ECLI:NL:RBAMS:2023:6504

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
13/046020-23 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang door projectie van beledigende tekst op het Anne Frank Huis

Op 6 februari 2023 werd rond 21:15 uur de tekst "ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN" geprojecteerd op de gevel van het Anne Frank Huis. De verdachte werd veroordeeld voor dwang, omdat de Anne Frank Stichting gedwongen werd deze projectie te dulden. De rechtbank oordeelde dat de projectie een aanzienlijke overschrijding van de maatschappelijke betamelijkheid vormde, aangezien het de echtheid van het dagboek van Anne Frank ontkende en als een vorm van Holocaust-ontkenning werd beschouwd. De verdachte werd vrijgesproken van groepsbelediging en het openbaar maken van beledigende uitlatingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het filmpje op Telegram had geplaatst. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest. De zaak benadrukt de ernst van antisemitische uitingen en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/046020-23 (Promis)
Datum uitspraak: 19 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd, ten laste gelegd dat hij op 6 februari 2023 (feit 1) en in de periode van 6 februari 2023 tot en met 10 februari 2023 (feit 2 en feit 3) te Amsterdam, althans in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan:
Medeplegen van dwang tegen de Anne Frank Stichting, het Anne Frank Huis en/of passanten, doordat hij hen door feitelijkheden wederrechtelijk heeft gedwongen te dulden dat een tekst op het Anne Frank Huis werd geprojecteerd en tot het kennisnemen van die geprojecteerde tekst.
Medeplegen van groepsbelediging van Joden wegens hun ras en/of godsdienst door in Telegramgroepen en op internet een filmpje te plaatsen en/of te delen met daarin afbeeldingen van die geprojecteerde tekst.
Medeplegen van het openbaar maken van beledigende, discriminerende of haatzaaiende uitlatingen over Joden wegens hun ras en/of godsdienst in Telegramgroepen en op internet van een filmpje met daarin geluidsfragmenten.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, gelet op het territorialiteitsbeginsel, de rechtbank bevoegd is zich uit te laten over feit 2 en feit 3. Het filmpje was (onder meer) in Nederland zichtbaar op sociale media en op internet. De gevolgen zijn daarmee in Nederland ingetreden.
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard inzake feit 2 en feit 3. Nederland heeft geen rechtsmacht, gelet op het bepaalde in artikel 2 tot en met 8d van het Wetboek van Strafvordering (de rechtbank begrijpt: Wetboek van Strafrecht). Verdachte is geen Nederlands staatsburger. Er zijn daarnaast geen aanknopingspunten dat de ten laste gelegde handelingen - namelijk het plaatsen en delen van het filmpje - in Nederland zijn gepleegd.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
De vraag ligt voor of het Wetboek van Strafrecht de bevoegdheid verleent om de feiten die verdachte worden verweten onder 2 en 3 in Nederland te vervolgen en te berechten (de “rechtsmacht”). Is dat niet het geval, dan is de Nederlandse officier van justitie niet ontvankelijk in de strafvervolging.
De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. In artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht is opgenomen dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op iedereen die zich in Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dat betekent echter niet dat de feitelijke gedraging per se op Nederlands grondgebied moet zijn verricht. Uit de heersende rechtspraak blijkt dat de Nederlandse strafwet ook van toepassing kan zijn op strafbare feiten waarbij de gedraging geheel of gedeeltelijk in het buitenland heeft plaatsgevonden. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als het gevolg van een feitelijke gedraging op Nederlands grondgebied intreedt en het intreden van dat gevolg een bestanddeel vormt van het ten laste gelegde feit.
In de onderhavige zaak zijn onder feiten 2 en 3 het medeplegen van groepsbelediging en het openbaar maken van beledigende, discriminerende of haatzaaiende uitlatingen door middel van een op internet geplaatst filmpje ten laste gelegd. Vaststaat dat het filmpje in Nederland te zien is geweest waarbij uitlatingen werden gedaan over de Joodse gemeenschap, waaronder Joden die zich in Nederland bevinden. Daarmee doen de gevolgen zich voor op Nederlands grondgebied en in de Nederlandse rechtsorde.
Naar het oordeel van de rechtbank vallen daarom op grond van artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht alle ten laste gelegde feiten onder de rechtsmacht van de Nederlandse strafwet. De rechtbank concludeert dan ook dat de officier van justitie volgens het Wetboek van Strafrecht tot vervolging over kon gaan.
