ECLI:NL:RBAMS:2023:5906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
10299318 / CV EXPL 23-1272 en 10546277 / CV EXPL 23-8268
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gebrekkig laminaat en aansprakelijkheid van Peters Wonen B.V.

In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van Peters Wonen B.V. wegens gebrekkige laminaatdelen die hij heeft aangeschaft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de laminaatdelen, geleverd op 22 december 2017, niet voldeden aan de verwachtingen die eiser op grond van de overeenkomst mocht hebben. Eiser heeft binnen de wettelijk vereiste termijn van twee maanden na ontdekking van de gebreken geklaagd, waardoor het beroep van Peters Wonen op schending van de klachtplicht wordt verworpen. De kantonrechter oordeelt dat het vermoeden van non-conformiteit van toepassing is, aangezien de gebreken zich binnen zes maanden na aflevering hebben geopenbaard. Peters Wonen heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de gebreken niet bij aflevering aanwezig waren. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief schadevergoeding van € 12.496,61 en kosten voor schadevaststelling van € 3.478,75. In de vrijwaringszaak wordt Jordan Nederland B.V. veroordeeld tot betaling aan Peters Wonen voor de schade die Peters Wonen aan eiser moet vergoeden. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan eiser en Peters Wonen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Uitspraak: 22 september 2023
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van de kantonrechter
in de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer: 10299318 / CV EXPL 23-1272
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.D. Scheer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Peters Wonen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Peters Wonen,
gemachtigde: mr. L. Quant,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer: 10546277 / CV EXPL 23-8268
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Peters Wonen B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Peters Wonen,
gemachtigde: mr. L. Quant,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Jordan Nederland B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Jordan,
procederende in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak:
a) het vonnis in incident van 11 mei 2023, met de daarin vermelde processtukken,
b) de conclusie van antwoord, met producties,
c) het tussenvonnis van 23 juni 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
in de vrijwaringszaak:
a) de dagvaarding van 1 juni 2023, met producties,
b) het op de rol van 9 juni 2023 tegen Jordan verleende verstek.
1.2. Op 21 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling in de hoofdzaak plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote ( [naam 1] ) en bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.D. Scheer. Namens Peters Wonen is verschenen bestuurder en directeur [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigden mr. L. Quant en mr. E.W. Smit. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigden hebben spreekaantekeningen overgelegd. De zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling en de spreekaantekeningen zijn in het dossier gevoegd.
1.3. Op de mondelinge behandeling is ook [naam 3] namens Jordan verschenen. Daarmee heeft Jordan in de vrijwaringszaak het eerder tegen haar verleende verstek gezuiverd. Jordan heeft op de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen de vordering in vrijwaring.
1.4. Ten slotte is in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
In de hoofdzaak en in de vrijwaring
2.2.
[eiser] heeft bij Peters Wonen 115 m² laminaat van het type “Meister Lindura Eik levendig white washed” met v-voeg aan de lange zijde en kopse micro-voeg (hierna ook: de laminaatdelen) en ondervloerrollen besteld. De prijs daarvoor was € 6.855,10. Peters Wonen heeft op zijn beurt de laminaatdelen besteld bij diens leverancier Jordan (destijds genaamd Viehoff Fournituren B.V.). De producent van de laminaatdelen is de Duitse fabrikant MeisterWerke Schulte GmbH (hierna: Meister).
2.3.
Jordan heeft de laminaatdelen op 19 december 2017 aan Peters Wonen geleverd. Op 22 december 2017 heeft Peters Wonen aan [eiser] de laminaatdelen en ondervloerrollen geleverd. Bij deze levering waren inbegrepen de “Montage- en onderhoudsinstructie (…) Lindura houten vloer met Masterclic Plus-techniek” en de montagehandleiding van Meister, genaamd “Handleiding voor het leggen en verzorgen van vloeren”.
Verdere feiten in de hoofdzaak
2.4.
[eiser] heeft [naam 4] (hierna: [naam 4] ) opdracht gegeven om de door Peters Wonen geleverde laminaatdelen en ondervloerrollen te verwerken tot een vloer in zijn woning. [naam 4] voert sinds 2009 als eenmanszaak een timmer- en onderhoudsbedrijf onder de naam [bedrijf] . [naam 4] is de broer van de echtgenote van [eiser] .
2.5.
Medio januari 2018 heeft [naam 4] de laminaatdelen gelegd in de woning van [eiser] .
2.6.
Na het leggen was een klein deel van de laminaatdelen en ondervloer over. Uit coulance heeft Peters Wonen op 3 februari 2018 12,5 m² laminaatdelen en 20 m² ondervloerrol teruggenomen en het daarmee corresponderende bedrag van € 576,48 gecrediteerd. [eiser] heeft voor de laminaatdelen en de ondervloerrollen daarmee per saldo een bedrag van € 6.278,62 betaald aan Peters Wonen.
2.7.
In mei 2018 constateerden [eiser] en zijn echtgenote dat de vloerdelen begonnen te wijken en dat hoogtewisselingen in de vloer waren ontstaan door het omhoog komen van de kopse kanten van meerdere laminaatdelen.
2.8.
Op 6 december 2018 is een medewerker van Peters Wonen in de woning van [eiser] geweest om de laminaatdelen te inspecteren. Hierbij was ook aanwezig [naam 3] , een vertegenwoordiger van Jordan (hierna: [naam 3] ).
2.9.
Eind 2019 heeft [naam 3] samen met [naam 5] , een Nederlandse agent van Meister, en een deskundige van Jordan de laminaatdelen in de woning onderzocht. Tijdens deze inspectie is een aantal laminaatdelen aan de linkerzijde van de woonkamer gedemonteerd. Na de inspectie heeft Meister de verwijderde laminaatdelen teruggeplaatst.
2.10.
