ECLI:NL:RBAMS:2023:6235

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/729375 / FA RK 23-895
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen naar Spanje in het kader van gezamenlijke gezagsuitoefening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 april 2023 een beschikking gegeven in een geschil over gezamenlijke gezagsuitoefening tussen een moeder en een vader, die beiden de Spaanse nationaliteit hebben. De moeder verzoekt om vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Mallorca, Spanje te verhuizen, terwijl de vader verweer voert en verzoekt om de zaak naar de familierechtbank in Madrid te verwijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds medio 2020 in Nederland wonen en hier naar school gaan, wat betekent dat hun gewone verblijfplaats zich in Nederland bevindt. De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen, maar overweegt ook de bijzondere band van de kinderen met Spanje. De vader heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de Spaanse rechter, en de rechtbank is van mening dat de Spaanse rechter beter in staat is om de belangen van de kinderen te beoordelen. Daarom heeft de rechtbank besloten de zaak te verwijzen naar de Spaanse rechter, waarbij de griffier een afschrift van de beschikking zal zenden aan de liaisonrechter. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van bericht van de Spaanse rechter.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/729375 / FA RK 23-895
Beschikking van 18 april 2023 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.M. van Maanen te Amsterdam,
tegen
[de vader]
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. P. Crans te Utrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder, ingekomen op 8 februari 2023 met producties 1 t/m 13;
- het verweerschrift van de vader, tevens houdende zelfstandig verzoek en de producties 1 t/m 8, ingekomen op 17 maart 2023;
- F9-formulier van de moeder van 20 maart 2023 houdende de producties 14 t/m 18.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023.
Verschenen zijn: partijen, de advocaten en mr. I. Stuifbergen van de Raad.
De partijen werden ieder bijgestaan door een tolk Spaans.
De advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen.

2.De feiten

Partijen zijn 18 april 2009 gehuwd op Mallorca, Spanje.
Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1],
  • [minderjarige 2],
  • [minderjarige 3]
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
De ouders en de minderjarigen zijn allen in Spanje geboren en hebben allen de Spaanse nationaliteit.
In de loop van 2020 zijn de moeder en de minderjarigen naar Nederland verhuisd, waar de vader al in 2019 (gedeeltelijk) was gaan wonen in verband met een project voor zijn werk bij Philips. De minderjarigen wonen met hun ouders in [woonplaats] en gaan in Amsterdam naar de internationale school.
De relatie tussen partijen is inmiddels geëindigd.
De detachering van de vader bij Philips Nederland eindigt op 31 juli 2023.
Beide ouders hebben het voornemen om in de zomervakantie van 2023 terug te keren naar Spanje. De moeder wil met de kinderen in Mallorca gaan wonen en de vader wil met de kinderen terugkeren naar Madrid.
Door de advocaat van de vader is op 8 maart 2023 een verzoek tot echtscheiding en voorlopige maatregelen ingediend bij de familierechtbank in Madrid (“Oficina Registro Y Reparto Primera Instancia de Madrid [ [nummer] ]”). De vader verzoekt onder meer te bepalen dat beide ouders het gedeelde ouderlijke gezag over de minderjarigen krijgen, dat hij de zorg over de minderjarigen krijgt en een bezoekregeling tussen de moeder en de minderjarigen wordt vastgesteld (prod. 7 van de vader).

3.Het verzoek

De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar:
vervangende toestemming te verlenen om met voornoemde minderjarigen te verhuizen naar Mallorca, Spanje;
vervangende toestemming te verlenen om voornoemde minderjarigen in te schrijven op de [naam school 2] , gevestigd aan de [adres 1] ;
kosten rechtens.

4.Het verweer en het zelfstandig tegenverzoek

De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt:
primairdat de rechtbank zich op grond van artikel 7 lid 1 Brussel II-ter onbevoegd zal verklaren om van de verzoeken van de moeder kennis te nemen, dan wel
subsidiairop grond van artikel 12 Brussel II-ter de zaak naar het gerecht in Madrid te verwijzen om, met het oog op de op handen zijnde echtscheiding tussen de ouders en de belangenafweging van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Mallorca te verhuizen en hen daar in te schrijven op voornoemde school, te behandelen.
de verzoeken van de moeder af te wijzen als zijnde niet ontvankelijk, ongegrond en onbewezen;
en bij zelfstandig verzoek:
de vader vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen terug te verhuizen naar het gezinsappartement te [adres 2] , waar zij ingeschreven staan;
de vader vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen in te schrijven op hun voormalige school, de [naam school 1] , gevestigd aan de [adres 4] , Spanje.