Daarnaast is de dagvaarding geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen. De echtheid van het dagboek van Anne Frank ontkennen is een vorm van ontkenning van de Sjoa (Holocaust), hetgeen geen bescherming geniet in de jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens.
Uit het onderzoek blijkt onomstotelijk dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde projectie heeft verricht. Het Anne Frank Huis kon zich niet onttrekken aan de laserprojectie en deze ook niet snel beëindigen. Hoewel de aanwezige passanten zich wel konden onttrekken, is het volstrekt begrijpelijk dat zij hebben gekeken naar de tekst die plotseling ’s avonds op het Anne Frank Huis werd geprojecteerd. Voor de omstanders is daarom (mede) sprake van retrospectief besefte, subjectieve onvrijwilligheid.
Voor feit 2 en feit 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat vanaf het Telegramkanaal van verdachte op 8 februari 2023 het filmpje voor de eerste maal werd gedeeld. Verdachte heeft in ieder geval een belangrijk deel van de beelden in het filmpje gemaakt. Daarnaast heeft de officier van justitie gewezen op de nauwe band tussen verdachte en [naam] , zoals blijkt uit het dossier. Nu het desbetreffende filmpje door [naam] op 10 februari 2023 werd geplaatst op een website die met [naam] kan worden geassocieerd, is sprake van medeplegen. De uitingen in de (deels gezongen) tekst bij het filmpje zijn zonder meer beledigend over en voor een groep personen, te weten: Joden, wegens hun ras en godsdienst in de zin van artikel 137c en 137e van het Wetboek van Strafrecht.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat verdachte als pleger of medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten.
Verdachte is niet de persoon die de onder 1 ten laste gelegde tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd. Het filmpje van getuige [getuige] is te onduidelijk om iemand te kunnen herkennen. Daarnaast voldoet verdachte niet aan de omschrijving van die getuige en is een soortgelijke trui bij de doorzoeking van de woning van verdachte niet aangetroffen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ niet kan worden bewezen, nu het niet ‘in strijd met het recht’ moet worden geacht om met een projector op een gebouw te schijnen. Daarnaast neemt de vrijheid van meningsuiting de wederrechtelijkheid weg. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de ratio en het beschermd belang van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht, geen sprake is van een strafbaar feit. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het ten laste gelegde handelen valt binnen de reikwijdte van artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) - het recht op vrijheid van meningsuiting - waarmee de uiting bescherming geniet, waardoor verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde pleegplaats niet kan worden bewezen. Hoewel de meeste beelden in Amsterdam zijn gemaakt, is het filmpje vermoedelijk in Polen via Telegramgroepen verspreid. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat verdachte het filmpje zelf heeft geplaatst en gedeeld.
Inzake feit 2 heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de geprojecteerde tekst niet kan worden gezien als groepsbelediging. De officier van justitie heeft onvoldoende onderbouwd dat met de projectie de Holocaust wordt ontkend. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de uitlating binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt, nu het gaat om een mening in het licht van een heersende complottheorie. Het bestanddeel ‘beledigend’ kan daarom niet worden bewezen.
Over feit 3 heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van haat en discriminatie, nu dit onvoldoende volgt uit de ten laste gelegde tekst. Ten aanzien van de vraag of de teksten beledigend zijn voor Joden, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
Op 6 februari 2023 werd rond 21:14 uur een tekst geprojecteerd op de gevel van het Anne Frank Huis. Op deze tekst was het volgende te lezen: “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN”. Een beveiliger van het Anne Frank Huis die op dat moment voor het museum stond, zag dat de tekst werd geprojecteerd vanuit de achterzijde van een bestelbusje. Dit busje stond tegenover het Anne Frank Huis, aan de andere kant van de Prinsengracht. De beveiliger heeft iets geroepen naar de persoon die bij het busje stond. Het busje is vervolgens rond 21:18 uur weggereden.
Op 10 februari 2023 ontving het Centrum Documentatie en Documentatie Israël (CIDI) een filmpje dat die dag via een Telegramgroep werd gedeeld. In dit filmpje zijn antisemitische uitlatingen te horen. Ook de projectie op het Anne Frank Huis is in het filmpje te zien. Daarnaast zitten in het filmpje drone-beelden van de Prinsengracht te Amsterdam, onder meer ter hoogte van het Anne Frank Huis.
De directeur van de Anne Frank Stichting en een medewerker van het CIDI hebben, naar aanleiding van de projectie en het filmpje, aangifte gedaan van dwang en discriminatie.