Naar aanleiding van dat onderzoek heeft [naam 3] bij e-mail van 21 januari 2020 verslag gedaan aan Peters Wonen. Tevens heeft hij geschreven, voor zover relevant:
“(…) is de werkelijke oorzaak nog niet boven tafel. De batch van 11-10-2017 is gecheckt en daarop zijn geen onvolkomenheden gevonden. Het product is dus goed. Toch is de vloer bij de familie dat niet, vervorming en hoogstaande koppen zijn verdeeld op het oppervlak te vinden. (…)”
2.11.
Bij e-mail van 23 januari 2020 heeft Peters Wonen aan [eiser] verslag gedaan van het onderzoek. Daarbij heeft hij ook aangeboden om de technische ploeg van Meister langs te laten komen voor het uitvoeren van nader onderzoek. [eiser] is op dit aanbod niet ingegaan.
2.12.
[eiser] heeft zijn rechtsbijstandsverzekeraar DAS ingeschakeld. Bij brief van 24 maart 2020 heeft DAS aan Peters Wonen - kort samengevat - geschreven dat de vloer niet de eigenschappen bezit die [eiser] mocht verwachten en dat Peters Wonen dient over te gaan tot kosteloos herstel van de vloer.
2.13.
Bij brief van 24 april 2020 heeft de gemachtigde van Peters Wonen gereageerd. Zij heeft - kort samengevat - geschreven dat Peters Wonen niet aansprakelijk is voor de gebreken in de vloer van [eiser] , omdat [eiser] ervoor heeft gekozen de vloer zelf te (laten) leggen en uit het onderzoek in december 2019 is gebleken dat de gebreken zijn veroorzaakt door de wijze waarop de vloer is gelegd.
2.14.
DAS heeft vervolgens ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) ingeschakeld om een expertiseonderzoek naar de vloer in de woning van [eiser] uit te voeren. ZNEB heeft Peters Wonen bij e-mail van 20 juli 2020 en [naam 4] bij brief van 20 juli 2020 uitgenodigd om bij het geplande expertiseonderzoek op 27 augustus 2020 aanwezig te zijn.
2.15.
Op 27 augustus 2020 heeft ZNEB het expertiseonderzoek uitgevoerd. Hierbij waren aanwezig [eiser] , zijn echtgenote en [naam 4] . Peters Wonen was hierbij niet aanwezig. De aan ZNEB voorgelegde onderzoekvragen zijn:
“1. Wat is de oorzaak dat de koppen van de vloer gaan bol staan, waardoor zelfs een stoel bij schuiven blijft hangen?
2. Betreft dit een productiefout van de vloerdelen of een installatiefout van [bedrijf] ?
3. Is dit probleem te verhelpen zonder de gehele vloer te verwijderen?
4. Kunt u hiervoor een inschatting maken van kosten?
5. Zijn er andere punten die eventueel van belang kunnen zijn?”
2.16.
Van het uitgevoerde expertiseonderzoek heeft ZNEB op 12 november 2020 een rapport uitgebracht. De bevindingen van ZNEB zullen hierna, voor zover relevant, onder de beoordeling worden besproken. ZNEB schat de herstelkosten op een bedrag van € 12.508,50 inclusief btw. De conclusie van ZNEB luidt:
“(…) dienen wij vast te stellen dat thans zonder nader destructief onderzoek dé oorzaak van het kunnen wisselen van de kopse zijden van de laminaatdelen niet aantoonbaar is te maken. Lees er is niet zonder meer te stellen dat er (slechts) sprake is van een door Peters geleverd inferieur product, noch is aantoonbaar te maken dat er (slechts) een oorzaak aanwezig zou zijn welke te wijten is aan een onjuiste applicatie door [bedrijf] .
Wel merken wij op dat [bedrijf] niet de verwerkingsvoorschriften in acht heeft genomen qua maximale afmetingen van de ruimte, alsook niet aangaande de door Meister gehanteerde minimale ruimte tussen laminaat en opgaand werk. Wij achten deze afwijkingen echter niet dé oorzaak van de geconstateerde gebreken.”
2.17.
Op 12 november 2020 heeft DAS Top Expertise B.V. (hierna: TOP) ingeschakeld om het rapport van ZNEB te beoordelen. Op 31 december 2020 heeft TOP haar verslag gedaan. TOP acht het uiterst aannemelijk dat het niet/onvoldoende functioneren van het Masterclic Plus Systeem de oorzaak is van de wisselingen van het laminaat ter plaatse van de kopse kanten, maar zegt ook dat dit zonder destructief onderzoek niet is aan te tonen. Volgens TOP verdient het daarom aanbeveling destructief onderzoek te verrichten.
2.18.
Bij brief van 8 maart 2021 heeft DAS aan de gemachtigde van Peters Wonen de rapporten van ZNEB en TOP toegezonden. Hierin heeft DAS ook te kennen geven dat er op basis van de rapporten voldoende aanleiding is om Peters Wonen aansprakelijk te stellen voor de schade. DAS heeft Peters Wonen verzocht om een reactie op het voorstel van [eiser] om tot een minnelijke oplossing te komen.
2.19.
Bij brief van 9 april 2021 heeft de gemachtigde van Peters Wonen gereageerd op de rapporten van ZNEB en TOP. Zij heeft ook aangegeven dat Peters Wonen geen aanleiding ziet om een schikking te overwegen, maar dat zij wel bereid is een destructief onderzoek door Meister uit te laten voeren. Op dit aanbod is [eiser] niet ingegaan.
2.20.
