7.3.Het oordeel van de rechtbank
Geen adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 20 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven. De raadsman heeft hier geen beroep op gedaan.
De rechtbank moet niettemin ambtshalve een beslissing nemen of het jeugdstrafrecht in deze zaak passend is.
De reclassering heeft op 7 september 2023 geadviseerd dat er geen noodzaak is tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte leeft en functioneert zelfstandig en heeft een eigen bedrijfje gehad. Hij neemt niet meer actief deel aan een gezinssituatie en ook zijn er geen aanleidingen die een pedagogische leeromgeving noodzakelijk maken. De rechtbank volgt dat advies omdat zij ook niet denkt dat bij verdachte pedagogisch beïnvloeding nog mogelijk is. Het volwassenenstrafrecht is daarom op zijn plaats.
Nadere motivering van de straf
De rechtbank merkt op dat voor deze strafmotivering het onder 1 primair bewezen geachte feit (poging doodslag) leidend is geweest. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag, door meerdere malen met een mes in de richting van het bovenlichaam / de buikstreek van [slachtoffer] te steken. Daarna heeft verdachte een tas en een pet van [slachtoffer] meegenomen.
Verdachte heeft door zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , hem vrees aangejaagd en zijn lichamelijke integriteit aangetast.
Het voorval heeft grote indruk op het slachtoffer gemaakt, hij was nog lang angstig op straat. Ook de steekwond op zijn knie heeft nog lange tijd klachten gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank rekent verdachte ook aan dat hij al met een mes op zak rondliep. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van messen en het gebruik ervan in Amsterdam vaker tot incidenten leidt. Wat het handelen van de verdachte des te kwalijker maakt is dat het op de openbare weg gebeurde na het uitgaan. De verdachte heeft de openbare orde verstoord en gezorgd voor maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt en in de samenleving. Hij heeft zichzelf niet gemeld bij de politie. Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, weinig inzicht getoond in de ernst van zijn handelen.
Strafmaximum Wetboek van Strafrecht
Doodslag behoort tot een van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. De wetgever heeft de ernst van dit feit tot uitdrukking gebracht door een maximale gevangenisstraf van 15 jaar als strafmaximum te stellen. In dit geval is er sprake van een poging. Dat betekent dat op grond van het Wetboek van Strafrecht dat het strafmaximum een/derde lager is (in dit geval dus 10 jaar gevangenisstraf). Omdat voor het onderhavige feit geen landelijke oriëntatiepunten straftoemeting zijn vastgesteld, heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die landelijk in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 11 augustus 2023 waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld, onder meer voor het bezit van een steekwapen, maar niet voor een geweldsdelict. In dit opzicht wordt verdachte als
first offenderaangemerkt. De rechtbank houdt hiermee ten voordele van verdachte rekening.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 7 september 2023. Zij is net als de reclassering van mening dat verdachte hulp en begeleiding nodig heeft in de vorm van bijzondere voorwaarden. Deze zijn bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat hij wordt begeleid en zo nodig behandeld. De rechtbank zal deze voorwaarden koppelen aan een voorwaardelijk strafdeel en ziet aanleiding daar een proeftijd van drie jaar aan te koppelen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het strafmaximum wat daarop door de wetgever is gesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank zal wel rekening houden met het beperkt gebleven letsel en het feit dat het is gebleven bij een poging. Hoewel de jeugdige leeftijd van verdachte geen aanleiding geeft voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht, zal de rechtbank hiermee bij de strafmaat wel rekening houden. Tot slot heeft verdachte zoals eerder gemeld geen relevante recidive.
Bj het bepalen van de strafduur heeft de rechtbank ook gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting ten voordele van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van dertig maanden, onder aftrek van de periode die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarvan wordt een deel van negen maanden in voorwaardelijke vorm opgelegd, onder de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.