De eerste vraag waar de rechtbank voor staat, is of verdachte kan worden aangemerkt als de persoon die vanuit het busje de tekst heeft geprojecteerd op het Anne Frank Huis. Vervolgens moet de rechtbank bekijken of die handeling kan worden aangemerkt als de ten laste gelegde ‘dwang’. Daarna zal de rechtbank ingaan op de twee andere ten laste gelegde feiten, de groepsbelediging en het openbaar maken van beledigende, discriminerende of haatzaaiende uitlatingen.
4.3.2.
Feit 1: Dwang
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Naar aanleiding van de projectie heeft zich op 10 februari 2023 bij de politie een getuige gemeld, [getuige] . Deze getuige vertelde dat hij voor het Anne Frank Huis stond toen de projectie werd getoond. Hij kon zien dat de persoon die de projector bediende een blanke man was met blond haar. De getuige dacht dat de bestelbus een donkerkleurige Mercedes of Fiat Ducato zou kunnen zijn. Toen de bestelbus wegreed, sloeg deze direct rechtsaf (de rechtbank begrijpt: in de richting van de Bloemgracht). De getuige heeft met zijn telefoon een filmpje gemaakt, dat vervolgens is uitgekeken door de politie. Op die beelden is de persoon met de projector te zien, die in een donkerkleurige bestelbus gaat zitten. Op dat moment zit ook iemand anders in de bus. De man draagt een donkerkleurige jas tot aan de heup, met aan de bovenzijde een lichtkleurig vlak en een horizontale balk (screenshot 9). Ook op de beveiligingsbeelden van het Anne Frank Huis is te zien dat een donkere bestelbus tijdens de projectie van de beelden geparkeerd staat aan de overzijde van het water van de Prinsengracht. Nadat de projectie is gestopt, is te zien dat een persoon van de achterkant van de bus naar de bestuurderskant loopt, instapt en wegrijdt de Bloemgracht op. Deze persoon draagt mogelijk een jas met een lichtkleurig bovenvlak.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de bestelbus die bij de projectie zou zijn gebruikt. Uit de gegevens van de
Automatic Number Plate Recognition(ANPR) blijkt dat op 6 februari 2023 tussen 21:00 uur en 21:30 uur acht auto’s de kruising van de Bloemgracht en Prinsengracht zijn gepasseerd. Één van die auto’s was een bestelbus was het merk Mercedes-Benz, met het Poolse kenteken [kenteken] . Deze bestelbus reed om 21:17:51 uur door de ANPR op de kruising van de Bloemgracht en Prinsengracht. Uit onderzoek bleek dat de bestelbus met het Poolse kenteken [kenteken] op naam staat van verdachte.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar verdachte. Hieruit bleek dat verdachte, met zijn partner en kind, van 5 tot 7 februari 2023 heeft verbleven bij het ‘Hard Rock / American Hotel’ (hierna: Hardrock Hotel) aan de Leidsekade te Amsterdam. Uit camerabeelden van het Hardrock Hotel blijkt dat verdachte met zijn gezin op de avond van 6 februari 2023 om 20:53 uur het hotel heeft verlaten. Om 23:18 uur zijn zij met z’n drieën teruggekomen bij het hotel.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte in Polen op 25 april 2023 is een drone van het merk DJI met drone ID nummer [nummer] in beslaggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat die drone op 6 februari 2023 in de middag over de Prinsengracht te Amsterdam is gevlogen, onder meer ter hoogte van het Anne Frank Huis. De drone heeft beelden gemaakt van de ‘piloot’, die de drone liet opstijgen en landen. De piloot is door de politie herkend als verdachte. Achter de piloot is op de beelden een bestelbus te zien waarbij een deel van het kenteken zichtbaar is. Dit deel komt overeen met het kenteken van de bestelbus van verdachte.
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling zogenoemde ‘stills’ (foto’s) getoond van de beelden die de drone van de piloot heeft gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat de persoon op de stills een vest of jas draagt dat aan de onderzijde donkerkleurig is en aan de bovenzijde (bij de schouders) lichtkleurig met een blokken- of ruitenpatroon, waarbij een deel van het ruitenpatroon een donkere, horizontale band vormt (stills op bladzijde 114).
