ECLI:NL:RBAMS:2023:6045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
13/122540-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 7 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 24 april 2023 door een Belgische onderzoeksrechter is uitgevaardigd. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1948, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 24 augustus 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. van Paridon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat hij in Nederland zijn straf kan ondergaan. De Belgische autoriteiten hebben op 14 juli 2023 garanties gegeven over de detentieomstandigheden, waaronder voldoende leefruimte en toegang tot gezondheidszorg. De rechtbank heeft deze garanties als voldoende beoordeeld, ondanks eerdere zorgen over de detentieomstandigheden in België.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/122540-23
Datum uitspraak: 7 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 april 2023 door de onderzoeksrechter
at the french-speaking court of first instance in Brussels, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. van Paridon, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB in samenhang gelezen met formulier A vermeldt een internationaal aanhoudingsbevel dd. 24.04.2023 uitgevaardigd door
the examining magistrate at the french-speaking court of first instance in Brussels.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Federaal procureur te Brussel heeft op 14 juli 2023 de volgende garantie gegeven:
Mijn ambt verwijst naar uw e-mail van 11 juli 2023 betreffende de overlevering van [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag]/1948, met daarin een verzoek om terugkeergarantie.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, geef ik u hierbij de garantie dat de onderdaan na zijn overlevering zal terugkeren naar Nederland.
Deze garantie houdt in dat de betrokkene – zodra hij in België is veroordeeld of hem een definitieve vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd – indien hij daarom verzoekt, aan de Nederlandse autoriteiten zal worden overgedragen om deze veroordeling of maatregel te ondergaan in Nederland.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
- de vervolging is in België aangevangen;
- de medeverdachten worden in België vervolgd;
- het bewijs bevindt zich in België;
- het openbaar ministerie is niet voornemens om zelf de opgeëiste persoon te vervolgen voor de feiten in het EAB.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie genoemde argumenten vormt het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsman heeft aangevoerd dat er geen gevolg aan het EAB moet worden gegeven gelet op de detentieomstandigheden. Gedetineerden zitten te lang op cel, de cellen zijn te klein en er is sprake van grondslapers. Dit leidt tot onrust onder de gedetineerden wat weer leidt tot een onveilig gevoel bij de medewerkers van de gevangenis waardoor er een 24-uurs staking in de gevangenis van Antwerpen heeft geleid, zoals blijkt uit het overgelegde nieuwsbericht van de VRT van 11 augustus 2023. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de zaak aan te houden om nadere garanties te vragen bij de Belgische autoriteiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie voldoet.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536). Bij brief van 1 augustus 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Haren indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval

regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Het overgelegde nieuwsbericht is niet van toepassing in deze zaak nu dit ziet op de gevangenis in Antwerpen en de opgeëiste persoon in de gevangenis in Haren wordt geplaatst.
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter
at the french-speaking court of first instance in Brussels(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.