ECLI:NL:RBAMS:2022:4982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
AMS 19/5429
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot deskundigenrapport en btw-vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.M. Meis, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als verweerder. Eiser had op 11 oktober 2019 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 25 september 2019. Tijdens de zitting op 10 augustus 2020 zijn partijen niet verschenen, waarna de rechtbank het vooronderzoek heropende. Eiser trok op 6 oktober 2021 en 24 mei 2022 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder diende op 8 oktober 2021 een verweerschrift in.

De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding beoordeeld, waarbij eiser een forfaitaire vergoeding in beroep en kosten voor een deskundigenrapport heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het beroep plaatsvond omdat verweerder aan eiser tegemoetkwam. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, vastgesteld op € 748,- voor rechtsbijstand. Voor de kosten van het deskundigenonderzoek, uitgevoerd door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, werd een bedrag van € 1.644,11 vastgesteld, met inachtneming van het geldende uurtarief van € 126,47.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder de btw van € 345,26 aan eiser moet vergoeden, omdat de nota van de deskundige aan eiser was gericht en niet aan zijn gemachtigde. De totale proceskostenvergoeding bedraagt derhalve € 2.737,37, inclusief het betaalde griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor het overige afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.J. Dondorp, in aanwezigheid van griffier M.P. Osinga Sanders.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5429

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

(gemachtigde: mr. F.M. Meis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[werkgever], werkgever van eiser.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 11 oktober 2019 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 25 september 2019 (het bestreden besluit).
Het beroep is behandeld ter zitting van 10 augustus 2020. Partijen zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het vooronderzoek heropend.
Op 6 oktober 2021 en 24 mei 2022 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op 8 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep en een bedrag van
€ 2.510,75 (incl. btw) voor de kosten van het in de beroepsfase opgemaakte deskundigenrapport van het Expertise Instituut. [1] Eiser heeft de kosten met stukken aangetoond. De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is voor een deel gegrond en voor een deel ongegrond. [2]
Forfaitaire kosten
2.1
De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op de forfaitaire proceskostenvergoeding niet bestreden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 748,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [3]
Kosten deskundigenonderzoek – welk tarief is van toepassing?
2.2.1
Het onderzoek is verricht door [verzekeringsarts] , en
[arbeidsdeskundige] . Het deskundigenrapport is gedateerd op 20 februari 2020. Hoewel het feitelijke onderzoek, waarbij eiser bij de deskundige (verzekeringsarts) is verschenen, heeft plaatsgevonden in 2020, is de nota gedateerd op 10 december 2019 en is daarin het uurtarief van € 126,47 gehanteerd en is vermeld dat de uren in 2019 zijn geschreven. [4] Dat betekent dat in dit geval het uurtarief in 2019 van toepassing is.
2.2.2
Een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag moet worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. [5] Volgens het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit) is een tarief van ten hoogste € 126,47 per uur vastgesteld (tarief in 2019). [6] [7] In artikel 15 van het Besluit is bepaald dat de bedragen, genoemd in het Besluit, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
2.2.3
De kosten van de medische rapportage komen voor vergoeding in aanmerking voor zover de kosten het voor 2019 vastgestelde uurtarief van € 126,47 niet overschrijden niet overschrijden.
Uit de nota van 10 december 2019 blijkt dat de deskundigen in totaal 13 uren aan het onderzoek hebben besteed. Dat aantal uren acht de rechtbank redelijk. Dat betekent dat in totaal een bedrag van € 1.644,11 (13 x € 126,47) voor vergoeding in aanmerking komt.
Kosten deskundigenonderzoek – administratiekosten
2.3
In de nota van 10 december 2019 zijn administratiekosten van € 430,89 in rekening gebracht. De administratiekosten van € 430,89 komen niet voor vergoeding in aanmerking. De gevraagde kostenvergoeding van administratiekosten komt niet voor in de limitatieve opsomming in het Bpb. De gevraagde kostenvergoeding wordt in zoverre afgewezen.
Kosten deskundigenonderzoek – moet verweerder btw vergoeden?
2.4.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers gemachtigde de btw mogelijk als voorbelasting kan aftrekken bij de Belastingdienst. Als eiser de btw kan aftrekken dient eiser niet voor vergoeding van de btw in aanmerking te komen. [8] Eiser heeft verweerders standpunt in zijn brief van 24 mei 2022 bevestigd.
2.4.2
Hetgeen verweerder heeft aangevoerd is van toepassing indien (a) de nota van de deskundige is gericht (en geadresseerd) aan de gemachtigde en (b) indien de gemachtigde de mogelijkheid van vooraftrek heeft. Deze mogelijkheid is aan de orde bij een rechtspersoon die btw-plichtig is. [9] [10]
2.4.3
De rechtbank stelt in de onderhavige zaak vast dat de nota van 10 december 2019 is geadresseerd aan eiser en niet aan zijn gemachtigde. De door de deskundigen in rekening gebrachte omzetbelasting drukt dus op eiser. Gesteld noch is gebleken dat eiser de mogelijkheid heeft btw af te trekken. Eisers gemachtigde had evenmin de mogelijkheid van vooraftrek, omdat de nota niet aan de gemachtigde (of het advocatenkantoor) is gericht. Verweerder dient dan ook de btw aan eiser te vergoeden. De hoogte van de btw stelt de rechtbank vast op € 345,26 (21% van € 1.644,11). Dit bedrag is lager dan de feitelijk aan eiser door de deskundigen in rekening gebrachte btw omdat de rechtbank het te vergoeden bedrag lager heeft vastgesteld, zoals overwogen in de rechtsoverwegingen 2.2.3 en 2.2.4.
2.5
De totale proceskostenvergoeding bedraagt derhalve € 2.737,37 (€ 748,- +
€ 1.644,11 + € 345,26).
3. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. [11]

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 augustus 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een hogerberoepschrift opsturen naar de Centrale Raad van Beroep in Utrecht. U kunt een hogerberoepschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.onder toepassing van artikel 8:75 Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt
4.eiser heeft de verzekeringsarts bezocht op 4 februari 2020
5.op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b,
6.krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken en artikel 6 van het Besluit tarieven
7.in artikel II van het Besluit van 3 december 2018 tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken
8.verweerder heeft verwezen naar ECLI:N:HR:2012:BX0919 en ECLI:NL:CRVB:2018:1774
9.ECLI:N:HR:2012:BX0949, rechtsoverweging 4.3.8.
10.niet elk rechtspersoon is btw-plichtig. Rechtspersonen zijn vrijsteld of kunnen hierover afspraken
11.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb