ECLI:NL:RBAMS:2023:6421

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
22/3129
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting door de rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring behandeld. Eiseres, een 60-jarige vrouw, woont met haar echtgenoot en dochter in een huurwoning in Amsterdam. Ze heeft een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend op basis van haar medische situatie en de wens om een geschiktere woning te vinden. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam terecht is. De rechtbank stelt vast dat er andere oplossingen zijn voor het huisvestingsprobleem van eiseres en dat zij op redelijke termijn een passende woning kan vinden zonder urgentieverklaring. De rechtbank benadrukt dat de sociale woningvoorraad in Amsterdam beperkt is en dat urgentieverklaringen alleen onder strikte voorwaarden worden verleend. Eiseres heeft een wachttijd van meer dan 20 jaar bij Woningnet en heeft een Wmo-indicatie voor voorrang, maar de rechtbank oordeelt dat haar woonwensen niet onredelijk zijn, maar dat ze haar verwachtingen moet bijstellen om een hogere plaats te krijgen bij inschrijving voor woningen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van verweerder in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S. Toughza),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M. Marchouh).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder om haar geen urgentieverklaring te geven.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2021 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld op 23 juni 2022.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar dochter en de gemachtigde van eiseres, en namens verweerder de gemachtigde en een toehoorder.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

