ECLI:NL:RBAMS:2023:6144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
AMS 21/6035
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot deskundigenrapport

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had op 15 december 2021 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 4 november 2021. Op 3 oktober 2022 trok eiser het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op een forfaitaire vergoeding van € 837,- voor de verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van het deskundigenrapport beoordeeld. Eiser had een vergoeding van € 2.368,75 gevraagd voor de kosten van het deskundigenrapport, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voor kwaliteitscontrole door een medisch adviseur niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze niet in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zijn opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de deskundige, internist [deskundige], voor vergoeding in aanmerking komen tot het voor 2022 vastgestelde uurtarief van € 136,19. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.858,43, inclusief het griffierecht van € 49,- dat verweerder aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de overige proceskosten afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/6035

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Uithoorn, eiser,

(gemachtigde: mr. L. de Graaf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 15 december 2021 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 4 november 2021 (het bestreden besluit).
Op 3 oktober 2022 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep en een bedrag van
€ 2.368,75 voor het in de beroepsfase opgemaakte deskundigenrapport van internist
[deskundige] . [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is voor een deel gegrond en voor een deel ongegrond. [2]
2.1
De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 837,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [3]
2.2
Een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag moet worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. [4] Volgens het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit) is voor 2022 een tarief van ten hoogste € 136,19 per uur vastgesteld. [5] [6] In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
Omvang van de gevraagde kostenvergoeding
2.3.1
Eiser heeft een medische rapportage van 28 juli 2022 overgelegd. De nota van
28 juli 2022 van € 1.875,- (exclusief btw) bevat niet de benodigde informatie voor de beoordeling of en in hoeverre de gevraagde vergoeding van € 2.368,75 kan worden toegewezen.
De griffier heeft eiser bij brief van 17 april 2023 verzocht de nota te onderbouwen met informatie over het aantal bestede uren en het in rekening gebrachte uurtarief. Bij brief van 16 mei 2023 heeft eiser gereageerd op dit verzoek.
Uit de door eiser verstrekte informatie van de geraadpleegde deskundige kan worden opgemaakt dat de deskundige 7,5 uur aan het onderzoek heeft besteed tegen een uurtarief van € 200,-. Het totaalbedrag van de deskundige bedraagt € 1.500,- (exclusief btw).
Voor de werkzaamheden van het secretariaat waar de deskundige werkzaam zijn 4,2 uren in rekening gebracht tegen een uurtarief van € 100,-. Het totaalbedrag aan secretariaatskosten bedraagt € 420,- (exclusief btw).
Verder is voor een kwaliteitscontrole van de medisch rapportage door een medisch adviseur 0,25 uren in rekening gebracht, tegen een uurtarief van € 200,-. Het totaalbedrag aan van deze kwaliteitscontrolekosten bedraagt € 50,- (exclusief btw).
Op het subtotaal is een korting van € 95,- in rekening gebracht. Het totaalbedrag van de nota bedraagt € 1.875,- (exclusief btw) en € 2.268,75 (inclusief btw).
Kosten geraadpleegde deskundige
2.3.2
De rechtbank acht het door de deskundige bestede uren van 7,5 redelijk. Het in rekening gebrachte uurtarief van € 200,- is te hoog. De kosten van de door [deskundige] , internist, uitgebrachte medische rapportage komen voor vergoeding in aanmerking voor zover de kosten het voor 2022 vastgestelde uurtarief van € 136,19 niet overschrijden.
Administratiekosten deskundige
2.3.3
De gevraagde kostenvergoeding van secretariaatskosten (administratiekosten) komt niet voor in de limitatieve opsomming in het Bpb en komt daarmee niet voor vergoeding in aanmerking. [7]
Kosten kwaliteitscontrole
2.3.4
De gevraagde kostenvergoeding voor de kwaliteitscontrole van de rapportage door een medisch adviseur komt eveneens niet voor in de limitatieve opsomming in het Bpb en derhalve ook niet voor vergoeding in aanmerking. Deskundige [deskundige] is verzocht om onderzoek te verrichten. De omstandigheid dat de organisatie waar deze deskundige werkzaam is, ervoor heeft gekozen om een kwaliteitscontrole door een ander te laten doen, maakt niet dat zulke kosten (dus) voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is anders als voor het onderzoek kosten zijn gemaakt die nodig waren voor de rapportage, bijvoorbeeld kosten van het opvragen van medische informatie. Van dergelijke noodzakelijke kosten is hier geen sprake.
2.3.5
De proceskostenvergoeding voor het door eiser ingebracht deskundigenrapport bedraagt € 1.021,43 (7,5 x € 136,19). Het bedrag moet zonodig worden vermeerderd met de btw. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 1.858,43 (€ 837,- + € 1.021,43). Het verzoek wordt voor het overige afgewezen.
3. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. [8]

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.858,43;
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 oktober 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een hogerberoepschrift opsturen naar de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. U kunt een hogerberoepschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend: 1 punt voor
4.op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b,
5.krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken en artikel 6 van het Besluit tarieven
6.in artikel I van het Besluit van 8 juni 2022 tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken
8.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb