ECLI:NL:RBAMS:2023:6100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
C/13/718101 / HA ZA 22-427
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bestuurdersaansprakelijkheid en schadevergoeding tussen Stichting Welzijn voor Moslims in Nederland en voormalige bestuurders

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de Stichting Welzijn voor Moslims in Nederland en haar voormalige bestuurders, [eiser 1] en [eiser 2]. De rechtbank heeft op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een procedure die begon met een tussenvonnis op 22 februari 2023. De eisers in conventie, [eiser 1] en [eiser 2], zijn aangeklaagd door de Stichting, die hen beschuldigt van het weggesluisd van gelden. De rechtbank heeft in het tussenvonnis al vastgesteld dat [eiser 1] en [eiser 2] sinds 8 december 2021 geen bestuurders meer zijn van de Stichting. De Stichting vorderde schadevergoeding van EUR 149.952,00, die zij stelt te hebben geleden door toedoen van de voormalige bestuurders. De rechtbank heeft de vorderingen van de Stichting in conventie gedeeltelijk afgewezen, maar heeft de voormalige bestuurders wel veroordeeld tot betaling van EUR 30.000,00 aan de Stichting in reconventie. De rechtbank oordeelde dat de Stichting niet voldoende bewijs had geleverd dat de gelden zonder rechtsgrond waren overgeboekt, maar dat de voormalige bestuurders wel aansprakelijk waren voor een bedrag van EUR 30.000,00. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van de Stichting, met een totaalbedrag van EUR 2.171,00 aan kosten voor de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/718101 / HA ZA 22-427
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat mr. B.N. Haacker te Deventer,
tegen
1. de stichting
STICHTING WELZIJN VOOR MOSLIMS IN NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 1] ,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats 2] ,
8.
[gedaagde 8],
wonende te [woonplaats 1] ,
9.
[gedaagde 9],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. O.J. Hennis te Amsterdam.
Eisers in conventie/verweerders in reconventie zullen hierna weer [eiser 1] en [eiser 2] genoemd worden. Gedaagden in conventie/eisers in reconventie zullen hierna gezamenlijk weer [gedaagden] genoemd worden. Stichting Welzijn voor Moslims in Nederland zal hierna weer de Stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis);
  • de akte houdende overlegging producties, met producties, van [eiser 1] en [eiser 2] ;
  • de antwoordakte, met producties, van [gedaagden] ;
  • de akte uitlating producties en overlegging producties, met producties, van [eiser 1] en [eiser 2] ;
  • het e-mailbericht van 6 juli 2023 van de griffier, waarbij partijen is medegedeeld dat de nummers 11 tot en met 44 van de laatstvermelde akte en de daarbij in het geding gebrachte producties 44 tot en met 51 buiten beschouwing zullen blijven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

In conventie

2.1.
In het tussenvonnis zijn de onderdelen (i) en (ii) van de vorderingen afgewezen.
In reconventie
2.2.
In het tussenvonnis is voor recht verklaard dat [eiser 1] en [eiser 2] (met ingang van 8 december 2021) geen bestuurders meer zijn van de Stichting. Voorts is hen bevolen alle bescheiden betreffende de in het tussenvonnis onder 2.13 beschreven overboekingen bij akte in het geding te brengen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben vervolgens de eerste hiervoor onder 1.1 vermelde akte genomen. Daarna hebben [gedaagden] een antwoordakte genomen. Tot slot hebben [eiser 1] en [eiser 2] de tweede hiervoor onder 1.1 vermelde akte genomen. Bij brief van 4 juli 2023 van hun advocaat hebben [gedaagden] bezwaar gemaakt tegen een deel van deze laatste akte en de daarbij in het geding gebrachte producties. Bij brief van 5 juli 2023 van hun advocaat hebben [eiser 1] en [eiser 2] op dit bezwaar gereageerd. De rechtbank heeft daarop de in het e-mailbericht van 6 juli 2023 van de griffier vermelde beslissing genomen.
2.3.
Aan de orde is onderdeel (ii) van de vorderingen van [gedaagden] Dit onderdeel strekt ertoe dat [eiser 1] en [eiser 2] worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de Stichting volgens hen door toedoen van [eiser 1] en [eiser 2] heeft geleden. [gedaagden] begroten deze schade vooralsnog op EUR 149.952,00. Zij vorderen betaling van dit bedrag aan de Stichting.
