In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de minister van Financiën. Verzoeker had verzocht om inzage in zijn fiscale dossier op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De minister had eerder een overzicht van verwerkte persoonsgegevens verstrekt, maar verzoeker was van mening dat dit overzicht niet volledig was en dat er meer persoonsgegevens verwerkt waren door verschillende instanties van de Nederlandse Staat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bestuursrechter enkel kon oordelen over het besluit op het AVG-verzoek en niet over eerdere procedures of uitspraken. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er meer persoonsgegevens waren verwerkt dan door de minister was aangegeven. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de AVG niet bedoeld is als een rechtsingang voor eerdere juridische procedures en dat de rechtmatigheid van rechterlijke uitspraken moet worden gerespecteerd.