ECLI:NL:RBAMS:2023:6206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
8 oktober 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1378
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet na niet-naleving van inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam over de intrekking van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De eiser, die sinds 6 september 2014 een bijstandsuitkering ontving, had zijn uitkering op 20 mei 2022 zien intrekken omdat hij niet voldeed aan de inlichtingenplicht. Het college had eiser herhaaldelijk verzocht om het huurcontract en betaalbewijzen van de huur over te leggen, maar eiser had hieraan geen gehoor gegeven. Na een opschorting van de uitkering op 6 juni 2022, heeft het college de uitkering definitief ingetrokken.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat hij niet in verzuim was en dat de gevraagde gegevens niet relevant waren voor het vaststellen van zijn recht op bijstand. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had gehandeld. Eiser had de gevraagde informatie niet tijdig overgelegd en had bovendien niet aangetoond dat hij niet in staat was om de informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken, omdat eiser zijn medewerkingsplicht had geschonden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het college geen griffierecht of proceskosten hoefde te vergoeden. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N.A.P.A.C. Coenjaerts),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Ahmed).

Procesverloop

Op 16 augustus 2022 heeft het college de bijstandsuitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) per 20 mei 2022 ingetrokken.
Op 24 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en de bijstandsuitkering van eiser per
6 juni 2022 ingetrokken.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser ontving vanaf 6 september 2014 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande met toepassing van de kostendelersnorm. Op 26 april 2022 is eiser verhuisd naar een woning. Op het adres van de woning staat eiser als enige persoon ingeschreven in het BRP [1] . Het college heeft eiser daarom vanaf 26 april 2022 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande toegekend.
2. Het college heeft eiser op 6 mei 2022 verzocht om uiterlijk op 20 mei 2022 het huurcontract en de betaalbewijzen van de huur van de laatste maand aan het college te overleggen. Eiser heeft hier geen gehoor aan gegeven.
3. Op 23 mei 2022 heeft het college eiser verzocht om uiterlijk op 6 juni 2022 het huurcontract en betaalbewijzen van de laatste twee maanden te overleggen. Eiser heeft deze informatie niet overgelegd.
4. Op 9 juni 2022 heeft het college eiser opnieuw verzocht om het huurcontract en betaalbewijzen van de laatste twee maanden te overleggen, dit keer met een termijn tot en met 23 juni 2022. Ook deze keer heeft eiser de gevraagde informatie niet overgelegd.
5. Op 30 juni 2022 heeft het college de bijstandsuitkering van eiser per 6 juni 2022 opgeschort, omdat eiser de gevraagde informatie niet heeft overgelegd. In het opschortingsbesluit heeft het college eiser verzocht uiterlijk op 14 juli 2022 het huurcontract, de betaalbewijzen van de huur van de laatste twee maanden en alle afschriften van alle betaalrekeningen van 1 juni 2022 tot en met 30 juni 2022 te overleggen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de gevraagde gegevens niet overgelegd.
6. Aangezien eiser niet heeft gereageerd op de brieven van het college, heeft een [specialist] van de gemeente Amsterdam (de [specialist] ) een onderzoek ingesteld. De [specialist] heeft eiser uitgenodigd om voor een gesprek te verschijnen en hem verzocht enkele stukken mee te brengen. Eiser is niet op dit gesprek verschenen. De [specialist] heeft vervolgens geconcludeerd dat niet is vast te stellen of eiser in bijstandsgerechtigde omstandigheden verkeert zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Pw.
7. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser vervolgens per 20 mei 2022 ingetrokken omdat eiser de inlichtingenplicht [2] en de medewerkingsplicht [3] heeft geschonden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
8. Het college heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard voor zover de uitkering is ingetrokken per 20 mei 2022 en voor het overige ongegrond verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
9. Het kan in beroep alleen gaan over de bevoegdheid van het college om de bijstand van eiser na opschorting van het recht op bijstand met ingang van 6 juni 2022 in te trekken. Eiser heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand namelijk geen bezwaar gemaakt. Het opschortingsbesluit staat dus in rechte vast.
10. Bij de beantwoording van de vraag of de bijstandverlenende instantie op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene het bij het opschortingsbesluit vastgestelde verzuim binnen de daarvoor gestelde termijn heeft hersteld. In dit geval dient daartoe te worden beoordeeld of eiser binnen die termijn de gevraagde gegevens heeft verstrekt. Als dat niet het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of eiser hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan bijvoorbeeld ontbreken als de gevraagde gegevens niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of als eiser niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs over de gevraagde gegevens heeft kunnen beschikken. [4]