2.4.
[gedaagden] baseren onderdeel (ii) van hun vorderingen op artikel 2:9 lid 1 BW. Zoals in het tussenvonnis, onder 4.26, al is vermeld, luidt deze bepaling: “Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Tot de taak van de bestuurder behoren alle bestuurstaken die niet bij of krachtens de wet of de statuten aan een of meer andere bestuurders zijn toebedeeld”. Zoals in het tussenvonnis, onder 4.26, al is overwogen, is voor aansprakelijkheid op de voet van deze bepaling volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt en moeten bij de beoordeling of de bestuurder inderdaad een ernstig verwijt treft alle omstandigheden van het geval worden betrokken.
2.5.
De stelplicht en bewijslast rusten in beginsel op [gedaagden] Zij moeten feiten en omstandigheden stellen en, zo nodig, bewijzen die de conclusie kunnen dragen dat [eiser 1] en [eiser 2] hun taak niet behoorlijk hebben vervuld.
2.6.
Zoals in het tussenvonnis, onder 4.27, al is overwogen, stellen [gedaagden] dat [eiser 1] en [eiser 2] – destijds penningmeester respectievelijk secretaris van het bestuur van de Stichting – gelden van de Stichting naar henzelf en met hen verbonden personen hebben weggesluisd. Zoals in het tussenvonnis, onder 4.28, al is overwogen, voeren [eiser 1] en [eiser 2] hiertegen aan dat het gaat om (terug)betalingen waarvoor een rechtsgrond bestond. Anders dan [gedaagden] betogen, is dit verweer geen bevrijdend verweer. [eiser 1] en [eiser 2] betwisten het door [gedaagden] gestelde wegsluizen (zonder rechtsgrond overboeken) van gelden. Hierbij moet wel in het oog worden gehouden dat [eiser 1] en [eiser 2] aldus staan voor een negatieve stelplicht (en, eventueel, een negatieve bewijslast). Vergelijk HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1083 (NNEK/Mourik c.s.).
2.7.
Enkele stellingen van [gedaagden] baten hen in dit verband in elk geval niet.
Dit betreft in de eerste plaats de stelling dat [eiser 1] en [eiser 2] na het overlijden van [naam 1] (de vader van [eiser 2] ) niet langer bevoegd waren de Stichting te vertegenwoordigen. [gedaagden] lichten deze stelling niet voldoende toe, mede gelet op artikel 6, eerste zin, van de statuten. [eiser 1] en [eiser 2] vormden na het overlijden van [eiser 2] senior (en het met instemming van alle betrokkenen onvervuld laten van de daardoor ontstane vacature) tezamen het dagelijks bestuur van de Stichting.
Dit betreft in de tweede plaats de stelling dat [eiser 1] en [eiser 2] bij de overboekingen een tegenstrijdig belang hadden. [gedaagden] zien hierbij over het hoofd dat tegenstrijdig belang alleen aan de orde kan zijn bij daadwerkelijke besluitvorming. In dit geval was – in de optiek van [eiser 1] en [eiser 2] – het besluit (tot het aangaan van een lening) al genomen en is de vraag of de Stichting uit dien hoofde (terug)betalingsverplichtingen had (voor de nakoming waarvan zij op [eiser 1] en [eiser 2] als haar vertegenwoordigers was aangewezen).
Dit betreft tot slot het niet nader toegelichte en onderbouwde “vermoeden” (conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie, nummer 207) van [gedaagden] dat [eiser 1] en [eiser 2] de administratie van de Stichting niet naar behoren hebben gevoerd.
2.8.
Aldus spitst het geschil zich toe op de vraag of de gelden zonder rechtsgrond zijn overgeboekt (zoals [gedaagden] stellen) of niet (zoals [eiser 1] en [eiser 2] aanvoeren). Als de gelden zonder rechtsgrond zijn overgeboekt, hebben [eiser 1] en [eiser 2] hun taak niet behoorlijk vervuld. Als niet komt vast te staan dat de gelden zonder rechtsgrond zijn overgeboekt, moet onderdeel (ii) van de vorderingen van [gedaagden] worden afgewezen. De omstandigheid dat de gelden zijn overgeboekt naar [eiser 1] en [eiser 2] zelf en met hen verbonden personen betekent op zichzelf nog niet dat een rechtsgrond ontbreekt, net zo min als de omstandigheid dat de overboekingen zijn geschied in een periode vol bestuursperikelen binnen de Stichting.