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij inderdaad van 5 tot 7 februari 2023 met zijn verloofde en dochter in het Hardrock Hotel te Amsterdam heeft verbleven. Op de avond van 6 februari 2023 heeft hij rond 21:00 uur een parkeerplek gevonden. Het was lastig om vlakbij het hotel te parkeren. Verdachte en zijn gezin zijn lopend verder gegaan. Later op de avond heeft hij de bus dichter bij het hotel kunnen parkeren. Verdachte heeft daarnaast aangegeven dat hij die dag opnames met een drone heeft gemaakt in de buurt van water. Hij weet niet precies waar.
Gelet op hetgeen hiervoor is besproken, is de rechtbank van oordeel dat de man die op het filmpje van getuige [getuige] te zien is - namelijk: de persoon die een donkere jas draagt met op de schouders een lichtkleurig gedeelte - ook de man is die de tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd. Dit is door de verdediging ook niet weersproken. De kleding die de man draagt op het filmpje van getuige [getuige] komt overeen met de kleding van de piloot op de drone-beelden, die door de politie herkend is als verdachte. Op die beelden is namelijk dezelfde jas of vest met blokkenpatroon te zien, met een donkere onderzijde en op de schouders een lichtkleurig deel. Diezelfde jas is ook te zien op de camerabeelden van het hotel, als verdachte daar met zijn gezin terugkeert op 6 februari 2023 om 23:18 uur (still op bladzijde 62).
De rechtbank is daarom van oordeel, mede gelet op de omstandigheid dat de bestelbus van verdachte op de tijdstippen vóór en ná de projectie op het Anne Frank Huis in de nabijheid van de Prinsengracht (en ter hoogte van het Anne Frank Huis) is gesignaleerd en de tijden waarop verdachte met zijn gezin op 6 februari 2023 het hotel heeft verlaten en weer is teruggekomen, dat het verdachte is geweest die de tekst “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN” op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd vanuit de achterzijde van zijn bestelbus.
Met de officier van justitie en de raadsman, ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat verdachte daarbij in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gehandeld. Dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of met anderen heeft gepleegd, kan daarom niet worden bewezen.
De volgende vraag waar de rechtbank voor staat, is of de projectie op het Anne Frank Huis is aan te merken als de ten laste gelegde ‘dwang’ uit artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht.
Is de projectie op het Anne Frank Huis aan te merken als dwang?
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. De onderhavige zaak spitst zich toe op de vraag of verdachte door middel van een feitelijkheid de Anne Frank Stichting, het Anne Frank Huis en aldaar aanwezige passanten wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden.
Het bestanddeel ‘andere feitelijkheid’ in de zin van artikel 284 Sr omvat in beginsel elke gedraging die onder de gegeven omstandigheden iemand kan dwingen tot het betreffende gevolg en die niet beantwoordt aan een van de andere in het artikel genoemde dwangmiddelen. In deze zaak is door de officier van justitie in de tenlastelegging niet gespecificeerd waaruit deze feitelijkheid bestaat. Hierop is door de verdediging ook geen verweer gevoerd. Uit hetgeen de officier hierover heeft opgemerkt ter terechtzitting begrijpt de rechtbank dat de ten laste gelegde feitelijkheid bestaat uit het projecteren van de tekst op het Anne Frank Huis. De rechtbank is van oordeel dat een zodanige projectie – onder omstandigheden – kan worden bestempeld als een ‘andere feitelijkheid’.
In deze zaak bestaat de dwang uit het minutenlang, onverhoeds projecteren van de tekst “
ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN” op het Anne Frank Huis. Verdachte stond daarbij tegenover het Anne Frank Huis, aan de andere kant van de Prinsengracht. Hoewel er een bewaker voor het Anne Frank Huis stond die gebaren maakte naar verdachte, was deze niet in staat om direct aan de projectie een einde te maken. Er was immers sprake van een middel (de projectie) dat mede door de afstand niet direct stopgezet kon worden. Uit de aangifte van de directeur van de Anne Frank Stichting blijkt ook dat de stichting zich op het moment van de projectie machteloos voelde, omdat de medewerkers van de stichting deze niet konden voorkomen of stoppen. De tekst van de projectie bleef daarom minutenlang zichtbaar voor de buitenwereld. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte gedragingen heeft verricht die geschikt zijn om een ander te dwingen tot een bepaald gevolg, namelijk: het dulden van een hierna nader te omschrijven dwanggevolg.
