Beoordeling door de rechtbank
9. De beroepen tegen het niet tijdig beslissen hebben op grond van artikel 6:20,
derde lid, van de Awbmede betrekking op de alsnog genomen besluiten. Eiseres kan zich namelijk niet vinden in deze besluiten.
10. Aangezien het OM en de Ksa alsnog een besluit hebben genomen, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van de beroepen tegen het niet tijdig nemen van deze beslissingen. Eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in die beroepen. Er bestaat wel aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Hier zal de rechtbank later in de uitspraak op terugkomen.
11. De rechtbank beoordeelt of het OM en de Ksa terecht de Wob-verzoeken van eiseres hebben afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
12. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft. De Woo is dus van toepassing als met ingang van 1 mei 2022 wordt beslist op Wob-verzoeken, ook als die voor die datum zijn gedaan. Gelet op de datum van de bestreden besluiten hebben verweerders met toepassing van de Woo moeten beslissen. Ook voor de rechtbank is de Woo het toetsingskader.
Artikel 8.8 van de Woo en de Wjsg
13. Eiseres stelt dat de Wjsg alleen in combinatie met artikel 365, vierde en vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering als bijzondere regeling moet worden gezien. Deze lijn gold onder de Wob en de wetgever heeft geen verandering beoogd met de invoering van de Woo.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. De wettekst van artikel 8.8 van de Woo is duidelijk: de Woo is van toepassing, tenzij een bij bijzondere wet vastgelegd apart regime van toepassing is. De Wjsg is opgenomen als bijzondere regeling in de bijlage bij
artikel 8.8 van de Woo. Daarmee is geregeld dat de Woo niet van toepassing is als een bepaling van de Wjsg geldt. Er is geen reden om aan te nemen dat de wetgever met deze wettekst iets anders heeft beoogd te zeggen. Ook uit de memorie van toelichtingbij de Woo blijkt dat de wetgever onduidelijkheden weg heeft willen nemen die onder de Wob bestonden voor het toepasselijke regime van openbaarmaking.
15. Eiseres stelt zich daarnaast op het standpunt dat openbaarmaking van de door haar verzochte informatie niet kan worden geweigerd op grond van de Wjsg, omdat op deze informatie niet de Wjsg maar de Woo van toepassing is.
16. De rechtbank volgt eiseres niet op dit punt. Op grond van artikel 8.8 van de Woo en de bijlage bij dit artikel zijn de artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid en 5.2 niet van toepassing voor zover de titels 2 tot en met 3b van de Wjsg gelden. Deze titels zien onder meer op de verwerking van justitiële en strafvorderlijke gegevens. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van de Wjsg worden onder ‘strafvorderlijke gegevens’ verstaan: persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon die zijn verkregen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek en die het openbaar ministerie in een strafdossier of langs geautomatiseerde weg in een gegevensbestand verwerkt.
17. De gemachtigde van verweerders heeft terecht betoogd dat persoonsgegevens gegevens zijn die herleidbaar zijn naar een rechtspersoon of natuurlijke persoon. Door het feit dat de namen van de rechtspersonen en van de natuurlijke persoon zijn opgenomen in de Wob-verzoeken I, II en IV, is alle informatie die als reactie op elk verzoek openbaar wordt gemaakt automatisch te herleiden naar die personen. Ook als alleen een algemeen stuk openbaar zou worden gemaakt als reactie op een van de Wob-verzoeken, dan wordt daarmee duidelijk dat bij het OM een procedure of onderzoek gestart is met betrekking tot die persoon. Dat een strafzaak geseponeerd is, maakt dit niet anders; de stukken blijven aan te merken als strafvorderlijke gegevens omdat deze verwerkt zijn in een strafdossier. Het feit dat bestuursrechtelijke boetes zijn opgelegd doet hier niet aan af. Zoals de gemachtigde van verweerders immers heeft aangevoerd heeft de informatie betrekking op de beoordeling van het OM of moet worden overgegaan tot strafrechtelijke handhaving in het licht van het voornemen van de Ksa om een bestuurlijke boete op te leggen. De stukken waarvan om openbaarmaking is verzocht met de verzoeken I, II en IV betreffen dus strafvorderlijke gegevens. Daarvoor gelden de bepalingen van de Wjsg en dus is de Woo niet van toepassing. Het OM en de Ksa hebben dan ook terecht geweigerd de betreffende stukken openbaar te maken.