2.9.
De overboekingen zijn in het tussenvonnis, onder 2.13, als volgt beschreven:
In de maand november 2021 is van de ten name van de Stichting staande betaalrekening met nummer [rekeningnummer 5] (onder meer) overgemaakt:
Datum
Rekeningnummer
Rekeninghouder
Omschrijving
Bedrag
04-11-21
[rekeningnummer 1]
[naam 2]
kh terug dank je wel
4.990,00
Idem
Idem
Idem
10.000,00
13-11-21
Idem
Idem
kh terug [naam 6]
5.000,00
17-11-21
Idem
Idem
kh dank je wel [naam 6]
5.000,00
Idem
Idem
kh terug [naam 6]
20.000,00
Idem
Idem
kh terug [naam 6]
10.000,00
Idem
Idem
kh terug [naam 6]
5.000,00
[rekeningnummer 2]
[naam 3]
naar [naam 3]
10.000,00
18-11-21
[rekeningnummer 3]
[naam 4]
kh terug [naam 4]
17.762,00
[rekeningnummer 4]
[naam 5]
kh terug [naam 5]
30.000,00
[rekeningnummer 2]
[naam 3]
naar [naam 3] abn
2.200,00
Het totaal bedraagt EUR 119.952,00.
Op 17 november 2021 is van de ten name van de Stichting staande bestuurrekening met nummer [rekeningnummer 6] (onder meer) overgemaakt:
Rekeningnummer
Rekeninghouder
Omschrijving
Bedrag
[rekeningnummer 7]
[eiser 2] ( [eiser 2] ;
rechtbank)
naar [naam 7]
5.000,00
[rekeningnummer 8]
Stichting [naam 3]
naar [naam 3]
25.000,00
Het totaal bedraagt EUR 30.000,00.
2.10.
[gedaagden] stellen dat aan [naam 2] , naast het hiervoor onder 2.9 vermelde bedrag van in totaal EUR 59.990,00, nog eens EUR 10,00 (ten onrechte) is overgemaakt. [gedaagden] verbinden aan deze stelling echter geen vermeerdering van eis. Aan de gestelde overboeking van EUR 10,00 gaat de rechtbank daarom voorbij.
2.11.
Bij de beoordeling van de hiervoor onder 2.9 vermelde overboekingen wordt het volgende vooropgesteld.
a. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de administratie van de Stichting op 27 februari 2023 (enkele dagen na het tussenvonnis) overgedragen aan [gedaagden]
b. Binnen de Stichting en de met de door haar beheerde moskee verbonden moslimgemeenschap zijn de in het tussenvonnis, onder 4.27, al vermelde “karza hasna”-leningen niet ongebruikelijk. Het gaat om renteloze leningen van in beginsel onbepaalde duur. Zij worden deels contant, deels giraal verstrekt. De bedragen lopen uiteen.
c. [gedaagden] bestrijden niet dat [gedaagde 4] (gedaagde in conventie/eiser in reconventie sub 4) regelmatig namens de Stichting betrokken is geweest bij de totstandkoming van “karza hasna”-leningen.
d. [gedaagden] bestrijden niet dat door de zussen van [gedaagde 4] aan de Stichting verstrekte “karza hasna”-leningen zijn terugbetaald.
2.12.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben na het tussenvonnis de volgende stukken in het geding gebracht.
1. Als productie 35 een stuk getiteld Register Leningen SWM mutaties 31-12-2021, voor zover hier van belang luidende:
Ref.nr.