DAS heeft vervolgens ZNEB opdracht gegeven om destructief onderzoek uit te voeren. Op 6 oktober 2021 heeft dit onderzoek plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig [eiser] , zijn echtgenote en [naam 4] . Peters Wonen was uitgenodigd bij e-mail van 7 september 2021, maar niet aanwezig. Van dit onderzoek heeft ZNEB op 14 februari 2022 haar definitieve verslag uitgebracht (hierna: het tweede rapport van ZNEB). De conclusie van ZNEB luidt:
“ [bedrijf] heeft weliswaar de verwerkingsvoorschriften niet in acht genomen qua maximale afmetingen van de ruimte, alsook niet aangaande de door Meister gehanteerde minimale ruimte tussen laminaat en opgaand werk. Wij achten deze afwijkingen echter niet dé oorzaak van de geconstateerde gebreken.
[bedrijf] heeft klaarblijkelijk op tenminste één situatie (1 van de 3 testdelen) een beschadigd deel laminaat verwerkt, waardoor de verbinding ter plaatse van de kopse naad van deze twee laminaatdelen niet optimaal was en de delen meer dan nodig in hoogte konden wisselen.
Anderzijds zien we dat het product dat door Peters aan [eiser] is geleverd an sich ook niet naar behoren is te verwerken door het kunnen wisselen van de laminaatdelen naast de kopse naden. Dit als gevolg van een onvoldoende strakke verbinding waardoor de laminaatdelen niet ‘klem’ op elkaar aansluiten. Gelet daarop achten wij het kunnen wisselen van de laminaatdelen naast de kopse naden als dé hoofdoorzaak, zijnde een gevolg van het geleverde product alwaar [bedrijf] geen invloed op had bij het volgen van de montagewijze in de montagehandleiding van Meister.”
2.21.
In het tweede rapport van ZNEB is de schade opnieuw begroot, omdat de uurtarieven en materiaalkosten vergeleken met de situatie in 2020 zijn verhoogd. ZNEB heeft de herstelkosten, rekening houdend met het voorgaande, geschat op € 13.463,63 inclusief btw.
2.22.
DAS heeft wederom TOP ingeschakeld om (een concept van 16 november 2021 van) het tweede rapport van ZNEB te beoordelen. Op 31 januari 2022 heeft TOP haar verslag gedaan. Zij concludeert daarin dat ZNEB heeft aangetoond dat het geleverde laminaat niet voldoet als het wordt verwerkt volgens de verwerkingsvoorschriften.
2.23.
Bij brief van 26 februari 2022 heeft DAS aan de gemachtigde van Peters Wonen het tweede rapport van ZNEB en het tweede rapport van TOP toegezonden en heeft Peters Wonen verzocht over te gaan tot het vergoeden van de herstelkosten.
2.24.
In reactie daarop heeft de gemachtigde van Peters Wonen bij brief van 29 april 2022 geschreven dat Peters Wonen iedere aansprakelijkheid afwijst en niet zal overgaan tot herstel van de vloer.
2.25.
In opdracht van de gemachtigde van [eiser] heeft ZNEB op 13 januari 2023 de herstelkosten, gelet op de prijsstijgingen in materiaal en arbeid, geactualiseerd. ZNEB schat de herstelkosten thans op € 14.687,18 inclusief btw.

3.Vordering en verweer

In de hoofdzaak
3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na vermindering van eis - dat de kantonrechter:
a. voor recht verklaart dat de door Peters Wonen aan [eiser] geleverde laminaatdelen gebrekkig zijn en dat Peters Wonen voor de daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk is;
b. Peters Wonen veroordeelt tot betaling van de schade van € 13.601,61, bestaande uit de vervanging van de vloer;
c. Peters Wonen veroordeelt tot betaling van de gemaakte noodzakelijke kosten voor de vaststelling van de schade van in totaal € 4.537,50;
d. Peters Wonen veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
e. Peters Wonen veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
f. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
3.2.
Kort samengevat stelt [eiser] dat de laminaatvloer binnen enkele maanden nadat deze was gelegd, begon te wijken en de kopse kanten van de vloer omhoog kwamen. Deze problemen en de geconstateerde hoogtewisselingen zijn het gevolg van het niet goed functioneren van het Masterclic Plus-systeem. Daardoor kwamen de laminaatdelen niet klem aan elkaar vast te zitten. Er is daarom sprake van een inherent onwerkbaar en gebrekkig product. [eiser] onderbouwt zijn stellingen met de twee rapporten van ZNEB en de twee rapporten van TOP. Omdat Peters Wonen gebrekkige laminaatdelen heeft geleverd, is zij aansprakelijk voor de schade. [eiser] heeft Peters Wonen herhaaldelijk in gebreke gesteld en gesommeerd om tot een oplossing te komen, maar zonder resultaat. [eiser] vordert thans schadevergoeding, aangezien hetzelfde type laminaat niet meer beschikbaar is.
3.3.
Peters Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij betwist dat de laminaatdelen een gebrek vertoonden ten tijde van de aflevering daarvan in december 2017. Ook bestrijdt zij dat zij een inherent onwerkbaar product heeft geleverd; het Masterclic Plus-systeem is één van de meest gebruikte kliksystemen van Meister. Peters Wonen voert aan dat de problemen zijn veroorzaakt doordat [naam 4] de vloer verkeerd en in strijd met de legvoorschriften heeft gelegd. Verder voert Peters Wonen als verweer dat de klachtplicht is geschonden, betwist zij de deugdelijkheid van de door [eiser] ingebrachte deskundigenrapporten, betwist zij de schadeberekening en -omvang en beroept zij zich tot slot op eigen schuld aan de zijde van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In de vrijwaringszaak
3.5.
Peters Wonen vordert - samengevat - dat de kantonrechter:
a. voor recht verklaart dat Jordan aansprakelijk is voor hetgeen waarvoor Peters Wonen in de hoofdzaak aansprakelijk mocht worden gehouden, en Peters Wonen dient te vrijwaren;
b. Jordan veroordeelt tot betaling aan Peters Wonen van hetgeen waartoe Peters Wonen in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, waaronder de proceskosten, althans Jordan veroordeelt tot betaling aan Peters Wonen van een in goede justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
c. Jordan veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
3.6.
Aan deze vorderingen legt Peters Wonen het volgende ten grondslag. Peters Wonen en Jordan hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Jordan de laminaatdelen moest leveren aan Peters Wonen. Peters Wonen heeft de laminaatdelen direct doorgeleverd aan [eiser] . Voor zover in de hoofdzaak komt vast te staan dat de laminaatdelen niet deugdelijk waren en dat Peters Wonen tegenover [eiser] tekort zou zijn geschoten, dan is ook sprake van wanprestatie door Jordan tegenover Peters Wonen. In dat geval staat immers vast dat Jordan ondeugdelijke laminaatdelen aan Peters Wonen heeft geleverd. Daarom moet Jordan de negatieve gevolgen dragen van een eventuele veroordeling in de hoofdzaak.

4.Beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
De overeenkomst die tussen [eiser] en Peters Wonen is gesloten, is een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Om die reden zijn de wettelijke regels met betrekking tot consumentenkoop op de overeenkomst van toepassing.
Klachtplicht
4.2.
Als meest verstrekkend verweer voert Peters Wonen aan dat [eiser] te laat melding heeft gemaakt van de problemen met de laminaatdelen.
4.3.
Uit artikel 7:23 lid 1 BW volgt dat de consumentkoper binnen bekwame tijd nadat hij heeft ontdekt dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, de verkoper daarvan in kennis dient te stellen. Doet de consumentkoper dat niet, dan kan hij de verkoper niet meer aanspreken wegens eventuele gebrekkigheid van het verkochte. Artikel 7:23 BW beoogt de verkoper te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Een termijn van twee maanden is volgens de slotzin van lid 1 van artikel 7:23 BW bij consumentenkoop tijdig. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan een langere termijn dan twee maanden acceptabel zijn.
4.4.
Partijen zijn het er niet over eens wanneer [eiser] voor het eerst heeft geklaagd. Volgens [eiser] heeft zijn echtgenote in juni 2018 telefonisch contact opgenomen met Peters Wonen over de in mei 2018 geconstateerde hoogtewisselingen. Peters Wonen heeft aangevoerd dat [eiser] pas eind november 2018 voor de eerste keer bij Peters Wonen heeft geklaagd.
[eiser] en zijn echtgenote hebben op de zitting toegelicht dat zij in mei 2018 hebben geconstateerd dat de laminaatdelen begonnen te wijken en dat de kopse kanten omhoog kwamen. In juni 2018, zo heeft de echtgenote van [eiser] verklaard, heeft zij telefonisch contact opgenomen met Peters Wonen. De precieze datum weet zij niet meer, maar het was ergens in juni. Zij heeft toen gesproken met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en hem verteld over de kopse kanten die omhoog waren gekomen. Tijdens dat telefoongesprek heeft [naam 2] aangegeven om de situatie even aan te kijken, omdat het misschien wel zou wegtrekken. Daarom is eerst afgewacht. Nadat er geen verbetering optrad, is in september 2018 weer telefonisch contact gezocht, aldus [eiser] en zijn echtgenote.
4.5.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter aan [naam 2] gevraagd of de echtgenote van [eiser] in juni 2018 telefonisch contact met hem heeft gezocht over de laminaatdelen. [naam 2] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren of hij in juni 2018 telefonisch contact heeft gehad met de echtgenote van [eiser] , maar dat hij ook niet met zekerheid durft te zeggen dat dit telefoongesprek niet heeft plaatsgevonden. Hiermee heeft Peters Wonen, tegenover de toelichting door [eiser] en zijn echtgenote, onvoldoende betwist dat het door [eiser] gestelde telefoongesprek in juni 2018 heeft plaatsgevonden. Daarom gaat de kantonrechter er van uit dat [eiser] in juni 2018 heeft gereclameerd bij Peters Wonen. Peters Wonen heeft verder onvoldoende betwist dat [eiser] de problemen met de vloer in mei 2018 heeft geconstateerd. Dit betekent dat [eiser] binnen twee maanden na de ontdekking van het gebrek heeft geklaagd. Dat is tijdig in de zin van artikel 7:23 BW, zodat het beroep van Peters Wonen op schending van de klachtplicht wordt verworpen.
Non-conformiteit en bewijsvermoeden
4.6.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:17 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Dit betekent onder andere dat de koper op grond van de overeenkomst mag verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Voldoet de zaak hier niet aan, dan is sprake van non-conformiteit. Voor het conformiteitsoordeel is beslissend in welke toestand de zaak zich bevond ten tijde van de aflevering.
4.7.
Partijen verschillen erover van mening wat de oorzaak is van de geconstateerde problemen met de laminaatdelen: waren de laminaatdelen ten tijde van de aflevering gebrekkig door een niet goed werkend kliksysteem van de kopse kanten (het betoog van [eiser] ) óf zijn de problemen met de vloer veroorzaakt door het verkeerd leggen van de laminaatdelen door [naam 4] (het betoog van Peters Wonen).
4.8.
Omdat sprake is van een consumentenkoop en de overeenkomst tussen partijen is aangegaan in 2018, geldt het (weerlegbaar) vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW, zoals deze bepaling luidde tot 27 april 2022. [1] In voornoemd artikel 7:18 lid 2 BW is bepaald dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. Dit bewijsvermoeden geldt niet indien de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Dat deze uitzondering zich hier voordoet, is niet gesteld of gebleken.
4.9.
Op 22 december 2017 heeft Peters Wonen de laminaatdelen afgeleverd bij [eiser] en in mei 2018 heeft [eiser] het wijken van de laminaatdelen en het omhoog komen van de kopse kanten geconstateerd. Dat betekent dat het gebrek aan de laminaatdelen zich binnen zes maanden na de aflevering heeft geopenbaard, zodat wordt vermoed dat de laminaatdelen op het moment van aflevering niet aan de overeenkomst hebben beantwoord (gebrekkig zijn). Het is vervolgens aan Peters Wonen om voldoende gemotiveerd te stellen en te bewijzen dat het gebrek er ten tijde van de aflevering nog niet was. Dit betekent dat Peters Wonen niet kan volstaan met het voeren van verweer tegen de stellingen van [eiser] of het ontzenuwen van het bewijsvermoeden, maar dat hij het tegendeel moet bewijzen. [2] Dat kan Peters Wonen bijvoorbeeld doen door te bewijzen dat het gebrek het gevolg is van of zijn oorsprong vindt in een omstandigheid die zich na de aflevering van het goed heeft voorgedaan.
4.10.
Peters Wonen heeft aangevoerd dat uit het onderzoek van Meister is gebleken dat [naam 4] tijdens het leggen van de laminaatdelen de legvoorschriften niet in acht heeft genomen. De kantonrechter begrijpt de stelling aldus dat het gaat om de volgende legvoorschriften, die hierna achtereenvolgens worden besproken: (i) voldoende afstand bewaren tussen de vloer en de wanden, (ii) dilatatie en (iii) insteken van kopse kanten. Op zitting heeft Peters Wonen nog een vierde punt uit de legvoorschriften toegevoegd, namelijk het uitvoeren van een vochtmeting.
Voldoende afstand bewaren tussen de vloer en de wanden
4.10.1.
Peters Wonen voert aan dat uit het onderzoek van Meister op 30 oktober 2019 is gebleken dat [naam 4] de laminaatdelen op veel kleinere afstand dan de noodzakelijke en voorgeschreven 15 millimeter van de wanden heeft gelegd. Hierdoor konden volgens Peters Wonen de laminaatdelen met bijvoorbeeld temperatuurwisselingen niet uitzetten. Dit heeft tot gevolg gehad dat het uitzetten van de laminaatdelen door veranderingen in de luchtvochtigheid en de kamertemperatuur niet kon worden opgevangen en dat op de kop van diverse laminaatdelen overbelasting is ontstaan, wat scheuren in de kop van diverse laminaatdelen heeft veroorzaakt. Dit kan er ook toe leiden dat het Masterclic Plus-systeem in de kop kapot is gegaan, aldus Peters Wonen.
4.10.2.
De kantonrechter maakt uit het eerste rapport van ZNEB op dat op diverse plekken in de woning de afstand tussen de laminaatdelen en de vloer is gemeten en daaruit is gebleken dat op enkele plaatsen de vrije afstand tussen laminaat en wand minder dan 15 millimeter bedroeg. In zoverre moet worden vastgesteld, zoals Peters Wonen terecht heeft aangevoerd, dat de legvoorschriften op dit punt niet in acht zijn genomen door [naam 4] . Uit de rapporten van ZNEB blijkt echter dat ZNEB van mening is dat het niet in acht nemen van dit legvoorschrift niet de oorzaak van het gebrek is geweest. Het eerste rapport van ZNEB vermeldt hierover, voor zover relevant:
“In basis is te stellen dat het laminaat minder vrij ligt dan de 15 mm welke Meister hanteert in haar handleiding voor het leggen van dit type laminaat. Immers wij maten een vrije ruimte variërend van circa 2 tot 15 mm. Echter lagen de laminaatdelen wel vrij en waren de locaties alwaar de wisselingen in de kopse kanten (…) niet specifiek gesitueerd bij het deel van het vloerveld alwaar de minste ruimte tussen laminaat en opgaand werk was geconstateerd. Ofwel [bedrijf] heeft het laminaat niet aangelegd conform de verwerkingsvoorschriften van Meister, maar een direct verband met de vrije ruimte en de wisselingen bij de kopse kanten ontbreekt”
4.10.3.
In haar eerste rapport heeft ZNEB geconcludeerd dat afwijking van het legvoorschrift met betrekking tot voldoende afstand niet de oorzaak van de geconstateerde gebreken is geweest. In haar tweede rapport heeft ZNEB die conclusie gehandhaafd.
4.10.4.
Peters Wonen heeft tegenover de gemotiveerde bevindingen van ZNEB, dat als deskundig is aan te merken, niets aangevoerd. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat er geen verband bestaat tussen het niet overal hanteren van voldoende afstand tussen laminaat en opstaand werk enerzijds en de wisselingen bij de kopse kanten enerzijds.
Dilatatie
4.10.5.
Peters Wonen heeft ook aangevoerd dat [naam 4] de verwerkingsvoorschriften qua maximale afmetingen van de ruimte (dilatatie) niet in acht heeft genomen. Dit heeft [eiser] niet betwist. Peters Wonen heeft echter niet (duidelijk) gesteld dat niet-inachtneming van dit verwerkingsvoorschrift tot de gebreken in kwestie heeft geleid. Voor zover zij dit wel heeft bedoeld te stellen, heeft zij haar standpunt onvoldoende onderbouwd tegenover de gemotiveerde bevindingen van ZNEB. ZNEB is namelijk van mening dat de omstandigheid dat geen dilatatievoeg is gebruikt, niet als de oorzaak kan worden gezien van de geconstateerde gebreken. Hierover staat in het eerste rapport van ZNEB:
“Voorts moet worden opgemerkt dat de ruimte een totale breedte had van circa 10,9 m1 en een lengte van circa 10,35 m1, daar waar Meister in haar eerdergenoemde handleiding voor het leggen van laminaat voor dit type laminaat een maximum lengte en breedte hanteert van 10 m1. Ofwel [bedrijf] heeft het laminaat niet aangelegd conform de verwerkingsvoorschriften van Meister qua maximale ruimtemaat. In principe had conform de verwerkingsvoorschriften van Meister voor dit formaat ruimte gewerkt moeten worden met een vloerprofiel over een dilatatie.
Echter als een laminaatvloer als gevolg van te weinig tussenruimte bij het uitzetten van de vloer klem tegen opgaand werk komt te liggen zal deze in zijn geheel opbollen, hetgeen wij niet hebben geconstateerd. Alsook hebben wij wisselingen vastgesteld op locatie alwaar de lengtemaat van dat deel van de ruimte de volgens Meister toegestane 10m1 niet overschrijdt. Dat [bedrijf] heeft afgeweken van de verwerkingsvoorschriften is als feit te noteren, maar zien wij in deze niet als dé oorzaak van het wisselen van de laminaatdelen bij de kopse kanten.”
4.10.6.
Dat betekent dat ervan moeten worden uitgegaan dat er ook ten aanzien van het niet in acht nemen van het verwerkingsvoorschrift op dit punt geen verband bestaat met de geconstateerde gebreken.
Het insteken van kopse kanten
4.10.7.
Verder heeft Peters Wonen aangevoerd – zo begrijpt de kantonrechter – dat voor een deugdelijke werking van het Masterclic Plus-systeem het noodzakelijk is dat de laminaatdelen niet hoger dan 30 graden worden ingestoken. In het tweede rapport van ZNEB wordt volgens Peter Wonen gesuggereerd dat sprake is van een ongeoorloofde scheefstand van het veersysteem van het Masterclic Plus-systeem in alle uitgenomen stukken van de vloerdelen. Scheefstand ontstaat volgens Peters Wonen als er sprake is van te hoog ingestoken laminaatdelen. Een eventuele scheefstand duidt er dus op dat de legvoorschriften op dit punt niet in acht zijn genomen, aldus Peters Wonen.
4.10.8.
De kantonrechter acht het standpunt van Peters Wonen op dit punt onvoldoende onderbouwd. Uit het tweede rapport van ZNEB komt naar voren dat bij de drie testdelen is gebleken dat de kunststof sluiting enigszins schuin in de gleuf zat, maar ook dat bij alle onderzochte testdelen het kunststof schuifmechanisme aanwezig en intact was. Peters Wonen heeft onvoldoende uitgelegd dat en hoe de feitelijke bevindingen van ZNEB verband (kunnen) houden met het onder een verkeerde hoek insteken van de kopse kanten van de laminaatdelen. De inhoud van de rapporten van ZNEB biedt hiervoor ook geen aanknopingspunt. Uit het tweede rapport van ZNEB blijkt het volgende:
“(…) De laminaatdelen grijpen ter plaatse van het schuifmechanisme niet strak/klem in elkaar. De kromming als dat werd gemeten in testdeel 3 (…) zou bij het activeren van het schuifmechanisme verminderd dienen te worden zodra de delen in elkaar ‘op slot’ worden gezet. Dit bleek echter niet het geval.
(…)
Anderzijds blijkt dat het product an sich ook niet naar behoren is te verwerken door het kunnen wisselen van de laminaatdelen naast de kopse naden, waardoor wij het kunnen wisselen van de laminaatdelen naast de kopse naden als dé hoofdoorzaak aanwijzen het door Peters geleverde product. (…)”
4.10.9.
Het voorgaande betekent dat niet is komen vast te staan dat de laminaatdelen tijdens het leggen onder een verkeerde hoek zijn ingestoken.
Vochtmeting
4.10.10.
Peters Wonen heeft op zitting aangevoerd dat conform de Meister- handleiding een vochtmeting dient te worden uitgevoerd voorafgaand aan het leggen van de vloer. Dat is niet gebeurd. Volgens Peters Wonen is het aannemelijk dat het gebrek in de laminaatdelen is opgetreden doordat de dekvloer bij het leggen van de vloer niet voldoende was (uit)gedroogd, wat noodzakelijk is bij een vloer met vloerverwarming.
[eiser] erkent dat voorafgaand aan het leggen van de laminaatdelen geen vochtmeting heeft plaatsgevonden, maar betwist dat dit de oorzaak is of kan zijn van de gebreken in de laminaatdelen.
4.10.11.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de dekvloer onvoldoende droog was ten tijde van het leggen van de laminaatdelen. In dit verband zijn in de eerste plaats de bevindingen van ZNEB van belang. In het tweede rapport van ZNEB staat:
“Geconcludeerd diende te worden dat er ten tijde van het destructief onderzoek geen verhoogde vochtwaarden werden gemeten in de cementdekvloer, noch waren aftekeningen op de dekvloer en/of de onderzijde van de onderlaag zichtbaar welke duidden op een vochtprobleem. (…)”
4.10.12.
Daar komt bij dat [naam 3] namens Peters Wonen tijdens de zitting heeft erkend dat als sprake zou zijn geweest van vocht in de dekvloer tijdens het leggen van de laminaatdelen, dit vocht dan ook nog zichtbaar zou zijn geweest tijdens het onderzoek door hemzelf eind 2019 en bij het door ZNEB verrichte onderzoek. Op geen van beide momenten is bij de verwijderde laminaatdelen vocht geconstateerd. Daarnaast heeft [naam 4] op de zitting uitgelegd dat er voldoende droogtijd (3,5 maand) voor de cementdekvloer is geweest voorafgaand aan het leggen van de laminaatdelen. Dat die droogtijd voldoende was, is door Peters Wonen niet (gemotiveerd) betwist.
4.11.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat Peters Wonen niet heeft bewezen dat één van de vier door haar genoemde omstandigheden de oorzaak is geweest van de geconstateerde gebreken aan de laminaatdelen.
4.12.