5.De standpunten

De moeder
Partijen zijn in een huwelijkscrisis geraakt en willen scheiden.
De moeder wil met de kinderen naar Mallorca verhuizen, waar zij is opgegroeid, familie heeft wonen en haar eigen bedrijf heeft. De vader stemt daarmee niet in. De moeder verzoekt daarom om vervangende toestemming van de rechtbank. Het wonen van het gezin in [woonplaats] was altijd een tijdelijke situatie. De moeder stelt een sociaal-emotionele en financiële noodzaak te hebben om naar Mallorca te verhuizen. Zij heeft de verhuizing naar eigen zeggen goed doordacht en voorbereid en maatregelen/alternatieven geboden om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de vader te verzachten en/of te compenseren. Het is niet in het belang van de minderjarigen om naar Madrid terug te keren, aldus de moeder.
De vader
De vader stelt allereerst dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de verzoeken van de moeder kennis te nemen, omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen zich nog steeds in Spanje bevindt (artikel 7 Brussel II-ter). Indien de rechtbank zich bevoegd acht, verzoekt de vader om de zaak naar de familierechtbank in Madrid te verwijzen. Ter onderbouwing van dit verzoek voert de vader onder andere het volgende aan. Partijen en de kinderen hebben allen de Spaanse nationaliteit, zij spreken Spaans en geen Nederlands, partijen zijn in Spanje gehuwd, allen staan (ook) nog als woonachtig ingeschreven op het adres van het gezinsappartement in Madrid (prod. 1 bij het verweerschrift van de vader), partijen hebben hun bezittingen in Spanje en zij zullen in de zomervakantie van 2023 met de kinderen terugkeren naar Spanje, omdat dan het tijdelijke project van de vader bij Philips in Nederland eindigt. Daarnaast heeft de vader op 8 maart 2023 een verzoek tot echtscheiding en voorlopige maatregelen ingediend. De Spaanse rechter zal aan de hand van het Spaanse rechtsstelsel, waarmee partijen vertrouwd zijn, in het kader van de echtscheiding met de betrokken
kinderbeschermingsautoriteiten voorlopige en definitieve beslissingen over de kinderen moeten nemen (o.a. hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie). Indien de Nederlandse rechter een beslissing zal geven in de onderhavige verhuiszaak, zal dat ertoe leiden dat de Spaanse rechtbank belemmerd wordt om de belangen van de kinderen te toetsen en af te kunnen wegen. Er dienen geen tegengestelde uitspraken over de kinderen in Spanje en Nederland te worden gegeven. De Nederlandse rechter heeft onvoldoende zicht op de feitelijke en praktische mogelijkheden en moeilijkheden van een interne verhuizing in Spanje van het vasteland (Madrid: verzoek van de vader) of een eiland
(Mallorca: verzoek van de moeder) en in het verlengde daarvan hen op een nieuwe internationale school te plaatsen. Partijen en de kinderen staan aldus in nauwere betrekking tot het Spaanse rechtsstelsel, waardoor de Spaanse rechter beter in staat is de belangen van de kinderen te wegen en een beslissing te nemen. Indien de rechtbank voorbijgaat aan het hierboven beschreven verweer van de vader, verzoekt hij vervangende toestemming te verlenen met de kinderen naar Madrid te verhuizen en hen daar in te schijven op een school.