Naam leningsverstrekk
Initialen Leningverstrekker
Hoofdsom lening
Afgelost 2021
Saldo 31-12-2021
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
2
[nummer 2]
[naam 8]
€ 238.715,00
165585
€ 73.130,00
per bank
[naam 6]
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
5
[naam 5]
[naam 5]
€ 68.875,00
68875
€ 0,00
per bank
[naam 5]
6
[naam 4]
[naam 4]
€ 17.763,00
17763
€ 0,00
per bank
[naam 4]
2. Als productie 36 de volgende stukken.
a. Een van een stempel van de Stichting voorzien stuk getiteld Karz Hasana, met als leningnummer [nummer 1] en voor het overige luidende, voor zover hier van belang:
Hierbij verklaart de
Stichting Welzijn voor Moslims in Nederlandeen lening (
karz hasana) te zijn aangegaan ten bedrage van
€uro. 170.000,=
(…)
Met: [naam 6]
(…)
ten behoeve van bouw
Djame Masdjied “TAIBAH” te Amsterdam
voor de termijn van:
onbepaald
Voorwaarde van terugbetaling:
Teruggave direct op aanvraag.
Gemachtigden: (…) [naam 2] (…) [eiser 1]
Geld ontvangen onder leiding van:
[naam 1] , [naam 9]
Handtekening: (onleesbare handtekening;
rechtbank)
Voor akkoord,
Amsterdam, Datum:
20 nov. 2009
Namens het bestuur van S.W.M.
Handtekening (penningmeester) Handtekening (secretaris)
[naam 9] [naam 10]
(onleesbare handtekening;
rechtbank) (onleesbare handtekening;
rechtbank)
Handtekening (schuldeiser)
[naam 6] .
b. Een stuk luidende:
[naam 6] Verklaring lening Amsterdam 16 maart 2023
Hierbij verklaar ik naar aanleiding van uw verzoek het volgende
Ik heb diverse bedragen geleend aan de Stichting Welzijn Moslims geruime tijd geleden. In 2008 had ik via de bank € 122000,- uitgeleend aan de SWM, de jaren daarop heb ik meer gelden uitgeleend. De moskee had veel geld nodig in het verleden vanwege de verbouwing van de moskee. Ik heb daarnaast ook zeer regelmatig grote donaties gedaan aan de moskee en meegedaan met sponsoring van activiteiten.
Ik heb mijn kinderen gemachtigd om (…) het geld weg te halen van de lening met nummer [nummer 1] de hoofdsom was € 170.000,-. Ik heb de SWM ook gevraagd het geld vrij te maken en dat was toen niet mogelijk in 2020. Mijn dochter [naam 2] die gemachtigd was had ook gevraagd aan de SWM om in termijnen terug te betalen maar dat kon niet. Eind 2021 kreeg ze het geld op haar bankrekening gestort uit hoofde van deze lening karz hasana [nummer 1] . Er stond ook als omschrijving bij bedankt [naam 6] . Ik zag later op het excel sheet dat de uibetalde bedragen in mindering was gebracht en dat ik nog een restant vordering heb op de SWM.
Er is ook een excel sheet bijgehouden met de bedragen en het nu nog resterende saldo van de lening in de kluis van de moskee. Ik zag dat [naam 11] de karz hasana mappen bewaarde.
[naam 6] .
Volgt (op dezelfde pagina) een kopie van het paspoort van [naam 6] .
c. Een stuk luidende, voor zover hier van belang:
Naam schuldeiser: [naam 6]
[nummer 2]
Leningnr
Datum
Ontvangen
Terugbetaald
Saldo
Handtekening
Opmerking
€ 236.545,00
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
13-11-2021
€ 20.000,00
€ 133.130,00
via bank [naam 2]
17-11-2021
€ 40.000,00
€ 73.130,00
via bank [naam 2]
d. Een pagina uit een aangifte inkomstenbelasting 2021 (van, volgens [eiser 1] en [eiser 2] , [naam 6] ), voor zover hier van belang luidende:
Andere bezittingen
Uitgeleend geld
Omschrijving uitgeleend geld (vorderingen) op 1 januari 2021 Bedrag
Stichting welzijn moslims € 238.715.
e. Enkele rekeningafschriften.
f. Een stuk luidende:
[naam 2]
Verklaring lening Amsterdam 16 maart 2023
Hierbij verklaar ik naar aanleiding van uw verzoek het volgende
Mijn Moeder [naam 6] heeft diverse bedragen geleend aan de Stichting Welzijn Moslims. De moskee had veel geld nodig in het verleden vanwege de verbouwing van de moskee. Ze heeft daarnaast ook veel donaties gedaan aan de moskee.