Ten slotte heeft Peters Wonen aangevoerd dat uit een fabriekscontrole van Meister naar laminaatdelen van de betreffende productiedatum, te weten 11 oktober 2017, geen onvolkomenheden naar voren zijn gekomen. Dit blijkt volgens haar uit een e-mailbericht van 21 januari 2020 van een technische agent van Meister aan [naam 3] (productie 17 bij conclusie van antwoord). Ook zijn er, voor zover aan Peters Wonen bekend, geen andere vloerdelen gemeld bij Meister die op dezelfde datum zijn geproduceerd en gebreken vertonen. Van een productiefout is daarom volgens Peters Wonen geen sprake.
4.13.
Dit betoog van Peters Wonen is onvoldoende om als (tegen)bewijs te dienen dat de aan [eiser] afgeleverde laminaatdelen aan de overeenkomst hebben beantwoord. Dat (uitsluitend) 11 oktober 2017 de productiedatum van de betreffende laminaatdelen was, staat namelijk niet vast. Zo heeft ZNEB bij haar eerste onderzoek geconstateerd dat de afzonderlijke bedrukkingen aan de onderzijden en de kopse zijden van de verwijderde laminaatdelen vier verschillende productiedata vermelden. Verder heeft ZNEB alle mogelijke oorzaken van het wijken van de kopse kanten in kaart gebracht, onderzocht en deze oorzaken (gemotiveerd en onder wijzing naar haar feitelijke bevindingen) één voor één uitgesloten. Daarmee resteerde naar de mening van ZNEB een niet goed werkend kliksysteem aan de kopse kanten als oorzaak. Aan die conclusie heeft verder bijgedragen dat ZNEB eerder, meerdere malen geconfronteerd is met het Masterclic Plus-systeem dat niet (altijd) naar behoren werkt. Op dit laatste punt is Peters Wonen onvoldoende ingegaan. Peters Wonen heeft ten slotte ook geen eigen expertiseonderzoek laten uitvoeren.
Conclusie
4.14.
Het voorgaande betekent dat Peters Wonen niet het benodigde tegenbewijs heeft geleverd, zodat er van moet worden uitgegaan dat het gebrek aan de laminaatdelen al bestond bij aflevering. Daarmee staat vast dat Peters Wonen laminaatdelen heeft afgeleverd die niet de eigenschappen bezitten die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dat betekent dat sprake is van non-conformiteit en dat Peters Wonen onder meer aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van de gebrekkige laminaatdelen.
Eigen schuld
4.15.
Peters Wonen voert verder als verweer dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Als [eiser] en [naam 4] de geleverde laminaatdelen, zoals voorgeschreven in de instructies, goed hadden gecontroleerd, dan had er direct een oplossing kunnen worden gevonden en was de schade beperkt geweest, aldus Peters Wonen.
4.16.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Peters Wonen heeft niet gesteld, en evenmin is gebleken, dat het gebrek aan de laminaatdelen bij controle zichtbaar zou zijn geweest en dat dit onderkend had kunnen of moeten worden voorafgaand aan of tijdens het leggen van de vloer. Uit de aard van het gebrek, uitgaande van het door ZNEB benoemde niet-goed functionerende kliksysteem, valt ook niet goed in te zien dat dit bij controle zichtbaar zou zijn geweest.
Schadevergoeding
4.17.
Volgens artikel 7:24 lid 1 BW heeft de koper jegens de verkoper, indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, recht op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van boek 6 BW. [eiser] baseert zijn vorderingen tot schadevergoeding op artikel 6:74 en artikel 6:96 BW. De afzonderlijke door [eiser] gevorderde schadeposten zullen hierna worden besproken.
4.18.
[eiser] vordert een bedrag van € 13.601,61 (inclusief btw) aan schadevergoeding. Voor een begroting van deze kosten verwijst [eiser] naar de meest recente kostenraming die ZNEB heeft gemaakt, die als volgt is opgebouwd:
het tijdelijk verplaatsen van meubilair en lossnijden van plinten: 2 mandagen van € 57,50 per uur, inclusief 21% btw = € 920,00;
het verwijderen en afvoeren van de huidige laminaatvloer: 1 mandag van € 57,50 en afvoerkosten € 450,00, inclusief 21% btw = € 910,00;
de kosten voor het herleveren van een nieuwe vloer van 102 m2 x € 78,95 x 110% en toebehoren € 645,00 inclusief 21% btw = € 9.546,61;
het verwerken van een nieuwe laminaatvloer: 2 mandagen van € 57,50 per uur, inclusief 21% btw = € 920,00;
het opnieuw fixeren van de plinten: 2 mandagen van € 57,50 per uur en materiaal van € 385,00, inclusief 21% btw = € 1.305,00.
4.19.
Peters Wonen betwist de schadeberekening en voert aan dat de schade niet is onderbouwd.
4.20.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor vergoeding komen in elk geval in aanmerking de kosten voor een nieuwe vloer. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de aard van het gebrek aan de laminaatdelen met zich meebrengt dat de gehele vloer vervangen moet worden. Bovendien staat vast dat gedeeltelijke vervanging niet mogelijk is nu dezelfde type laminaatdelen van dezelfde kleur niet meer leverbaar zijn. [eiser] heeft toegelicht dat zij bij de berekening van het schadebedrag is uitgegaan van een vergelijkbaar type laminaat. Dit heeft Peters Wonen niet betwist, noch heeft zij betwist dat de door [eiser] gerekende prijs de huidige gangbare prijs is. De gevorderde kosten van € 9.546,61 (4.16 sub c) voor nieuwe laminaatdelen zullen daarom worden toegewezen.
4.21.
Tegen de onder 4.16 sub b en d gevorderde kosten is geen verweer gevoerd, zodat ook deze posten worden toegewezen.
4.22.