6.De beoordeling

De rechtbank dient eerst te beoordelen of aan de Nederlandse rechter bevoegdheid toekomt ter zake het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met de kinderen naar Mallorca, Spanje, alsmede het (voorwaardelijke) tegenverzoek verzoek van de vader hem vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar Madrid, Spanje te mogen verhuizen en hen in te schrijven op een school respectievelijk op Mallorca en in Madrid.
Deze verzoeken vallen binnen het materiele toepassingsgebied van de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019(hierna: Brussel II-ter).
Op grond van artikel 7, lid 1, Brussel II-ter zijn ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Volgens vaste rechtspraak dient het begrip “gewone verblijfplaats” aldus te worden uitgelegd dat deze verblijfplaats de plaats is die een zekere integratie van het kind in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat (en van de verhuizing van het gezin naar die staat), de nationaliteit van het kind, de plaats waar en de omstandigheden waaronder het naar school gaat, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat. De gewone verblijfplaats van een kind in de zin van Brussel II-ter is de plaats waar zich in feite het centrum van zijn leven bevindt.
Gebleken is dat de kinderen sinds medio 2020 in Nederland wonen en zij hier ook naar school gaan. De kinderen hebben vriendjes in Nederland en doen hier ook aan sport. De bedoeling van partijen was om een of enkele ja(a)r(en) in Nederland te blijven voor het werk van de vader en hebben in dit kader ook een woning in [woonplaats] gekocht. De rechtbank leidt hieruit af dat het centrum van het leven van de kinderen - en dus hun gewone verblijfplaats - zich ten tijde van de indiening van het inleidend verzoek door de moeder op 8 februari 2023 zich in Nederland bevond. Al het overige dat door de vader is aangevoerd, maakt dit niet anders. De Nederlandse rechter is dus bevoegd om van de verzoeken van partijen kennis te nemen.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de onderhavige zaak dient te worden verwezen naar het Spaanse gerecht. Op grond van artikel 12 lid 1, aanhef en onder b, Brussel II-ter kan in uitzonderlijke omstandigheden een gerecht van een lidstaat dat ten gronde bevoegd is over een zaak te beslissen (in dit geval het Nederlandse gerecht), op verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief, indien het van mening is dat een gerecht van een andere lidstaat waarmee het kind een bijzondere band heeft beter in staat is het belang van het kind in de specifieke zaak te beoordelen, de behandeling van de procedure aanhouden en het gerecht van een andere lidstaat verzoeken zijn bevoegdheid overeenkomstig lid 2 van voormeld artikel uit te oefenen.
In lid 4 van artikel 12 Brussel II-ter is bepaald dat het kind onder andere wordt geacht een bijzondere band met een lidstaat te hebben indien het kind zijn gewone verblijfplaats in die lidstaat heeft verkregen, of zijn gewone verblijfplaats daar voordien had of onderdaan is van die lidstaat.
Nu de kinderen de Spaanse nationaliteit hebben (en daarmee onderdanen van Spanje zijn) en voor hun vertrek naar Nederland hun gewone verblijfplaats in Spanje hadden, is sprake van een bijzondere band met Spanje. Naar het oordeel van de rechtbank is de Spaanse rechter beter in staat om de onderhavige zaak in het belang van de kinderen te behandelen en te beoordelen bij wie en waar de kinderen na hun terugkeer met hun ouders naar Spanje dienen te verblijven. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de ouders en de kinderen zijn geboren en getogen in Spanje, de Spaanse nationaliteit hebben, allen Spaans en geen (althans beperkt) Nederlands spreken en enkel tijdelijk in Nederland verblijven.
De rechtbank acht voorts van zwaarwegend belang dat de vader begin maart 2023 een verzoek tot echtscheiding en voorlopige maatregelen heeft ingediend bij het gerecht in Madrid (terwijl een dergelijk verzoek in Nederland niet is ingediend). In deze procedure zal onder andere het gezag van de ouders over de kinderen, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg voor de kinderen tussen de ouders aan de orde komen. Door in de onderhavige zaak aan de Nederlandse rechter vervangende toestemming voor verhuizing naar Mallorca dan wel Madrid te vragen, wordt in feite vooruit gelopen op (een deel van) de door het Spaanse gerecht te nemen beslissingen in de echtscheidingsprocedure. Het hof acht dit niet in het belang van de kinderen, te meer nu vast staat dat partijen op korte termijn hoe dan ook met de kinderen zullen terugkeren naar Spanje. De Spaanse rechter is naar het oordeel van de rechtbank beter in staat goed zicht te krijgen op de kinderen en hun feitelijke situatie na hun terugkeer met partijen naar Spanje. De rechtbank gaat voorbij aan het door de moeder aangevoerde bewaar tegen een procedure in Spanje, namelijk dat het door een staking van de gerechtssecretarissen in Spanje lang kan duren voordat de verzoeken zullen worden behandeld. Uit het betreffende bericht van de advocaat van de moeder blijkt immers dat voorlopige maatregelen ondanks de staking wel worden behandeld.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de Spaanse rechter. Tussenkomst van partijen is hierbij niet vereist, omdat vaststaat dat de verwijzing door de vader is aanvaard. Aan de Spaanse rechter zal worden verzocht zijn bevoegdheid overeenkomstig artikel 12, lid 2, Brussel II-ter uit te oefenen. Dit zal, gelet op het bepaalde in artikel 24 lid 6 van de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming, geschieden door tussenkomst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde liaisonrechter. De rechtbank zal in verband daarmee bepalen dat de griffier een afschrift van de onderhavige beschikking per e-mail zal zenden aan de liaisonrechter. De Spaanse rechter wordt verzocht op korte termijn – doch in ieder geval binnen zes weken – mee te delen of het de bevoegdheid overeenkomstig artikel 12, lid 2, Brussel II-ter aanvaardt.
In het geval de Spaanse rechter de bevoegdheid aanvaardt, zullen partijen de onderhavige verzoeken bij de Spaanse rechter moeten indienen. Met het oog op de voortgang van de procedure geeft de rechtbank partijen in overweging een en ander reeds in gang te zetten, voor zover dat niet al is gedaan.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, pro forma voor zes weken, in afwachting
van nader bericht van het Spaanse gerecht over de uitoefening van de bevoegdheid overeenkomstig artikel 12, lid 2, Brussel II-ter.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verzoekt de Spaanse rechter zijn bevoegdheid overeenkomstig artikel 12, lid 2, Brussel II-ter uit te oefenen terzake de voorliggende verzoeken betreffende het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met de kinderen naar Mallorca dan wel voor verhuizing van de vader met de kinderen naar Madrid en inschrijving van de kinderen op een school respectievelijk op Mallorca en in Madrid;
- bepaalt dat de overdracht van voormelde verzoeken aan de Spaanse rechter zal geschieden door tussenkomst van de liaisonrechter en bepaalt dat de griffier daartoe een afschrift van de onderhavige beschikking per e-mail zal doen toekomen aan de liaisonrechter door toezending daarvan aan het navolgende emailadres: blik@rechtspraak.nl;
- houdt de verzoeken aan tot
6 juni 2023 pro formain afwachting van bericht van het Spaanse gerecht met betrekking tot aanvaarding van de bevoegdheid.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, voorzitter tevens kinderrechter, en mr. H.L.L. Briët en A. Paats, rechters, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J. Penders, griffier, op 18 april 2023
Hoger beroep tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.