Het bestanddeel wederrechtelijk wordt daarbij in het algemeen uitgelegd als ‘in strijd met het recht’ of ‘aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid’. In het kader van artikel 284 Sr heeft het bestanddeel echter (ook) een meer specifieke betekenis gekregen, te weten ‘zonder bevoegdheid’. De rechtbank stelt vast dat de geprojecteerde tekst zonder bevoegdheid van de Anne Frank Stichting zichtbaar is geweest. Anders dan de raadsman, beschouwt de rechtbank de inhoud van de tekst als een aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid. Zoals blijkt uit de aangifte van de directeur van de Anne Frank Stichting, heeft de inhoud van de tekst een symbolische betekenis en is deze kwetsend voor Joden als groep. Met de suggestie dat Anne Frank de balpen heeft uitgevonden, wordt de echtheid van haar dagboek ontkend. Gelet op de grote symbolische betekenis van het dagboek van Anne Frank voor de herdenking van de Jodenvervolging is deze bewering aan te merken als een vorm van Holocaust-ontkenning en daarmee als zeer kwetsend voor de slachtoffers daarvan en hun nabestaanden. Ook is van belang dat de tekst niet op een willekeurig gebouw werd geprojecteerd, maar op het Anne Frank Huis. In het achterhuis van dit gebouw doken het gezin van Anne Frank en anderen onder vanaf het voorjaar van 1942 om aan de Jodenvervolging te ontkomen. Samen met de andere onderduikers werd Anne Frank in augustus 1944 opgepakt en gedeporteerd. De Anne Frank Stichting beheert de onderduikplek van Anne Frank en brengt Annes levensverhaal wereldwijd onder de aandacht. Dat de tekst juist op dit gebouw is geprojecteerd, draagt bij aan het oordeel van de rechtbank dat deze handeling wederrechtelijk is in de zin van artikel 284 Sr.
Het dulden heeft feitelijk bezien eruit bestaan dat de Anne Frank Stichting moest tolereren dat voornoemde tekst op de voorgevel van het Anne Frank Huis werd geprojecteerd. De Anne Frank Stichting werd volledig onverwacht geconfronteerd met die tekst en moest minutenlang machteloos toestaan dat deze zichtbaar was op de gevel van het pand. De vraag is vervolgens of de projectie daarmee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, alsook op de autonomie van de Anne Frank Stichting. [1] Er kan bij een rechtspersoon sprake zijn van een zodanige inbreuk, indien bij de voor die rechtspersoon relevante
natuurlijke personenin redelijkheid sprake is van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, alsook op de autonomie van die natuurlijke personen. [2] De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is geweest. Zoals ook blijkt uit de aangifte van de directeur, was - gelet op de inhoud van de tekst en de onverhoedse wijze waarop deze op de voorgevel van het Anne Frank Huis werd geprojecteerd - sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de voor de stichting werkzame personen. De stichting moest dulden dat haar gebouw werd gebruikt als uithangbord voor de kwetsende mening van een ander. Aldus is het door artikel 284 Sr beschermde rechtsgoed, te weten de vrijheid van (rechts)personen, door verdachte aangetast. Gelet op de wijze waarop dit feit is gepleegd, waarbij verdachte de tekst projecteerde vanuit zijn bestelbus, is de rechtbank van oordeel dat daarbij door verdachte sprake was van opzet, gericht op het dwingen en op de wederrechtelijkheid van die gedraging.
Dit is anders voor zowel het Anne Frank Huis, als voor de passanten die kennis hebben genomen van de geprojecteerde tekst. Om met die laatste te beginnen: anders dan de Anne Frank Stichting, die zich niet kon onttrekken aan de projectie op het gebouw waarin zij zijn gehuisvest, werden de passanten niet gedwongen om kennis te nemen van de projectie. Hoewel de passanten, na onbevangen lezing van de tekst, deze als beledigend voor een groep mensen (namelijk: Joden) konden ervaren, waren zij vrij zich voor of tijdens het lezen van die tekst daaraan te onttrekken. Er is daarom geen sprake van dwang en de rechtbank spreekt verdachte vrij van dit deel van het ten laste gelegde. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de officier van justitie niet heeft ten laste gelegd dat verdachte zich, door de tekst op het Anne Frank Huis te projecteren, schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging van Joden, zodat de rechtbank aan een oordeel hierover niet toekomt.
Hoewel de rechtbank zich daarnaast bewust is van de symboliek die wordt belichaamd door het gebouw dat bekend staat als het Anne Frank Huis, kan het Anne Frank Huis op zichzelf niet worden aangemerkt als een juridische entiteit die wordt gedwongen om iets (in dit geval: de projectie) te dulden. De rechtbank spreekt verdachte dan ook partieel vrij van dit deel van het ten laste gelegde.