2.1.
Eiseres is een (nu) 60-jarige gehuwde vrouw. Zij woont vanaf 2001 samen met haar echtgenoot en dochter in een huurwoning aan de [adres] in Amsterdam. Het betreft een woning van 81 m2, bestaande uit zes kamers in de gemeente [gemeente] . Eiseres heeft haar hele leven in deze buurt gewoond en kent daar veel mensen. Eiseres ervaart klachten door een somatisch-symptoomstoornis met pijn in het lichaam en hoofd, vermoeidheid en prikkelgevoeligheid, waarbij omgevingsgeluiden bij haar voor snel oplopende spanning zorgen. De man van eiseres is recentelijk behandeld voor prostaatkanker en is daarvan aan het herstellen. De dochter van eiseres is nu 23 jaar en wil bij eiseres en haar echtgenoot blijven wonen. Zij helpt onder meer met de boodschappen en huishoudelijke taken. Eiseres heeft op grond van de Wmo [1] voorrang op woningen op de begane grond zonder traptreden binnen of buiten de woning of woningen bereikbaar via een lift. Op
29 september 2021 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een urgentieverklaring.
2.2.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op basis van twee algemene weigeringsgronden. Namelijk dat er andere oplossingen zijn voor het huisvestingsprobleem [2] . Verweerder vindt het aannemelijk dat eiseres op redelijke termijn een passende woning zal vinden zonder een urgentieverklaring. Zij heeft namelijk een wachttijd van ruim 20 jaar bij Woningnet en de toegekende Wmo-indicatie voor voorrang. Daarnaast kan het huisvestingsprobleem volgens verweerder worden opgelost door gebruik te maken van een andere voorziening die meer passend is [3] . Ze reageert bijvoorbeeld niet op seniorenwoningen vanwege de inwonende meerderjarige dochter. Bij toekenning van een urgentieverklaring kan de dochter van eiseres niet meeverhuizen, omdat meerderjarige kinderen niet meetellen bij een urgentie voor eiseres en haar echtgenoot. Verder is de verhuurder verantwoordelijk voor de kwaliteit van de woning. Eiseres kan daarnaast voor eventuele aanpassingen in haar woning gebruikmaken van vergoedingen uit Wmo-voorzieningen. Omdat er twee weigeringsgronden van toepassing zijn op de situatie van eiseres heeft zij geen recht op een urgentieverklaring. Dat kan eventueel anders als de hardheidsclausule van toepassing is. Dat is alleen zo in heel bijzondere gevallen. Verweerder vindt de situatie van eiseres niet uniek en uitzonderlijk genoeg om alsnog een urgentieverklaring te verlenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De algemene weigeringsgronden
5. De rechtbank stelt voorop dat de sociale woningvoorraad in Amsterdam zeer beperkt is. Het aantal woningzoekenden is daarentegen omvangrijk, zodat die personen lang moeten wachten op een beschikbare woning. Een urgentieverklaring wordt om die reden alleen onder zeer strikte omstandigheden verleend. Het verstrekken van urgentie is daarom alleen bedoeld voor een noodsituatie op woongebied. Het gaat daarbij met name om gezinnen met kinderen die door overmacht dakloos zijn of dreigen te worden en om woningzoekenden met ernstige, levensontwrichtende medische problemen. Dit restrictieve beleid is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) niet onredelijk geacht [4] .
6. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van de algemene weigeringsgrond dat eiseres haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier kan oplossen. Op zitting heeft eiseres haar woonwensen nog eens toegelicht. Zij wil graag een woning van een gelijk of jonger bouwjaar dan haar huidige woning. De woning moet in Amsterdam [gemeente] gelegen zijn, omdat zij de voorkeur heeft voor een herkenbare buurt voor het geval zij hulp nodig heeft. Ook moet er een tweede slaapkamer aanwezig zijn, omdat haar meerderjarige inwonende dochter moet meeverhuizen vanwege de verzorging van haar ouders. Ze zoekt een woning die ongeveer even groot is als haar huidige woning maar de woning moet ruimtelijker zijn ingedeeld. De woning mag verder ook geen tochtproblemen hebben. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag op grond van deze algemene weigeringsgrond heeft kunnen afwijzen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de woonwensen van eiseres, acht zij het niet onredelijk dat verweerder verwacht dat eiseres haar woonwensen naar beneden bijstelt om een hogere plaats te krijgen bij inschrijving voor woningen. Een urgentieverklaring is namelijk niet bedoeld om aan alle woonwensen van iemand tegemoet te komen, maar om een schrijnende noodsituatie op te lossen. Verweerder heeft op de zitting een aanvullend stuk overgelegd, waaruit blijkt dat als eiseres breder zoekt op (senioren)woningen buiten Amsterdam [gemeente] dat zij, met haar wachttijd van ruim 20 jaar en de Wmo-indicatie, voor meerdere woningen die gedeeltelijk voldoen aan haar wensen op een hogere plaats staat. Dat eiseres geen passende woning kan vinden met haar inschrijfduur en de Wmo-indicatie is onvoldoende aannemelijk geworden.
7. Verweerder heeft verder tegengeworpen dat het huisvestingsprobleem kan worden opgelost door gebruik te maken van een andere voorziening die meer passend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vastgesteld dat ook sprake is van deze weigeringsgrond. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat als een urgentieverklaring wordt gegeven deze enkel van toepassing is op eiseres en haar echtgenoot. Eiseres krijgt vervolgens een woning aangeboden waarbij enkel wordt gekeken naar wat passend is voor haar en haar echtgenoot. Met de meerderjarige dochter van eiseres – van wie zij wenst dat zij meeverhuist naar de volgende woning– wordt dus geen rekening gehouden. Verder heeft verweerder toegelicht dat bij het toekennen van een urgentieverklaring slechts een buurt kan worden uitgesloten. Van iemand wordt vervolgens verwacht dat een aangeboden woning hoe dan ook geaccepteerd wordt. Dat gebeurt namelijk meestal in een schrijnende noodsituatie. Als iemand de woning weigert, wordt de urgentieverklaring ingetrokken. Met de woonwens van eiseres dat zij enkel een woning in Amsterdam [gemeente] wil, kan dan ook geen rekening mee worden gehouden als zij een urgentieverklaring heeft. De rechtbank acht het dan ook navolgbaar dat het huisvestingprobleem kan worden opgelost door gebruik te maken van een andere voorziening die meer passend is voor eiseres.
8. Eiseres heeft in haar beroepschrift en op zitting enkele problemen rondom haar huidige woning naar voren gebracht. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor eiseres haar situatie, heeft verweerder terecht opgemerkt dat voor enkele van deze problemen nog andere oplossingen mogelijk zijn. Verweerder heeft onder meer gewezen op een gesprek met de verhuurder voor de tochtproblemen. Voor de problemen met het gebruik van de deurknoppen en de problemen met het huishouden kan eiseres onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor oplossingen vanuit de Wmo.
9. Omdat sprake is van meerdere algemene weigeringsgronden, is verweerder terecht niet toegekomen aan de beoordeling of een urgentieverklaring om medische redenen kon worden verleend.
De hardheidsclausule
10. Ten aanzien van het beroep van eiseres op de hardheidsclausule heeft verweerder bij het toepassen van de hardheidsclausule beoordelingsvrijheid. De rechter moet de toepassing terughoudend toetsen. Eiseres moet aannemelijk maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule noodzaken. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in gevallen waarin het niet toekennen van urgentie leidt tot een schrijnende situatie.
11. Hoezeer de rechtbank ook begrijpt dat de woonsituatie van eiseres niet aan haar wensen voldoet, zijn deze omstandigheden in het licht van de regelgeving niet zo schrijnend of bijzonder, dat verweerder gehouden was alsnog een urgentieverklaring te verstrekken. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt niet. Eiseres is immers niet dakloos. Dat eiseres een woning wenst op de begane grond of een woning die bereikbaar is met een lift kan de rechtbank zich goed voorstellen. Als eiseres geen bijkomende specifieke wooneisen zou hebben, dan zou zij op korte termijn in aanmerking komen voor een passende woning die voor haar goed bereikbaar is. Een urgentieverklaring is om die reden niet nodig. Er bestaan voor eiseres nog onbenutte mogelijkheden om haar woonsituatie te verbeteren. Daarbij zal ze naar alle waarschijnlijkheid haar woonwensen moeten bijstellen.

Conclusie

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op het bezwaar van eiseres in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning.
2.Artikel 2.6.5 eerste lid onder sub c van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.
3.Artikel 2.6.5 eerste lid onder sub d van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2508.