ECLI:NL:RBAMS:2023:632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
13/324369-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen met geweld en andere vermogensdelicten

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 december 2022 in Weesp een woning is binnengegaan en daar een colbert en portemonnees heeft gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen de eigenaar. Daarnaast heeft hij in Amsterdam geldbedragen gepind met gestolen bankpassen en is hij betrokken geweest bij de diefstal van een iPhone en truien uit een winkel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim tijdens de identiteitsfouillering van de verdachte, maar heeft besloten dat de aangetroffen goederen niet van het bewijs hoeven te worden uitgesloten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn daden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/324369-22 (A) en 13/314381-22 (B) (Promis) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in
zaak A– kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 11 december 2022 heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal van een colbert en twee portemonnees met inhoud van [aangever 1] en/of [aangever 2] uit een woning in Weesp, gepleegd met (bedreiging met) geweld tegen [aangever 1] ;
diefstal van geldbedragen van [aangever 2] door middel van een valse sleutel in Amsterdam;
primair diefstal, subsidiair heling, meer subsidiair verduistering van de iPhone van [aangever 3] in Amsterdam;
diefstal van twee truien van [naam winkel] in Amsterdam.
In
zaak Bis aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 1 december 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
primair diefstal in vereniging, subsidiair heling van een tas met inhoud en een creditcard van [aangever 4] ;
primair diefstal in vereniging, subsidiair heling van een Samsung mobiele telefoon en een portemonnee met inhoud van [aangever 5] .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 3 in zaak A en de feiten 1 en 2 in zaak B kan het primair ten laste gelegde bewezen worden.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van feit 1 tot en met 4 in zaak A en feit 1 in zaak B moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 in zaak B gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 in zaak B heeft de raadsvrouw betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Verdachte is in het openbaar aan een identiteitsfouillering onderworpen, terwijl de redelijke noodzaak daartoe niet uit het dossier blijkt. De verbalisanten hadden verdachte op een beschutte of besloten plek moeten fouilleren. Nu zij dat hebben nagelaten, hebben zij in strijd gehandeld met artikel 55b, tweede lid, Sv. De lichamelijke integriteit van verdachte is hiermee aangetast. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 27 maart 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1715) bij een dergelijk vormverzuim beslist tot uitsluiting van het bewijs van de bij de fouillering aangetroffen goederen. In deze zaak dient het vormverzuim er dan ook toe te leiden dat de goederen die bij de identiteitsfouillering van verdachte zijn aangetroffen van het bewijs moeten worden uitgesloten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A [1]
Feiten 1 en 2
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning gelegen aan de [adres 1] in Weesp op 11 december 2022 tussen 11.51 uur en 12.36 uur. Aangever heeft verklaard dat hij lag te slapen toen hij gestommel hoorde vanuit zijn werkkamer. Daar zag hij een man die zijn spullen doorzocht. De man had een colbert met grijze en zwarte details van de vader van aangever over zijn kleding aangetrokken. Nadat aangever vroeg wat hij daar deed, probeerde de man weg te komen. Daarop zijn aangever en de man in een worsteling geraakt. De man heeft geprobeerd om aangever met een aluminium liniaal te slaan. Ook heeft hij de rechterarm van aangever vastgehouden tussen zijn lichaam en zijn arm toen aangever probeerde een tas af te pakken die gevuld was met laptops en elektronica. Aangever was bang dat de man zijn arm zou breken. Aangever heeft aanvullend verklaard dat hij tijdens de worsteling een gebroken rechter elleboog heeft opgelopen. [2] Door middel van radiologisch onderzoek op 13 december 2022 is bij aangever een radiuskopfractuur aan zijn elleboog en/of rechteronderarm geconstateerd. [3]
Tijdens de insluitingfouillering van verdachte op 11 december 2022 rond 16.30 uur is in zijn jaszak een portemonnee aangetroffen. [4] Hierin zaten twee briefjes van € 50,- en een Visa Card, bouwmaatpas, Rabobankpas en OV chipkaart, allemaal op naam van [aangever 1] . Ook zijn in de jaszak van verdachte een portemonnee met een kortingpas en een ID kaart, drie Visa Cards, ABN Amro bankpas en zorgpas, allemaal op naam van [aangever 2] aangetroffen. [5]
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat diezelfde dag tussen 12.48 en 13.53 uur op verschillende locaties in Amsterdam geldbedragen zijn gepind met de Visa Card en ABN Amro bankpas van zijn partner [aangever 2] . [6] Bij de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 2] zijn bankafschriften gevoegd, waarop staat dat de volgende bedragen zijn afgeschreven: 16,40 euro, 3,50 euro, 12,50 euro, 3,00 euro, 3,50 euro, 16,00 euro en 15,90 euro. [7]
Verdachte droeg bij de insluitingsfouillering een grijs colbert. Nadat door de politie een foto van het colbert aan aangever en zijn partner [aangever 2] was getoond verklaarden zij er zeker van te zijn dat dit het colbert betrof dat uit de woning is weggenomen. [8] Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft tijdens de insluiting geconstateerd dat verdachte voldoet aan het door aangever opgegeven signalement van de dader. [9]
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de goederen van [aangever 1] en [aangever 2] die in de tenlastelegging worden genoemd uit de woning heeft weggenomen en dat verdachte daarbij geweld heeft gebruikt tegen [aangever 1] . Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte de hierboven genoemde geldbedragen heeft gepind met de door hem gestolen bankpas en Visa Card van [aangever 2] . De rechtbank vindt het ten laste gelegde onder feiten 1 en 2 dan ook bewezen.
Feit 3
Aangeefster [aangever 3] heeft aangifte gedaan van diefstal. Zij heeft verklaard dat zij op 11 december 2022 op station Amsterdam Centraal een kaartje voor de nachtbus afrekende. Zij voelde dat er tegen haar aan werd geduwd door mensen die achter haar stonden. Toen zij haar iPhone, wit van kleur, uit haar tas wilde halen, merkte zij dat deze was gestolen. [10]
Een verbalisant heeft de camerabeelden van station Amsterdam Centraal van 11 december 2022 bekeken. Hierop is te zien dat aangeefster om 1.46 uur naar een NSkaartautomaat loopt. Om 1.47 uur gaan twee mannen (hierna te noemen: NN1 en NN2) bij een tweede kaartautomaat naast aangeefster staan. Aangeefster kijkt vervolgens tijdens het weglopen achterom, voelt in haar zakken en kijkt in haar tasje. NN1 heeft daarna een plat en witkleurig voorwerp in zijn hand. [11]
De rechtbank heeft ter terechtzitting op de
stillsvan de camerabeelden waargenomen dat tussen de opening van de jas van NN1 een blouse te zien is met een oranje- en roodkleurig ruitvormig patroon en twee witte strepen. De rechtbank heeft waargenomen dat er gelijkenissen zijn tussen de blouse die NN1 op de camerabeelden draagt en de blouse die verdachte tijdens zijn insluitingsfouillering op 11 december 2022 droeg. De rechtbank ziet ook overeenkomsten tussen de verdachte en de kort getrimde baard, neus, wenkbrauwen en het kuiltje in de kin van NN1. [12]
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte op 11 december 2022 is de iPhone van aangeefster aangetroffen in de boxershort van verdachte. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 11 december 2022 op station Amsterdam Centraal is geweest. [14]
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is die door de verbalisant is omschreven als NN1.Verdachte droeg bij zijn insluitingsfouillering een blouse die gelijkenissen vertoont met de blouse die NN1 op de
stillsvan de camerabeelden aanhad. Ook komen gezichtskenmerken van verdachte overeen met NN1.
Uit de verklaring van aangeefster en de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de iPhone van aangeefster is weggenomen toen aangeefster bij de NS-kaartautomaat stond. NN1 staat op dat moment ook bij de NS-kaartautomaten en heeft kort daarna iets zijn handen wat een witte mobiele telefoon lijkt te zijn. Verdachte heeft erkend die nacht op Amsterdam Centraal te zijn geweest en de mobiele telefoon is dezelfde dag bij verdachte aangetroffen. De rechtbank vindt de primair ten laste gelegde diefstal bewezen.
