne Frank de balpen heeft uitgevonden, wordt de echtheid van haar dagboek ontkend. Gelet op de grote symbolische betekenis van het dagboek van Anne Frank voor de herdenking van de Jodenvervolging is deze bewering aan te merken als een vorm van Holocaust-ontkenning en daarmee als zeer kwetsend voor de slachtoffers daarvan en hun nabestaanden. Ook is van belang dat de tekst niet op een willekeurig gebouw werd geprojecteerd, maar op het Anne Frank Huis. In het achterhuis van dit gebouw doken het gezin van Anne Frank en anderen onder vanaf het voorjaar van 1942 om aan de Jodenvervolging te ontkomen. Samen met de andere onderduikers werd Anne Frank in augustus 1944 opgepakt en gedeporteerd. De Anne Frank Stichting beheert de onderduikplek van Anne Frank en brengt Annes levensverhaal wereldwijd onder de aandacht. Dat de tekst juist op dit gebouw is geprojecteerd, draagt bij aan het oordeel van de rechtbank dat deze handeling wederrechtelijk is in de zin van artikel 284 Sr.
Het dulden heeft feitelijk bezien eruit bestaan dat de Anne Frank Stichting moest tolereren dat voornoemde tekst op de voorgevel van het Anne Frank Huis werd geprojecteerd. De Anne Frank Stichting werd volledig onverwacht geconfronteerd met die tekst en moest minutenlang machteloos toestaan dat deze zichtbaar was op de gevel van het pand. De vraag is vervolgens of de projectie daarmee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, alsook op de autonomie van de Anne Frank Stichting.Er kan bij een rechtspersoon sprake zijn van een zodanige inbreuk, indien bij de voor die rechtspersoon relevante
natuurlijke personenin redelijkheid sprake is van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, alsook op de autonomie van die natuurlijke personen.De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is geweest. Zoals ook blijkt uit de aangifte van de directeur, was - gelet op de inhoud van de tekst en de onverhoedse wijze waarop deze op de voorgevel van het Anne Frank Huis werd geprojecteerd - sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de voor de stichting werkzame personen. De stichting moest dulden dat haar gebouw werd gebruikt als uithangbord voor de kwetsende mening van een ander. Aldus is het door artikel 284 Sr beschermde rechtsgoed, te weten de vrijheid van (rechts)personen, door verdachte aangetast. Gelet op de wijze waarop dit feit is gepleegd, waarbij verdachte de tekst projecteerde vanuit zijn bestelbus, is de rechtbank van oordeel dat daarbij door verdachte sprake was van opzet, gericht op het dwingen en op de wederrechtelijkheid van die gedraging.
Dit is anders voor zowel het Anne Frank Huis, als voor de passanten die kennis hebben genomen van de geprojecteerde tekst. Om met die laatste te beginnen: anders dan de Anne Frank Stichting, die zich niet kon onttrekken aan de projectie op het gebouw waarin zij zijn gehuisvest, werden de passanten niet gedwongen om kennis te nemen van de projectie. Hoewel de passanten, na onbevangen lezing van de tekst, deze als beledigend voor een groep mensen (namelijk: Joden) konden ervaren, waren zij vrij zich voor of tijdens het lezen van die tekst daaraan te onttrekken. Er is daarom geen sprake van dwang en de rechtbank spreekt verdachte vrij van dit deel van het ten laste gelegde. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de officier van justitie niet heeft ten laste gelegd dat verdachte zich, door de tekst op het Anne Frank Huis te projecteren, schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging van Joden, zodat de rechtbank aan een oordeel hierover niet toekomt.
Hoewel de rechtbank zich daarnaast bewust is van de symboliek die wordt belichaamd door het gebouw dat bekend staat als het Anne Frank Huis, kan het Anne Frank Huis op zichzelf niet worden aangemerkt als een juridische entiteit die wordt gedwongen om iets (in dit geval: de projectie) te dulden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook partieel vrij van dit deel van het ten laste gelegde.
Tot slot merkt de rechtbank over het tweede gedachtestreepje op dat de Anne Frank Stichting werd gedwongen om de laserprojectie te dulden, en niet om te dulden dat zij, het Anne Frank Huis en enige omstanders moesten kennisnemen van de geprojecteerde tekst. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het tweede gedachtestreepje.
De raadsman heeft uiterst subsidiair aangevoerd dat de geprojecteerde tekst valt binnen de reikwijdte van artikel 10 EVRM (het recht op vrijheid van meningsuiting) en daarmee bescherming geniet. De rechtbank constateert dat verdachte, gelet op de aard van de ten laste gelegde gedraging – de Anne Frank Stichting dwingen te dulden dat voornoemde tekst werd geprojecteerd op het gebouw waarin zij gehuisvest is, te weten: het Anne Frank Huis – geen beroep op artikel 10 EVRM toekomt in de context van het bewezenverklaarde feit dwang als bedoeld in artikel 284 Sr. Het projecteren van een tekst op een gebouw, waaraan de stichting zich niet kon onttrekken, gaat verder dan het voorbeeld dat door de raadsman werd geschetst waarin een spandoek werd opgehouden.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde dwang van de Anne Frank Stichting (feit 1).
4.3.3.Feit 2 & feit 3: Groepsbelediging en het openbaar maken van een beledigende uitlating
Op 8 februari 2023 werd via het Telegramkanaal/groep ‘AB Resurrected’ een filmpje gedeeld, dat vervolgens via Telegram verder is verspreid. In het filmpje is een audiofragment te horen van de Engelse band ‘Tears for Fears’, waarbij de originele tekst is aangepast naar Engelstalige teksten zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen (zie bijlage I). In het filmpje zijn meerdere beeldfragmenten te zien die zijn gefilmd vanuit de lucht, waaronder van het Anne Frank Huis. Daarnaast is de laserprojectie op het Anne Frank Huis te zien, zoals ten laste is gelegd bij feit 1. Zoals hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die deze tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd.
De video is ook aangetroffen op de website ‘GAB.com’. Op die website is echter een andere versie van het filmpje geplaatst, met onder meer een hogere resolutie. Deze video is online gezet door het account ‘ [naam account] ’, dat volgens online onderzoekers toebehoort aan [naam] .
De politie heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van het filmpje, waarbij mede onderzoek is gedaan naar de digitale berichtendienst Telegram. Via Telegram kunnen berichten worden verstuurd via kanalen en groepen. Iedere groep of kanaal heeft een eigen naam, nummer en directe weblink (URL). Van een groep kan een gebruiker lid worden, waarna groepsleden onderling met elkaar kunnen communiceren. Van een kanaal kan een gebruiker slechts abonnee worden. Alleen beheerders kunnen berichten plaatsen op het kanaal, en abonnees kunnen geen berichten sturen of onderling communiceren
Het staat vast dat ‘AB Resurrected’ gebruik maakt van de URL ‘ [naam url] ’. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat zijn vrienden hem ‘ [bijnaam] ’ noemen. Sommige mensen zouden hem als grap ‘ [bijnaam] ’ noemen.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier sterke aanwijzingen naar voren komen dat verdachte betrokken is geweest bij het vervaardigen van het filmpje. Niet alleen is het verdachte geweest die op 6 februari 2023 de tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd, maar daarnaast gaat de rechtbank ervan uit - gelet op het onderzoek aan de drone die is aangetroffen in de woning van verdachte en zijn verklaring op de zitting dat hij beelden heeft gemaakt met een drone, en dat de drone-beelden uit het filmpje zijn gemaakt door verdachte. Ook is de kentekenplaat van de bestelbus van verdachte zichtbaar op de beelden in het filmpje van een tankstation. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de korte tijd tussen het maken van de beelden en het verspreiden van het filmpje, en de bijnaam van verdachte, die kan worden gelinkt aan de URL van ‘AB Resurrected’.
Desalniettemin kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die het filmpje via Telegram en/of op internet heeft geplaatst en gedeeld. Uit het dossier blijkt niet wie het filmpje via Telegram op ‘AB Resurrected’ heeft geplaatst. Ook blijkt niet uit het dossier hoeveel beheerders aan ‘AB Resurrected’ kunnen worden gelinkt en hoeveel personen daarmee de technische mogelijkheid hadden om in ‘AB Resurrected’ filmpjes of andere berichten te plaatsen. Dat de profielfoto van ‘AB Resurrected’ in verband kan worden gebracht met verdachte, maakt dit niet anders. Dat zegt immers nog niets over het aantal beheerders, en er zou ook door een ander of anderen een afbeelding van verdachte kunnen zijn gebruikt. Uit onderzoek naar een onder verdachte in beslag genomen computer volgt wel dat verdachte het telegramkanaal ‘AB Resurrected’ heeft bezocht, maar pas vanaf 22 februari 2023, dus nadat het betreffende filmpje in dat telegramkanaal is geplaatst. Alhoewel niet is uitgesloten dat verdachte het telegramkanaal eerder vanaf een andere bij hem in beslag genomen computer heeft bezocht, zijn die computers in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek niet onderzocht.
Hoewel daarnaast uit het dossier blijkt dat verdachte en [naam] elkaar (hoogstwaarschijnlijk) kennen, blijkt uit het dossier niet dat verdachte zelf - of [naam] in een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte - het filmpje op de website GAB.com (of elders op internet) zou hebben geplaatst.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte, al dan niet in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, het desbetreffende filmpje via Telegram of elders op internet zou hebben geplaatst of gedeeld, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.