Tot slot merkt de rechtbank over het tweede gedachtestreepje op dat de Anne Frank Stichting werd gedwongen om de laserprojectie te dulden, en niet om te dulden dat zij, het Anne Frank Huis en enige omstanders moesten kennisnemen van de geprojecteerde tekst. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook vrij van het tweede gedachtestreepje.
Artikel 10 EVRM
De raadsman heeft uiterst subsidiair aangevoerd dat de geprojecteerde tekst valt binnen de reikwijdte van artikel 10 EVRM (het recht op vrijheid van meningsuiting) en daarmee bescherming geniet. De rechtbank constateert dat verdachte, gelet op de aard van de ten laste gelegde gedraging – de Anne Frank Stichting dwingen te dulden dat voornoemde tekst werd geprojecteerd op het gebouw waarin zij gehuisvest is, te weten: het Anne Frank Huis – geen beroep op artikel 10 EVRM toekomt in de context van het bewezenverklaarde feit dwang als bedoeld in artikel 284 Sr. Het projecteren van een tekst op een gebouw, waaraan de stichting zich niet kon onttrekken, gaat verder dan het voorbeeld dat door de raadsman werd geschetst waarin een spandoek werd opgehouden.
Conclusie
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde dwang van de Anne Frank Stichting (feit 1).
4.3.3.
Feit 2 & feit 3: Groepsbelediging en het openbaar maken van een beledigende uitlating
Op 8 februari 2023 werd via het Telegramkanaal/groep ‘AB Resurrected’ een filmpje gedeeld, dat vervolgens via Telegram verder is verspreid. In het filmpje is een audiofragment te horen van de Engelse band ‘Tears for Fears’, waarbij de originele tekst is aangepast naar Engelstalige teksten zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen (zie bijlage I). In het filmpje zijn meerdere beeldfragmenten te zien die zijn gefilmd vanuit de lucht, waaronder van het Anne Frank Huis. Daarnaast is de laserprojectie op het Anne Frank Huis te zien, zoals ten laste is gelegd bij feit 1. Zoals hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die deze tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd.
De video is ook aangetroffen op de website ‘GAB.com’. Op die website is echter een andere versie van het filmpje geplaatst, met onder meer een hogere resolutie. Deze video is online gezet door het account ‘ [naam account] ’, dat volgens online onderzoekers toebehoort aan [naam] .
De politie heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van het filmpje, waarbij mede onderzoek is gedaan naar de digitale berichtendienst Telegram. Via Telegram kunnen berichten worden verstuurd via kanalen en groepen. Iedere groep of kanaal heeft een eigen naam, nummer en directe weblink (URL). Van een groep kan een gebruiker lid worden, waarna groepsleden onderling met elkaar kunnen communiceren. Van een kanaal kan een gebruiker slechts abonnee worden. Alleen beheerders kunnen berichten plaatsen op het kanaal, en abonnees kunnen geen berichten sturen of onderling communiceren
Het staat vast dat ‘AB Resurrected’ gebruik maakt van de URL ‘ [naam url] ’. Verdachte heeft op de zitting aangegeven dat zijn vrienden hem ‘ [bijnaam] ’ noemen. Sommige mensen zouden hem als grap ‘ [bijnaam] ’ noemen.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier sterke aanwijzingen naar voren komen dat verdachte betrokken is geweest bij het vervaardigen van het filmpje. Niet alleen is het verdachte geweest die op 6 februari 2023 de tekst op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd, maar daarnaast gaat de rechtbank ervan uit - gelet op het onderzoek aan de drone die is aangetroffen in de woning van verdachte en zijn verklaring op de zitting dat hij beelden heeft gemaakt met een drone, en dat de drone-beelden uit het filmpje zijn gemaakt door verdachte. Ook is de kentekenplaat van de bestelbus van verdachte zichtbaar op de beelden in het filmpje van een tankstation. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de korte tijd tussen het maken van de beelden en het verspreiden van het filmpje, en de bijnaam van verdachte, die kan worden gelinkt aan de URL van ‘AB Resurrected’.
Desalniettemin kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die het filmpje via Telegram en/of op internet heeft geplaatst en gedeeld. Uit het dossier blijkt niet wie het filmpje via Telegram op ‘AB Resurrected’ heeft geplaatst. Ook blijkt niet uit het dossier hoeveel beheerders aan ‘AB Resurrected’ kunnen worden gelinkt en hoeveel personen daarmee de technische mogelijkheid hadden om in ‘AB Resurrected’ filmpjes of andere berichten te plaatsen. Dat de profielfoto van ‘AB Resurrected’ in verband kan worden gebracht met verdachte, maakt dit niet anders. Dat zegt immers nog niets over het aantal beheerders, en er zou ook door een ander of anderen een afbeelding van verdachte kunnen zijn gebruikt. Uit onderzoek naar een onder verdachte in beslag genomen computer volgt wel dat verdachte het telegramkanaal ‘AB Resurrected’ heeft bezocht, maar pas vanaf 22 februari 2023, dus nadat het betreffende filmpje in dat telegramkanaal is geplaatst. Alhoewel niet is uitgesloten dat verdachte het telegramkanaal eerder vanaf een andere bij hem in beslag genomen computer heeft bezocht, zijn die computers in het kader van dit strafrechtelijk onderzoek niet onderzocht.
Hoewel daarnaast uit het dossier blijkt dat verdachte en [naam] elkaar (hoogstwaarschijnlijk) kennen, blijkt uit het dossier niet dat verdachte zelf - of [naam] in een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte - het filmpje op de website GAB.com (of elders op internet) zou hebben geplaatst.
Conclusie
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte, al dan niet in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, het desbetreffende filmpje via Telegram of elders op internet zou hebben geplaatst of gedeeld, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht niet bewezen wat onder 2 en 3 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 6 februari 2023 te Amsterdam, De Anne Frank Stichting door feitelijkheden gericht tegen die Anne Frank Stichting en het Anne Frank Huis, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten:
- een laserprojectie op de gevel van het Anne Frank Huis: “ANN FRANK INVENTOR OF THE BALLPOINT PEN ANN FRANK UITVINDER VAN DE BALPEN”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen verklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de overleveringsdetentie en het voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd voor de duur van vijf jaar voor de gehele gemeente Amsterdam, met dien verstande dat voor iedere keer dat verdachte dit verbod overtreedt, vervangende hechtenis voor de duur van één week dient te worden toegepast, met een totale duur van ten hoogste zes maanden. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig maakt.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie gewezen op het discriminatoire aspect en de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte actief is in rechts-extremistische kringen en zelf de media opzoekt. Ook heeft de officier van justitie gewezen op de strafrechtelijke procedures die tegen verdachte aanhangig zijn in Polen en in de Verenigde Staten.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht aan verdachte een taakstraf van 80 uren op te leggen, subsidiair – indien de rechtbank een taakstraf bij een niet-Europees staatsburger niet aangewezen acht – een gevangenisstraf van één maand, uiterst subsidiair een gevangenisstraf conform voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is en niet in verhouding staat tot de aard en ernst van de feiten. De raadsman heeft daarbij onder meer gewezen op hetgeen volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake andere feiten wordt opgelegd en jurisprudentie in soortgelijke zaken. De zaak heeft veel media-aandacht gegenereerd, waarbij de naam van verdachte ernstig is besmeurd. Ook heeft de raadsman gewezen op de (zwaarwegende) persoonlijke omstandigheden van verdachte, nu detentie grote gevolgen voor zijn gezinsleven heeft gehad.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dwang, door de Anne Frank Stichting te dwingen te dulden dat door haar een tekst die in verband kan worden gebracht met antisemitisch gedachtegoed op de voorgevel van het Anne Frank Huis werd geprojecteerd. De Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog is een uitzonderlijk schokkende gebeurtenis geweest in de geschiedenis van de mensheid en heeft onnoemelijk veel leed veroorzaakt bij de slachtoffers en de nabestaanden, tot op de dag van vandaag. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze tekst uitgerekend op het Anne Frank Huis heeft geprojecteerd. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte dit doelbewust en vanuit een antisemitisch gedachtegoed heeft gedaan, mede gelet op het neonazistisch materiaal dat op zijn telefoon is aangetroffen. Duidelijk is dat verdachte het feit niet in een opwelling heeft gepleegd, maar dat hieraan de nodige planning vooraf is gegaan. Het lijkt er sterk op dat verdachte vanuit Polen naar Amsterdam is afgereisd om dit plan uit te voeren. Dit is een zeer ernstig feit dat niet alleen bij de Anne Frank stichting en het CIDI, maar in de hele samenleving tot veel verontwaardiging heeft geleid, hetgeen wordt weerspiegeld in de grote aandacht die dit feit in de media heeft gekregen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met hetgeen doorgaans in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in dit geval alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, mede omdat de rechtbank alleen tot een veroordeling voor feit 1 komt.