Verzuim

11. Eiser voert aan dat geen sprake is van een verzuim. De gevraagde gegevens zijn niet van belang voor het vaststellen van het recht op bijstand. Het college heeft eiser immers al een bijstandsuitkering toegekend toen hij op zichzelf ging wonen. De huurovereenkomst en betaalbewijzen van de huur zijn dan ook niet relevant voor het vaststellen van het recht op bijstand.
12. Het college heeft toegelicht dat de bijstandsuitkering voor een alleenstaande is toegekend naar aanleiding van zijn gewijzigde woonsituatie en dat is gebleken dat eiser als enige stond ingeschreven op het adres van de nieuwe woning. Dit neemt echter niet weg dat het college kan onderzoeken wat de feitelijke situatie is in de woning. Naar het oordeel van de rechtbank is dit standpunt van het college juist. Het enkele feit dat een persoon als enige staat ingeschreven op een adres maakt immers niet per se dat de feitelijk situatie daarmee overeenstemt. De grond slaagt daarom niet.
13. Eiser stelt zich vervolgens op het standpunt dat hij zijn huurovereenkomst al heeft overgelegd toen hij zijn verhuizing bij de gemeente meldde. Het college heeft eiser niet mogen verzoeken om informatie over te leggen die het college al heeft.
14. De rechtbank kan deze beroepsgrond niet volgen. In de brieven van 6 mei 2022,
23 mei 2022, 9 juni 2022 en in het opschortingsbesluit heeft het college eiser immers verzocht om, naast de huurovereenkomst, ook de betaalbewijzen van de huur te overleggen. Eiser heeft deze betaalbewijzen echter niet overgelegd. Eiser heeft het verzuim daarom niet (geheel) hersteld, ongeacht of het college de huurovereenkomst al had ontvangen of niet.
Verwijt
15. Eiser voert aan dat hem niet kan worden verweten dat hij het verzuim niet heeft hersteld. Hij kon namelijk zijn brievenbus niet openen, omdat hij de verkeerde sleutel had gekregen van zijn verhuurder. Het had op de weg van het college gelegen om hem op een andere manier te benaderen dan per post, omdat het hier om een zeer belastend besluit gaat. Daarnaast heeft eiser naar zijn weten en naar vermogen meegewerkt om het recht op bijstand te kunnen vaststellen.
16. Ook deze grond slaagt niet. Niet in geschil is dat de brieven zijn bezorgd op het adres van eiser. Dat eiser niet de juiste sleutel van zijn brievenbus bezat, betekent niet dat het college eiser op een andere manier heeft moeten benaderen. Het is immers in beginsel aan het college om te bepalen op welke wijze onderzoek wordt gedaan. Daarvan kan en mag deel uitmaken dat het college eiser met een op het opgegeven adres bezorgde brief uitnodigt om te verschijnen en gegevens te verschaffen. Verder is eiser zelf verantwoordelijk voor het tijdig openen van zijn post. [5] Het lag dan ook op de weg van eiser om zo spoedig de juiste sleutel van de brievenbus te verkrijgen of om bij het college te melden dat en waarom hij niet bij zijn post kon komen. Dat eiser dit op 26 augustus 2022 alsnog bij het college heeft gemeld, betekent niet dat het college gehouden was op een andere manier onderzoek te doen. Dit was immers al ver na de gegeven verzuimtermijnen.
Evenredigheidsbeginsel
17. Eiser voert tot slot aan dat het college in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld. Eiser heeft namelijk geen inkomen en is voor zijn bestaanszekerheid volledig aangewezen op een bijstandsuitkering. Eiser is van mening dat zijn belangen zwaarder worden getroffen dan het beoogde doel van het college.
18. De rechtbank stelt vast dat het college eiser vier keer in de gelegenheid heeft gesteld om de gevraagde stukken te overleggen. Daarnaast heeft de [specialist] eiser uitgenodigd op een gesprek en hem in de gelegenheid gesteld de stukken mee te nemen. Hij had van deze uitnodigingen op de hoogte kunnen zijn door met het college te communiceren dat hij niet de juiste sleutel van de brievenbus bezat. Ondanks al deze mogelijkheden, heeft eiser de stukken niet overgelegd en is hij niet op het gesprek verschenen. Daarnaast had eiser na de intrekking van de bijstand opnieuw een bijstandsuitkering kunnen aanvragen. De grond slaagt niet.
Conclusie
19. Het beroep is ongegrond. Het college hoeft geen griffierecht of proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 september 2023.
griffier rechter
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Basisregistratie Personen.
2.Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:389.
5.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:679.