Feit 4
Aangever [aangever 6] heeft namens [naam winkel] (filiaal [adres 2] in Amsterdam) aangifte gedaan van diefstal tegen verdachte. Een medewerker heeft op 11 december 2022 rond 15.20 uur gezien dat verdachte in de winkel twee truien onder zijn kleding verstopte. Aangever zag op de camerabeelden dat verdachte de kassa passeerde en de winkel verliet. Vervolgens werd verdachte buiten de winkel, op straat, aangehouden. Aangever heeft verklaard dat een paarse en een witte trui zijn weggenomen. [15]
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft op de camerabeelden van de [naam winkel] gezien dat verdachte met een vlag om zich heen geslagen de winkel verliet. Onder de vlag was een witte mouw zichtbaar. [16]
Beoordeling
Gelet op de omstandigheden waaronder de truien zijn aangetroffen en gelet op het feit dat verdachte buiten de winkel is aangehouden, vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de truien nog wilde afrekenen niet geloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm, gericht zijn geweest op het wegnemen van de truien. Zij is dan ook van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van deze goederen. De diefstal is bewezen.
3.3.2.
Zaak B [17]
Vormverzuim
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De identiteitsfouillering van verdachte heeft in de openbaarheid plaatsgevonden, terwijl uit het dossier niet blijkt dat dit redelijkerwijs noodzakelijk was om te voorkomen dat verdachte voorwerpen waaruit zijn identiteit blijkt, zou wegmaken of beschadigen. Daarmee is gehandeld in strijd met artikel 55b, tweede lid, Sv.
Bij de beoordeling of een gevolg aan dit geschonden voorschrift dient te worden verbonden, houdt de rechtbank rekening met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de goederen die bij de identiteitsfouillering van verdachte zijn aangetroffen niet van het bewijs behoeven te worden uitgesloten. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de goederen in de jaszakken van verdachte zijn aangetroffen. [18] De rechtbank leidt daaruit af dat de kleding van verdachte slechts oppervlakkig is afgetast. Verdachte is daarmee niet in zijn lichamelijke integriteit aangetast. De rechtbank zal geen rechtsgevolg aan het vormverzuim verbinden en het laten bij de constatering dat er sprake is van schending van artikel 55b Sv.
Feiten 1 en 2
Op 1 december 2022 waren [aangever 4] en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] omstreeks 01.45 uur samen in de Geelvincksteeg in Amsterdam. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat drie mannen hen in gebrekkig Engels vroegen of zij hen konden helpen. De mannen kwamen dichtbij staan. Een paar minuten later gingen de mannen weg, waarna [getuige 1] constateerde dat de beige tas van [aangever 4] weg was. Er was verder niemand in de buurt geweest die de tas kon hebben weggenomen. Het was voor getuige [getuige 1] duidelijk dat de drie mannen bij elkaar hoorden. [19] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de drie mannen over hen heen hingen. Hij hoorde dat de beige tas van [aangever 4] was gestolen. [20]
Verbalisant [naam verbalisant 3] heeft camerabeelden van het Koningsplein en het Spui van 1 december 2022 bekeken. Hij omschrijft dat hierop drie personen (NN1, NN2 en NN3) te zien zijn. Om 02.08 uur heeft NN2 een beige tas in zijn handen. De drie personen maken contact met elkaar. Om 2.14 uur komt het drietal uit de richting van de Singel over het Spui lopen, in de richting van het Rokin. NN3 heeft de tas vast in zijn rechterhand. Vervolgens liep het drietal de Handboogsteeg in. NN3 wordt om 02.21 uur in de Handboogstraat staande gehouden. [21] Het bleek te gaan om verdachte.
Bij de identiteitsfouillering van verdachte werd in zijn jaszak een creditcard op naam van [aangever 4] aangetroffen. [22] Daarnaast zaten in zijn jaszak een telefoon en een portemonnee met een creditcard, identiteitsbewijs en bankpas op naam van [aangever 5] . [23] Aangeefster [aangever 5] heeft verklaard dat zij zich op 1 december 2022 omstreeks 02.00 uur in de ‘ [naam café] ’ in Amsterdam bevond toen zij ontdekte dat deze goederen waren gestolen uit haar tas. [24] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Samsung telefoon en de portemonnee van een tafel of bar in een discotheek heeft gepakt. [25]
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat de creditcard van [aangever 4] door de drie mannen is weggenomen die later ook op de camerabeelden te zien zijn. Eén van deze personen, NN3, blijkt bij de staande houding verdachte te zijn. De creditcard op naam van [aangever 4] is minder dan een uur na de wegneming bij hem aangetroffen.
Ook vindt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en twee medeverdachten. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat drie mannen de tas hebben weggenomen. Volgens getuige [getuige 1] hoorden de mannen duidelijk bij elkaar. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden dat de drie personen contact met elkaar hebben en dat zij afgewisseld een beige tas in hun hand hebben.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal van de creditcard van [aangever 4] in vereniging (feit 1). De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de diefstal van de tas, omdat de tas niet bij hem is aangetroffen.
De rechtbank vindt daarnaast bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal van de goederen van [aangever 5] (feit 2). Verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
op 11 december 2022 te Weesp in een woning gelegen aan de [adres 1] , alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een colbert en een portemonnee en een Visa Card en bouwmaatpas en een Rabobankpas en een OV chipkaart en een geldbedrag en een portemonnee en een ID kaart en een kortingpas en drie Visa Cards en een ABN Amro bankpas en een zorgpas, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen genoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte toen die [aangever 1] hem wilde tegenhouden en het gestolene wilde terugpakken met die [aangever 1] in een worsteling is geraakt en heeft geprobeerd die [aangever 1] met een aluminium liniaal te slaan en met kracht de rechterarm van die [aangever 1] tussen zijn, verdachtes, lichaam en arm heeft vastgehouden;
2.
op 11 december 2022 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen toebehorende aan [aangever 2] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een bankpas en Visa Card, tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, voornoemde geldbedragen te pinnen van een rekening van voornoemde [aangever 2] ;
3.
op 11 december 2022 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPhone, toebehorende aan [aangever 3] ;
4.
op 11 december 2022 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee truien, toebehorende aan [naam winkel] (filiaal [adres 2] ).
Zaak B
1.
op 1 december 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een creditcard, die aan [aangever 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 1 december 2022 te Amsterdam, een mobiele telefoon (merk: Samsung, type: A22) en een portemonnee met inhoud en creditcard en identiteitsbewijs en bankpas, die aan [aangever 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en daarbij rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: het LOVS).
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan zes vermogensdelicten. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij tijdens de diefstal uit de woning letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog lang de gevolgen hiervan ondervinden. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan zakkenrollerij, winkeldiefstel en hij heeft gepind met gestolen pinpassen. Als gevolg van het handelen van verdachte – met geen ander doel dan eigen financieel gewin – hebben de slachtoffers schade en hinder ondervonden. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en met zijn gedrag getoond dat hij geen respect heeft voor eigendommen van anderen.
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds november 2022 in Nederland verblijft maar niet beschikt over een rechtmatige verblijfsstatus. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en geen inkomen. De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte in Nederland van 21 december 2022 en het strafblad van verdachte in Frankrijk van 23 januari 2023. Hieruit blijkt dat dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Bij het bepalen van de (hoogte van de) op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Vanwege de frequentie en zwaarte van de strafbare feiten waaraan verdachte zich sinds zijn aankomst in Nederland schuldig heeft gemaakt, vindt de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Alles afwegende zal de rechtbank – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – aan verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank vindt een dergelijke straf gelet op de aard en ernst van de strafbare feiten passend.

8.Beslag

Onder verdachte is € 100,- inbeslaggenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit geldbedrag moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, [aangever 2] .

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 1.044,77, waarvan € 144,77 aan vergoeding van materiële schade en € 900,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade ziet op € 125,69 aan verbruikt eigen risico en € 19.09 aan reiskosten.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 598,80, waarvan € 248,80 aan vergoeding van materiële schade en € 350,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade ziet op € 78,80 aan gepind geld en € 170,- aan het uit de woning weggenomen geld.
9.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en geheel moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt van de verdediging
Vanwege de bepleite vrijspraak voor feiten 1 en 2 in zaak A heeft de raadsvrouw betoogd dat de door de benadeelde partij [aangever 2] gevorderde materiële schade moet worden afgewezen. Voor het overige heeft de raadsvrouw de vorderingen niet betwist.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
9.3.1.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [aangever 1]
Vast staat dat de benadeelde partij [aangever 1] rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht als gevolg van het bewezenverklaarde onder feit 1 in zaak A. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde partij recht op een immateriële schadevergoeding, omdat hij als gevolg van het feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal daarom het gevorderde bedrag van € 1.044,77 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan (11 december 2022).
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 20 dagen.
9.3.2.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [aangever 2]
Vast staat dat aan de benadeelde partij [aangever 2] rechtstreeks materiële schade is toegebracht als gevolg van het bewezenverklaarde onder de feiten 1 en 2 in zaak A. De rechtbank vindt de vordering tot materiële schadevergoeding daarom voor toewijzing vatbaar. De rechtbank heeft in het hiervoor overwogene beslist dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 100,- aan rechthebbende [aangever 2] zal worden teruggegeven. Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op de toe te kennen materiële schadevergoeding. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom toewijzen tot een bedrag van € 148,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2022. Het overige gedeelte van de gevorderde materiële schade wordt afgewezen.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partij de schadevergoeding niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet kan betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 2 dagen.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade, omdat onvoldoende is onderbouwd dat zij op een andere wijze in haar persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106, aanhef en onderdeel b, BW. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Zaak A, feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Zaak A, feit 3 primair en feit 4 en zaak B, feit 2 primair:
telkens: diefstal
Zaak B, feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende,
[aangever 2], van een geldbedrag van € 100,- (honderd euro) (omschrijving: PL1300-2022265492-6280898).
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 1]van een bedrag van
€ 1.044,77(duizendvierenveertig euro en zevenenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 11 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 144,77 (honderdvierenveertig euro en zevenenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 900,- (negenhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling
aan de Staat ten behoeve van [aangever 1]van een bedrag van
€ 1.044,77(duizendvierenveertig euro en zevenenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 11 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan maximaal 20 dagen gijzeling worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [aangever 2]van een bedrag van
€ 148,80(honderdachtenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 11 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit vergoeding van materiële schade.
Wijst de gevorderde
materiële schadevergoedingvoor het
overige af.
Bepaalt ten aanzien van de gevorderde
immateriële schadedat de
benadeelde partij [aangever 2] nietontvankelijkin haar vordering is, nu de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling
aan de Staat ten behoeve van [aangever 2], van een bedrag van
€ 148,80(honderdachtenveertig euro en tachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 11 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan maximaal 2 dagen gijzeling worden toegepast. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2023.
Bijlage - Tenlastelegging
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2022265492 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
2.(Aanvullend) proces-verbaal van bevindingen, letselverklaring aangever + röntgenfoto’s, p. 1-5 (niet doorgenummerd).
3.Een geschrift, te weten bijlage 2 bij het verzoek tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 1] van 20 januari 2023.
4.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, p. 1-4 (niet doorgenummerd).
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28 (doorgenummerd).
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 23-26 (doorgenummerd).
7.Een geschrift, te weten het verzoek tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 2] van 20 januari 2023, bijlage 2.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33-34 (doorgenummerd).
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28 (doorgenummerd).
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 17-18 (doorgenummerd).
11.(Aanvullend) proces-verbaal van bevindingen met camerabeelden (inclusief bijlage), p. 1-5 (niet doorgenummerd).
12.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 25 januari 2023.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28 (doorgenummerd).
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36-41 (doorgenummerd).
15.Proces-verbaal van aangifte (inclusief bijlage), p. 9-16 (doorgenummerd).
16.(Aanvullend) proces-verbaal met foto d.d. 20 december 2022, p. 1-4 (niet doorgenummerd).
17.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2022257770 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11 (doorgenummerd).
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 24-25 (doorgenummerd).
20.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 18-19 (doorgenummerd).
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16-17 (doorgenummerd).
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11 (doorgenummerd).
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11 (doorgenummerd).
24.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-9 (doorgenummerd).
25.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 januari 2023.