Ze had aan mij doorgegeven dat ik gemachtigd was om het geld weg te halen van haar lening met nummer [nummer 1] de hoofdsom was € 170.000,- maar ik mocht maar € 60.000,- eruit halen. Van mijn moeder als ik het nodig had. Ik heb toen de SWM gevraagd het geld vrij te maken en dat was toen niet mogelijk in 2020, Ik had ook gevraagd om in termijnen terug te betalen maar dat kon ook niet. Eind 2021 kreeg ik het geld op mijn bankrekening gestort uit hoofde van deze lening [nummer 1] . Er stond ook als omschrijving bij bedankt [naam 6] .
Er is ook een excel sheet bijgehouden met de bedragen en het nu nog resterende saldo van de lening.
[naam 2] .
Volgt (op dezelfde pagina) een kopie van het paspoort van [naam 12] .
3. Als productie 37 de volgende stukken.
a. Een pagina uit de balans per 31 december 2021 van de Stichting, voor zover hier van belang luidende:
PASSIVA
Eigen vermogen 1.984.478
Schulden op korte termijn 6.050
Schulden korte termijn lening 559
Schulden lange termijn [naam 3] lening 785.621
Schulden lange termijn leningen 2.425.569.
b. Een pagina uit de jaarrekening 2022/balans per 31 december 2022 van [naam 3] , voor zover hier van belang luidende:
2022 2021
€ €
(…)
VLOTTENDE ACTIVA
Lening/karz hasana 736.129 785.621.
c. Een aan de Stichting gericht schrijven, gedateerd 31 januari 2023, van [naam 3] , voor zover hier van belang luidende:
Wij hebben vernomen dat de jaarrekening 2022 van de Stichting welzijn voor Moslims wordt samengesteld door een externe accountant die ons heeft benaderd om een opgaaf te doen van de vordering per eind 2022 vanwege voorgeschoten bouwkosten Anware-e Madina, Uitbreiding moskee Taibah, uitbreiding Toobah en hulp bij Jamia Madinatul Islam.
De vordering op SWM bedraagt per 31-12-2022 € 736.129,-
(onleesbare handtekening;
rechtbank)
Namens het bestuur.
ST [naam 3] .
4. Als productie 38 een stuk getiteld Register leningen Stichting Welzijn Moslims.
5. Als productie 39 een rekeningafschrift van [naam 3] , met daarop de overboekingen van de Stichting op 17 en 18 november 2021.
6. Als productie 40 de volgende stukken.
a. Een stuk luidende:
[naam 4]
Verklaring lening Amsterdam 16 maart 2023
Hierbij verklaar ik het volgende:
Ik heb al geruime tijd geleden mijn spaargeld uitgeleend aan de SWM omdat deze geld nodig had voor de verbouwing van de moskee. Ik daarvoor ook mijn ontslagvergoeding gebruikt die ik kreeg in 2004
Ik heb het opgebouwde saldo per kas gegeven en per bank overgemaakt. Het werd toen iedere keer genoteerd op een excel sheet en deze werd in een map bewaard in de kluis van de Moskee. Ik kan deze overgeboekte bedragen per bank zelf niet meer terugkijken bij de ING bank, zij geven aan dat ze maximaal 7 jaar terug kunnen. Ik heb van de moskee alleen een excel sheet gehad met daarop de bedragen erop vermeld.
Ik heb mijn karz hasana geldlening reeds opgevraagd in 2020 vanwege een dakkapel die ik heb laten plaatsen en later in het jaar een verbouwing van de zolderkamer van mijn woning. Er was bij de SWM geen geld beschikbaar, ik kreeg het pas in november 2021 op mijn bank gestort.
[naam 4] .
Volgt (op dezelfde pagina) een kopie van het rijbewijs van [naam 4] .
b. Een stuk luidende, voor zover hier van belang:
Naam schuldeiser: [naam 4]
[nummer 3]
Lenongnr
Datum
Ontvangen
Terugbetaald
Saldo
Handtekening
Opmerking
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
18-11-2021
- € 17.763,00
€ 0,00
via bank
c. Twee rekeningafschriften van [naam 4] .
7. Als productie 41 de volgende stukken.
a. Een stuk luidende:
[naam 5]
Verklaring lening Amsterdam 16 maart 2023
Hierbij verklaar ik naar aanleiding van uw verzoek het volgende
Ik heb al geruime tijd geleden mijn spaargeld uitgeleend aan de SWM omdat deze geld nodig had voor de verbouwing van de moskee. Een bedrag ad € 29.170,- had ik volgens de boekhouder op 31-12-2009 als vordering. In 2010 heb ik op 15-1-2010 22.500,- overgemaakt, en op 23-03-2010 10.000,- en op 29-10-2010 een bedrag ad € 20.000,-. Ik ben tandarts van beroep en hou van deze moskee en geef daarnaast ook grote giften aan de moskee. Alle bedragen die ik contant of per bank overmaakte als lening werden op een excel sheet genoteerd en in een map bewaard in de kluis van de Moskee. Ik kan deze overgeboekte bedragen per bank niet meer terugkijken bij de ING bank. Wel heb ik een balans en verliesrekening van mijn bedrijf Medisch Centrum [eiser 2] over 2010.
Ik heb mijn karz hasana geldlening reeds opgevraagd in 2020 vanwege hoge kosten in de tandartspraktijk. Er was werd mij verteld bij de SWM geen geld beschikbaar, ik kreeg het pas in november 2021 op mijn bank gestort.
[naam 5] .
Volgt (op dezelfde pagina) een kopie van het paspoort van [naam 5] .
b. Een pagina uit de balans per 31 december 2010 van Medisch centrum [eiser 2] met onder de activa een lening aan de Stichting ten bedrage van EUR 29.170,00.
c. Een stuk getiteld vraagposten (ABN Amro [rekeningnummer 9] ), voor zover hier van belang luidende:
Boekstuk.nr.
datum
volgnr.
Grootboek
omschrijving
saldo
debet
credit
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
23
15-01-2010
1
vraagposten
stichting welzijn moslim karz hasna
- € 15.839,80
€ 22.500,00
€ 0,00
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
79
23-03-2010
3
vraagposten
stichting welzijn moslim karz hasna
- € 6.644,62
€ 10.000,00
€ 0,00
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
303
29-10-2010
10
vraagposten
stichting welzijn moslim karz hasna
€ 12.856,95
€ 20.000,00
d. Een stuk luidende, voor zover hier van belang:
Naam schuldeiser: [naam 5]
[nummer 4]
Leningnr
Datum
Ontvangen
Terugbetaald
Saldo
Handtekening
Opmerking
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
18-11-2021
€ 68.875,00
€ 0,00
Via Bank
e. Een rekeningafschrift van [naam 5] .
8. Als productie 42 een transactiebevestiging en een bankafschrift.
9. Als productie 43 drie ondertekende verklaringen.
a. Een verklaring, gedateerd 14 maart 2023, van [naam 13] , voor zover hier van belang luidende:
Mijn naam is [naam 13] (…) en ben al geruime tijd verbonden aan de Stichting welzijn voor Moslims als vrijwilliger, ik heb de afgelopen jaren veel bestuursleden zien komen en gaan.
Inzake de Karz Hasana Leningen kan ik het volgende uitleggen of toelichten. Het gaat om leningen door veel verschillende leden van de gemeenschap aan de moskee. De administratie van deze leningen wordt bijgehouden in leningmappen / ordners en die bevinden zich altijd in de kluis.
Iedere contante lening die wordt ontvangen of uitbetaald wordt in de map bijgeschreven en toegevoegd op een lijst/overzicht voor iedere afzonderlijke lening, voorzien van de naam van de lener en een administratieve code waarbij KH staat voor Karz Hasana.
Ook bankbetalingen worden opgeschreven op zo’n lijstje/overzicht. Dit lijstje/overzicht is vaak het enige bewijsstuk van de lening en het saldo van de lening.
Er zijn moskeebezoekers die hun geld voor lange tijd opzij hebben gezet. Indien iemand zijn geldlening of een deel ervan terug wil hebben, gebeurt dit via een mondeling of schriftelijk verzoek aan de bestuursleden.
De terugbetaling duurt afhankelijk van het af te lossen bedrag een aantal dagen, weken of maanden. Ik weet dat [naam 6] , [naam 4] , [naam 5] en Stichting [naam 3] grote bedragen hebben geleend aan de Stichting Welzijn Voor Moslims.
b. Een verklaring, gedateerd 20 maart 2023, van [naam 14] , voor zover hier van belang luidende:
Bij de Stichting welzijn voor Moslims heb ik diverse activiteiten georganiseerd en heb ik ook geholpen met de administratie.
Er zijn moskeebezoekers die een geldlening hebben afgesloten met de Moskee. Deze Karz Hasana Leningen worden bijgehouden en bewaard in het kleine kantoortje. De ordners worden opgeborgen in de kluis.
Als iemand zijn geld komt opvragen wordt hij/zij doorverwezen naar de bestuurders van de Moskee.
Van een aantal moskeebezoekers zoals [naam 6] , [naam 5] , [naam 4] en de Uitvaartfonds [naam 3] weet ik dat deze grote bedragen hebben uitgeleend aan de Stichting Welzijn voor Moslims.
c. Een verklaring, gedateerd 20 maart 2023, van [naam 15] , voor zover hier van belang luidende:
Ik ben al geruime tijd verbonden aan de Stichting welzijn voor Moslims als vrijwilligster.
Inzake de Karz Hasana Leningen kan ik het volgende uitleggen of toelichten. De administratie van deze leningen wordt bijgehouden in leningmappen / ordners en die bevinden zich in de kluis.
Indien iemand zijn geldlening of een deel ervan terug wil hebben, gebeurt dit via een mondeling of schriftelijk verzoek aan de bestuursleden. Als personen mij gingen benaderen gaf ik het door aan het dagelijks bestuur.
Ik weet dat [naam 6] , [naam 4] , [naam 5] en Stichting [naam 3] grote bedragen hebben uitgeleend aan de Stichting Welzijn voor Moslims.
2.13.
[gedaagden] stellen ten aanzien van de overboekingen naar [naam 2] als gemachtigde van [naam 6] : (i) er bestaat geen “karza hasna’-lening tussen de Stichting en [naam 6] , althans [eiser 1] en [eiser 2] hebben onvoldoende daartoe gesteld en uit de overgelegde stukken blijkt niet van een geldige leningsovereenkomst, (ii) [naam 6] heeft nimmer geld geleend aan de Stichting, (iii) voor zover [naam 6] betalingen aan de Stichting heeft verricht zijn dit steeds giften geweest en (iv) [naam 6] heeft meer geld van de Stichting ontvangen dan de Stichting van [naam 6] heeft ontvangen.
2.14.
[gedaagden] stellen ten aanzien van de overboeking van EUR 17.762,00 naar [naam 4] : (i) er bestaat geen “karza hasna” lening tussen de Stichting en [naam 4] , althans [eiser 1] en [eiser 2] hebben onvoldoende daartoe gesteld en uit de overgelegde stukken blijkt niet van een geldige leningsovereenkomst en (ii) [naam 4] heeft nooit geld aan de Stichting betaald.
2.15.
[gedaagden] stellen ten aanzien van de overboeking van EUR 30.000,00 naar [naam 5] : (i) er is geen geldleningsovereenkomst tussen de Stichting en [naam 5] , (ii) door [naam 5] ter beschikking gestelde bedragen betreffen donaties en (iii) de door [eiser 1] en [eiser 2] gestelde contante betalingen zijn niet verricht.
2.16.
[gedaagden] stellen ten aanzien van de overboekingen van in totaal EUR 37.200,00 naar [naam 3] : (i) de door [eiser 1] en [eiser 2] gestelde geldlening tussen de Stichting en [naam 3] bestaat niet en (ii) het gestelde verschuldigde bedrag is niet correct.
2.17.
De rechtbank overweegt dat de door [eiser 1] en [eiser 2] overgelegde documenten geen sluitend bewijs vormen dat met de hiervoor onder 2.13 tot en met 2.15 vermelde overboekingen openstaande leningen zijn afgelost. Redelijke twijfel daaraan is mogelijk. Daar staat tegenover dat het niet aan [eiser 1] en [eiser 2] is om de rechtsgrond van de betalingen te bewijzen. Voor het slagen van de vorderingen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid is het aan [gedaagden] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen die de conclusie rechtvaardigen dat [eiser 1] en [eiser 2] geld van de Stichting hebben weggesluisd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zij daarin niet geslaagd. Uitsluitend het weerspreken van de stellingen en producties van [eiser 1] en [eiser 2] volstaat daartoe niet. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank voorts hetgeen hiervoor onder 2.11 is vooropgesteld. De conclusie luidt dat de rechtbank niet als vaststaand kan aannemen dat deze gelden zonder rechtsgrond zijn overgeboekt, zodat de vorderingen van [gedaagden] in zoverre worden afgewezen.
2.18.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt hetzelfde ten aanzien van de overboekingen van EUR 10.000,00 en EUR 2.200,00 naar [naam 3] . Ten aanzien van de overboekingen van EUR 5.000,00 en EUR 25.000,00 naar (uiteindelijk) [naam 3] wordt echter anders geoordeeld. [eiser 1] en [eiser 2] hebben in de conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat deze overboekingen zijn gedaan om deze gelden in het kader van de bestuursperikelen binnen de Stichting uit handen van [gedaagden] te houden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben hiermee erkend dat deze gelden zonder rechtsgrond zijn overgeboekt. Ter zitting van 5 januari 2023 heeft hun advocaat nogmaals verklaard: “Dit is gedaan om het geld veilig te stellen” (proces-verbaal, bladzijde 7). [eiser 2] heeft onmiddellijk daarna verklaard: “Dit geld moest terug want het is bestemd voor begrafenissen” (proces-verbaal, ter aangehaalder plaatse). Deze nadere stellingname is bij die gelegenheid echter niet nader toegelicht en onderbouwd. Deze nadere toelichting en onderbouwing ontbreekt ook in de akte die [eiser 1] en [eiser 2] na het tussenvonnis hebben genomen. Zij spreken hierin slechts over schulden van de Stichting aan [naam 3] . Dit volstaat voor de overboekingen van EUR 10.000,00 en EUR 2.200,00, maar niet voor de overboekingen van EUR 5.000,00 en EUR 25.000,00 die volgens de (aanvankelijke) stellingen van [eiser 1] en [eiser 2] zelf nu juist niet op betaling van een schuld waren gericht. De enkele (eventuele) omstandigheid dat [naam 3] (uiteindelijk) EUR 30.000,00 in mindering heeft gebracht op haar vordering op de Stichting maakt dit niet anders. Onderdeel (ii) van de vorderingen van [gedaagden] is tot een bedrag van EUR 30.000,00 toewijsbaar.
In conventie
2.19.
In het tussenvonnis zijn de onderdelen (i) en (ii) van de vorderingen al afgewezen. Ook de overige onderdelen zullen nu, zoals in het tussenvonnis al is aangekondigd, worden afgewezen.
2.20.
[eiser 1] en [eiser 2] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagden] gevallen proceskosten. Deze worden begroot op EUR 676,00 aan griffierecht en EUR 1.495,00 (2½ punt, tarief II) aan advocaatkosten, in totaal EUR 2.171,00. De gevorderde veroordeling in de nakosten en de wettelijke rente is toewijsbaar op de in de beslissing vermelde wijze.
In reconventie
2.21.
In het tussenvonnis is al voor recht verklaard dat [eiser 1] en [eiser 2] (met ingang van 8 december 2021) geen bestuurders meer zijn van de Stichting. Thans zullen zij worden veroordeeld tot betaling van EUR 30.000,00 aan de Stichting.
2.22.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd. Redengevend is dat onderdeel (i) van de vorderingen in feite een herhaling is van het verweer in conventie (en als zodanig niet tot extra kosten voor [gedaagden] heeft geleid) en dat partijen wat het in onderdeel (ii) gevorderde betreft over en weer deels in het gelijk, deels in het ongelijk zijn gesteld.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
wijst de onderdelen (iii) tot en met (v) van de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van [gedaagden] begroot op EUR 2.171,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na heden;
3.3.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de na dit vonnis aan de zijde van [gedaagden] ontstane kosten, begroot op EUR 173,00 aan salaris advocaat en, onder de voorwaarde dat [eiser 1] en [eiser 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, op EUR 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.4.
verklaart deze betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.5.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] tot betaling aan de Stichting van EUR 30.000,00 (dertigduizend euro);
3.6.
verklaart deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
compenseert de kosten van het geding in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, rechter, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023.