Peters Wonen heeft ten aanzien van het tijdelijk verplaatsen van meubilair en het lossnijden van de plinten (4.18 sub a) en het fixeren van de plinten met materiaalkosten (4.18 sub e) het verweer gevoerd dat deze kosten niet zijn onderbouwd en aan de hoge kant zijn. De kantonrechter overweegt dat voornoemde werkzaamheden noodzakelijk zijn om een nieuwe vloer te leggen. Wel is de kantonrechter met Peters Wonen eens dat [eiser] niet heeft toegelicht waarom voor deze werkzaamheden samen in totaal vier mandagen nodig zijn en waarom de materiaalkosten op € 385,00 worden begroot. Bij gebreke van een toelichting rekent de kantonrechter in plaats van twee mandagen telkens één mandag voor de twee hiervoor genoemde werkzaamheden. De kosten voor het materiaal voor het fixeren van de plinten begroot de kantonrechter op € 200,00, omdat de bestaande plinten worden hergebruikt en [eiser] verder geen inzicht heeft gegeven in de kosten van het benodigde materiaal. Dat betekent dat kantonrechter een bedrag van € 460,00 toewijst voor het tijdelijk verplaatsen van meubilair en het lossnijden van de plinten (4.18 sub a), een bedrag van € 460,00 voor het fixeren van de plinten en € 200,- materiaalkosten (4.18 sub e). Voornoemde bedragen zijn inclusief btw.
4.23.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter aan schadevergoeding een bedrag toe van € 12.496,61 (€ 460,00 + € 910,00 + € 9.546,61 + € 920,00 + 660,00).
Kosten voor schadevaststelling
4.24.
[eiser] vordert daarnaast een bedrag van € 4.537,50 aan kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid. Peters Wonen betwist dat deze kosten gemaakt moesten worden.
4.25.
Als vermogensschade komen voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). [eiser] heeft kosten moeten maken voor het onderzoek naar de gebreken aan de laminaatvloer. Peters Wonen heeft aangevoerd dat deze kosten niet nodig zouden zijn geweest als [eiser] het aanbod van Meister tot het uitvoeren van nader onderzoek had geaccepteerd. De kantonrechter is van oordeel dat het [eiser] vrijstond om een eigen deskundige in te schakelen. De kantonrechter is het wel eens met Peters Wonen dat zonder nadere toelichting van [eiser] niet is in te zien waarom het opstellen van vijf deskundigenrapporten noodzakelijk was. De kantonrechter acht de gevorderde kosten die zijn gemaakt door ZNEB, gezien de werkzaamheden die zijn verricht, redelijk en wijst deze kosten, in totaal € 3.478,75 (€ 1.379,40 + € 1.845,25 + € 254,10), daarom toe. De kosten voor het inschakelen van TOP komen niet voor vergoeding in aanmerking. [eiser] stelt dat zij TOP heeft ingeschakeld om de bevindingen van ZNEB te verifiëren en te bevestigen. De kantonrechter ziet niet in waarom deze kosten, naast de rapporten van ZNEB, noodzakelijk zijn geweest voor de vaststelling van de schade en/of de aansprakelijkheid.
4.26.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter een bedrag van € 3.478,75 toe aan gemaakte noodzakelijke kosten voor de vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Verklaring voor recht
4.27.
[eiser] heeft ook een verklaring voor recht gevorderd dat de door Peters Wonen geleverde laminaatdelen gebrekkig zijn en dat Peters Wonen voor de daaruit voortvloeiende schade aansprakelijk is. Bij een toewijzing van de schadevergoeding als hiervoor bepaald, ziet de kantonrechter niet in welk belang [eiser] bij zijn gevorderde verklaring voor recht heeft. Dit heeft hij evenmin onderbouwd. Om die reden wijst de kantonrechter deze vordering af.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.28.
[eiser] heeft buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar heeft nagelaten te stellen dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarom wijst de kantonrechter deze vordering af.
Proceskosten
4.29.
Peters Wonen is de partij die grotendeels ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- explootkosten
131,17
- griffierecht
693,00
- salaris advocaat
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.616,17
4.30.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen. De gevorderde nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente zullen ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
In de vrijwaringszaak
4.31.
Jordan heeft niet weersproken dat haar rechtsverhouding met Peters Wonen meebrengt dat op Jordan een verplichting tot vrijwaring rust tegenover Peters Wonen. Nu Jordan geen verweer heeft gevoerd, wijst de kantonrechter de vorderingen van Peters Wonen zoals weergegeven onder 3.5 sub b, c en d toe. Bij de onder sub a gevorderde verklaring voor recht heeft Peters Wonen, gelet op de te geven veroordeling tot betaling, geen belang meer, zodat deze vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
4.32.
Jordan is de partij die ongelijk krijgt. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Peters Wonen als volgt vastgesteld:
- explootkosten
106,73
- griffierecht
128,00
- salaris advocaat
199,00
(1,00 punt × € 199,00)
Totaal
433,73
4.33.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen. De gevorderde nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente zullen ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
in de hoofdzaak
I. veroordeelt Peters Wonen om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 12.496,61 aan schadevergoeding,
II. veroordeelt Peters Wonen om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 3.478,75 aan gemaakte noodzakelijke kosten voor de vaststelling van de schade,
III. veroordeelt Peters Wonen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.616,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. veroordeelt Peters Wonen in de nakosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Peters Wonen niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening door de deurwaarder, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
In de vrijwaringszaak
I. veroordeelt Jordan tot betaling aan Peters Wonen van hetgeen waartoe Peters Wonen in de hoofdzaak is veroordeeld (met inbegrip van de proces- en nakosten in de hoofdzaak), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
II. veroordeelt Jordan in de proceskosten, aan de zijde van Peters Wonen tot op heden begroot op € 433,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
III. veroordeelt Jordan in de nakosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Jordan niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening door de deurwaarder, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. J.T. Kruis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie voor het overgangsrecht Staatsblad 2022, 164.
2.Zie HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1666.