ECLI:NL:RBAMS:2023:6463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
13/161868-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Belgische detentieomstandigheden

Op 28 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Advocaat-Generaal bij het Hof van Beroep Antwerpen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks verweren van de raadsman over de detentieomstandigheden in België en de procedurele rechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank oordeelde dat de door België afgegeven detentiegarantie voldeed aan de vereisten en dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling. De opgeëiste persoon, geboren in 1988, heeft de Italiaanse nationaliteit en was gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in hoger beroep was vertegenwoordigd door een gekozen raadsman en dat de procedure in België correct was verlopen. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgronden van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing waren en dat de overlevering kon plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/161868-23
Datum uitspraak: 28 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 19 juli 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 21 juni 2023 door de Advocaat-Generaal bij het Hof van Beroep Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 september 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij uitsluitend de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 21 juni 2023 met referentie
2019/PGA/4108en griffienummer
904/2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 40 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 957 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft betoogd dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon ontkent een advocaat gemachtigd te hebben om namens haar op te treden in de Belgische procedure in hoger beroep. Zij heeft ook nooit de kans gekregen om haar verdediging te voeren, omdat zij in Nederland gedetineerd was voor een andere zaak, zoals blijkt uit een ter zitting overgelegde brief van de Belgische raadsman van de opgeëiste persoon. Het EAB bevestigt deze gang van zaken, nu in onderdeel e) vermeld is dat het Hof het ‘bevreemdend’ vond dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de procedure in hoger beroep sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. Dit blijkt niet alleen uit het EAB, maar ook uit de ter zitting door de raadsman overgelegde brief van de Belgische raadsman van de opgeëiste persoon. Artikel 12 OLW staat dan ook niet aan overlevering in de weg.
Oordeel van de rechtbank
Uit de ter zitting door de raadsman overgelegde brief van de Belgische raadsman van de opgeëiste persoon blijkt dat de zaak tegen de opgeëiste persoon in hoger beroep ‘ten gronde’ behandeld is. Hieruit leidt de rechtbank af dat in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over schuld en straf, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. Dit betekent dat alleen het proces in hoger beroep getoetst dient te worden aan artikel 12 OLW. [4]
Uit onderdeel d) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in hoger beroep is vertegenwoordigd door een gekozen raadsman. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 17 augustus 2023 volgt dat deze gekozen raadsman door de opgeëiste persoon - die dus op de hoogte was van het voorgenomen proces - was gemachtigd haar verdediging te voeren en dat hij ook daadwerkelijk in hoger beroep de verdediging heeft gevoerd. Dit laatste blijkt ook uit de ter zitting overgelegde brief van de Belgische raadsman. De enkele ontkenning van deze omstandigheid door de opgeëiste persoon is onvoldoende om aan deze informatie te twijfelen. De rechtbank plaatst de opmerking van de Belgische autoriteiten dat het ‘bevreemdend’ was dat de opgeëiste persoon in hoger beroep niet is verschenen in een andere context dan de raadsman. Die opmerking strekt ter onderbouwing van het vluchtgevaar, gelet op de toelichting dat de opgeëiste persoon eerder - na betaling van een borgsom - in vrijheid was gesteld met de verplichting bij elke proceshandeling te verschijnen.
Gelet op het bovenstaande doet de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW zich voor en is de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.
Het verweer slaagt niet.

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 20, te weten (respectievelijk):
deelneming aan een criminele organisatie
oplichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door België afgegeven detentiegarantie niet voldoende is om het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De raadsman heeft in dat kader onder andere verwezen naar een krantenbericht over een staking in de gevangenis in Antwerpen, waaruit blijkt dat de kans groot is dat gedetineerden tijdens die staking gedurende 24 uur op hun cel zitten. Dit punt moet óf leiden tot het stellen van nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit óf tot het geen gevolg geven aan de overlevering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door België afgegeven detentiegarantie voldoende is om het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon weg te nemen. Artikel 11 OLW staat volgens haar daarom niet aan overlevering in de weg.
In een uitspraak van 14 december 2022 [5] heeft de rechtbank geoordeeld dat voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 11 augustus 2023 heeft het
Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteitde volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 9 augustus 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (˚ [geboortedag] 1988) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 24 juli 2023; ref. 2019/PGA/4108) met oog op de uitvoering van het arrest op tegenspraak van het Hof van Beroep van Antwerpen (dd. 21 juni 2023; ref. 904/2023) uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is van oordeel dat, gezien deze garantie, voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank merkt daarbij op dat het krantenbericht reeds gedateerd is en dat de staking waarover gesproken wordt voorbij is.
Het verweer slaagt niet.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Advocaat-Generaal bij het Hof van Beroep Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628.
5.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.