18. Ook het met Wob-verzoek III opgevraagde WBOM-advies is om de onder 17 uiteengezette redenen aan te merken als strafvorderlijk gegeven en valt onder de Wjsg, waardoor de Woo hierop niet van toepassing is.
19. Ten aanzien van de verwijderde notitie van verzoek III stelt eiseres dat de Ksa deze op grond van de Archiefwet had moeten bewaren en zo nodig bij het OM had moeten opvragen na het ontvangen van het hierop betrekking hebbende Wob-verzoek. Dit punt behoeft volgens de rechtbank geen bespreking meer, nu is vastgesteld dat de Woo niet van toepassing is omdat de Wjsg geldt.
Controle door de bestuursrechter
20. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat alle stukken die onder de reikwijdte van haar verzoeken vallen op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb bij de rechtbank moeten worden ingediend. De bestuursrechter moet volgens eiseres namelijk controleren of ieder document waarvan openbaarmaking wordt geweigerd een document is dat is aan te merken als een strafvorderlijk gegeven.
21. Als een bestuursorgaan met toepassing van een of meer weigeringsgronden van hoofdstuk 5 van de Woo heeft geweigerd om documenten of delen daarvan openbaar te maken, heeft de bestuursrechter de taak om al dan niet steekproefsgewijs te controleren of de weigeringsgronden juist zijn toegepast. In de vraagstelling van de Wob-verzoeken ligt besloten dat om strafvorderlijke gegevens wordt gevraagd die herleidbaar zijn naar de genoemde rechtspersonen. De vraag of een gegeven als een persoonsgegeven moet worden aangemerkt moet ruim worden opgevat. De controle of elk stuk van het strafdossier een strafvorderlijk gegeven betreft, is daarom niet nodig; in de vraagstelling ligt immers al besloten dat eiseres om strafvorderlijke gegevens vraagt die naar de genoemde rechtspersonen herleidbaar zijn. Omdat de stukken daarmee onder de Wjsg vallen dient openbaarmaking integraal geweigerd te worden. Omdat de Woo niet van toepassing is, komt de bestuursrechter niet toe aan de controle van documenten zoals die in het kader van die wet is voorzien.
22. Eiseres heeft in AMS 22/5739 de rechtbank verzocht een advies van de landsadvocaat over de verandering van de Wob naar de Woo bij het OM op te vragen. Volgens eiseres behoort dit advies, dat wordt genoemd in een brief van het OM aan de Ksa van 18 juli 2022, tot de op de zaak betrekking hebbende stukken. De Ksa vindt dat zij niet verplicht kan worden het advies in te brengen. Zij beroept zich op rechtspraak en het verschoningsrecht van een advocaat.
23. De brief van 18 juli 2022 is – voor zover de rechtbank kan nagaan – een bijlage bij de nadere zienswijze die het OM op 6 september 2022 heeft gegeven in de bezwaarprocedure. In de nadere zienswijze zelf heeft het OM niet naar de bijlage verwezen ter onderbouwing van zijn opvatting. In de brief van 18 juli 2022 staat onder het kopje ‘afstemming werkwijze’ dat het OM voor de inwerkingtreding van de Woo een advies heeft ingewonnen bij de landsadvocaat over de Wjsg als bijzondere openbaarmakingsregeling en mede op basis van dit advies tot de in de brief beschreven werkwijze heeft besloten.
24. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af. Een bestuursorgaan is gehouden de op de zaak betrekkende stukken in te brengen.Als een bestuursorgaan voor de besluitvorming een adviseur inschakelt, dan is een rapport of een brief waarin zijn advies is verwoord in beginsel een op de zaak betrekking hebbend stuk. Daarover kan anders gedacht worden als het advies over de procespositie van een bestuursorgaan gaat.In deze zaak gaat het echter niet om een advies dat het beslissende bestuursorgaan (de Ksa) heeft ingewonnen, maar om een advies dat een ander bestuursorgaan (het OM) heeft gebruikt bij het vaststellen van een werkwijze. Het gaat dus niet om een advies dat gevraagd is in het kader van de besluitvorming op het Wob-verzoek van eiseres. Daarbij komt dat de Ksa in het kader van die besluitvorming wel kennis heeft genomen van de zienswijze van het OM, maar op grond van zelfstandige overwegingen op het bezwaar van eiseres heeft beslist. Het bestreden besluit is niet op het advies van de landsadvocaat gebaseerd. Dit alles maakt het advies niet een op de zaak betrekking hebbend stuk. Wat de Ksa heeft opgemerkt over het verschoningsrecht van een advocaat kan onbesproken blijven.