De rechtbank ziet geen noodzaak om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen ex artikel 38v Sv. Daarbij weegt de rechtbank mee dat er wel aanwijzingen zijn dat verdachte wederom soortgelijke feiten zou kunnen plegen, gelet op het gedachtegoed van waaruit hij het onderhavige feit ogenschijnlijk heeft gepleegd, maar het is minder waarschijnlijk dat hij specifiek in Amsterdam zal recidiveren. Verdachte woont immers in Polen en heeft geen enkele binding met Nederland, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit een eenmalige actie is geweest.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de overleveringsdetentie en het voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

De rechtbank heeft in het dossier geen beslaglijst aangetroffen. Wel stelt de rechtbank op basis van het dossier vast dat onder verdachte twee drones, twee projectors (waarvan één laserprojector), twee computers, vijf telefoons (vier iPhones en één Samsung), zes GoPro’s, een iPad Pro, fotocamera, videocamera, LAN Pro navigator, powerbank, twee afspeelapparaten, batterijen, USB-sticks en meerdere simkaarten in beslag zijn genomen.
9.1.
Standpunten ter zitting
De officier van justitie heeft verzocht om de drone (DJI Phantom) en lasercube projector verbeurd te verklaren. De officier van justitie gaat er van uit dat de lasercube is gebruikt bij het onder 1 ten laste gelegde, nu er geen andere projector onder verdachte is aangetroffen.
Het overige beslag kan worden geretourneerd aan verdachte.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de drone gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht de overige goederen aan verdachte te retourneren. Nu niet is aangetoond is dat de lasercube projector bij het strafbare feit is gebruikt, moet deze aan verdachte worden teruggegeven.
9.2.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de projectie is uitgevoerd met de in beslag genomen laserprojector de tekst op het Anne Frank Huis is geprojecteerd. Dat betrof immers een zogenoemde lasercube, die voor dergelijke projectie geschikt is. Er is bij verdachte geen andere geschikte laserprojector aangetroffen, zodat de rechtbank aanneemt dat de lasercube is gebruikt voor de projectie op het Anne Frank Huis. De lasercube zal daarom worden verbeurdverklaard. Met betrekking tot de DJI drone is niet komen vast te staan dat deze betrokken is geweest bij enig strafbaar feit, nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Niet is gebleken dat verdachte het bewezenverklaarde feit met behulp van de overige in beslag genomen goederen heeft gepleegd. De rechtbank gelast daarom de teruggave aan verdachte van alle in beslag genomen goederen, met uitzondering van de lasercube, die zal worden verbeurdverklaard.

10.Toepasselijk wettelijk voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 284 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
een ander door enige feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in overleveringsdetentie, in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart
verbeurd:
6403566 Lasercube projector.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
  • 6360947 Drone DJI phantom;
  • 6360934 Drone DJI mini;
  • 6360959 Projector;
  • 6360958 lphone 6 ( [verdachte] );
  • 6360938 Samsung SM908;
  • 6360951 lphone 10;
  • 6360954 lphone 13 Pro ( [verdachte] );
  • 6360986 lpad Pro;
  • 6392314 Sony Fotocamera;
  • 6392317 Gopro;
  • 6392347 Gopro;
  • 6392348 Gopro;
  • 6392355 Videocamera DJI;
  • 6392368 Sandisk opslag;
  • 6392369 Gopro;
  • 6392375 Sandisk 2 TB;
  • 6392373 Gopro;
  • 6392379 Seagate gegevensdrager;
  • 6392381 Sandisk 4 TB;
  • 6392386 6x Simkaart;
  • 6392389 Sandisk 128 GB;
  • 6393758 LAN Pro navigator;
  • 6393766 2 x batterij;
  • 6393815 Afspeelapparaat;
  • 6393823 Afspeelapparaat;
  • 6393863 Anker Powercore;
  • 6393886 Gopro afstandsbediening;
  • 6403541 Desktop DELL i7;
  • 6403545 USB Sandisk;
  • 6403547 Desktop LENOVO;
  • 6403550 USB/kaart Sandisk 32gb, en;
  • 6386421 lphone 14 Pro.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 oktober 2023.

Voetnoten

1.Zie o.a. HR 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:568.
2.Vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3360.