In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de aansprakelijkheid voor het honorarium van een advocaat. De eiseres, een naamloze vennootschap, vorderde betaling van een bedrag van € 5.700,- van twee gedaagden, die hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld. De eiseres had de gedaagde 1 bijgestaan in een procedure om een schuld van € 30.000,- te innen, en de gedaagde 2 was mede-eigenaar van een appartement dat was verkocht voor € 190.000,-. De kantonrechter oordeelde dat er een nadere overeenkomst was ontstaan tussen de partijen over de betaling van het honorarium, en dat gedaagde 2, als deelgerechtigde tot de verkoopopbrengst, ook aansprakelijk was voor het honorarium. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van het honorarium toe, maar wees de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de algemene voorwaarden van de eiseres als oneerlijk werden aangemerkt. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.403,01 werden vastgesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.