In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had op 15 december 2021 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 4 november 2021. Op 3 oktober 2022 trok eiser het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op een forfaitaire vergoeding van € 837,- voor de verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van het deskundigenrapport beoordeeld. Eiser had een vergoeding van € 2.368,75 gevraagd voor de kosten van het deskundigenrapport, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten voor kwaliteitscontrole door een medisch adviseur niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze niet in de limitatieve opsomming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zijn opgenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de deskundige, internist [deskundige], voor vergoeding in aanmerking komen tot het voor 2022 vastgestelde uurtarief van € 136,19. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 1.858,43, inclusief het griffierecht van € 49,- dat verweerder aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de overige proceskosten afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.