Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
Toedracht
Kunt u aangeven hoe de voorrangssituatie ter plaatse precies is geregeld voor het verkeer dat wil oversteken op het punt waar het ongeval is gebeurd?
Dienen fietsers die willen oversteken bij het oversteekpunt waar het ongeval is gebeurd, voorrang te verlenen aan het gemotoriseerd verkeer dat staat te wachten voor een rood uitstralend verkeerslicht? Graag uw antwoord uitgebreid motiveren op basis van de geldende verkeersregels.
Indien uw antwoord op de vorige vraag bevestigend is, kunt u dan aangeven wanneer er voor de fietsers die op dit punt willen oversteken een moment ontstaat dat zij kunnen oversteken? (…)”
Opdracht (Nationale Nederlanden):
Zichtmogelijkheden chauffeur Betonmixer
3.Het geschil
4.De beoordeling
Hoe kijkt u aan tegen de verkeerssituatie en de oorzaak van het ongeval ?”). Dat is meer dan alleen een ‘restvraag’, dat is een verzoek om de toedracht van het ongeval te onderzoeken. Daar was echter geen aanleiding voor.
het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen”. [verzoeker] heeft deze voorrangsregel niet geschonden; hij heeft immers niet verhinderd dat het verkeer op de [locatie 1] zijn weg kon vervolgen, want dit verkeer stond al stil. [verzoeker] heeft ten aanzien van het verlenen van voorrang dus geen fout gemaakt, en hem kan op dit punt geen verwijt worden gemaakt.
Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.” ‘Wegrijden’ is verder niet gedefinieerd in het RVV. Hoe dan ook is de rechtbank van oordeel dat het wegrijden na stilstand voor een verkeerslicht niet valt onder de opsomming in artikel 54 RVV. Het stoppen en weer wegrijden bij een verkeerslicht is immers zozeer onderdeel van het reguliere verkeer, dat van een ‘bijzondere manoeuvre’ niet kan worden gesproken. Een verkeerslicht is bovendien bedoeld om de voorrangssituatie te regelen, als bestuurders dan elke keer bij het wegrijden voor een verkeerslicht het nog kruisende verkeer voor zouden moeten laten gaan, zou de regeling van de voorrangssituatie door de verkeerslichten geen nut meer hebben. Het arrest van de Hoge Raad uit 1955 [3] dat [verzoeker] heeft aangehaald is niet van toepassing want die uitspraak ging niet over artikel 54 RVV, maar het (oude) artikel 30 Wegenverkeersreglement, dat zag op stoppen en wegrijden in het algemeen (en niet op een bijzondere manoeuvres). Bovendien is het verkeer de afgelopen 70 jaar dermate gewijzigd dat de uitleg van deze verkeersregel in deze tijd niet meer één op één hetzelfde zou zijn.
kunnenzien. NN onderbouwt dit met het rapport van Bosscha. In dat rapport zijn foto’s opgenomen, die in een simulatieopstelling zouden zijn genomen van een fietser die vlak voor de vrachtwagen overstak. Volgens Bosscha volgt uit deze foto’s dat [naam] [verzoeker] niet kon zien toen hij overstak. [verzoeker] betwist dat deze foto’s kloppen. De rechtbank laat dat in het midden. Deze foto’s doen immers niets af aan de vraag of [naam] [verzoeker] heeft kunnen zien toen hij aan kwam fietsen vóórdat hij overstak. In dat verband is van belang de situatieschets in het rapport van Bosscha waarop de dode hoeken van de vrachtwagen staan afgebeeld (zie 2.20). Deze afbeelding klopt echter niet. In deze situatieschets is geen tweede (rechter)rijstrook op de [locatie 1] opgenomen, maar is vrijwel direct naast de vrachtwagen het fietspad weergegeven, terwijl tussen de rijstrook waar de vrachtwagen stond en het fietspad nog een (rechter)rijstrook zat. Het gevolg daarvan is dat [verzoeker] op het moment dat hij op het fietspad fietste verder van de vrachtwagen verwijderd was en (dus) minder in de dode hoek van de vrachtwagen zat dan afgebeeld op die situatietekening. Bosscha’s conclusie onder 3. (zie 2.20) is dus onvoldoende onderbouwd. De conclusie is dan ook dat niet is gebleken dat [naam] [verzoeker] helemaal niet heeft kunnen zien, al had hij dat geprobeerd.
zijnvrachtwagen is; [naam] moet zich daardoor meer bewust zijn van de risico’s en gevaren van deze dode hoek. Andere verkeersdeelnemers, zoals [verzoeker] , moeten ook oplettend zijn bij een dode hoek van een vrachtwagen, maar de verantwoordelijkheid en daardoor ook de bijdrage aan het ontstaan van het ongeval ligt meer aan de kant van [naam] .