ECLI:NL:RBAMS:2023:5867

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/442
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) voor rijinstructeur na strafrechtelijke veroordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) beoordeeld. Eiser had op 18 januari 2023 beroep aangetekend tegen het besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, Dienst Justis, die zijn aanvraag op 17 augustus 2022 had afgewezen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in dit geval minder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van eiser bij het verstrekken van de VOG dan aan het risico voor de samenleving, dat is vastgesteld op basis van de justitiële gegevens van eiser. Eiser was eerder veroordeeld voor drugshandel, witwassen en valsheid in geschrifte, wat leidde tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank concludeert dat, ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium voor het verkrijgen van een VOG, het risico voor de samenleving zwaarder weegt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de VOG terecht was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 23/442

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. E.J. van Gils),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, Dienst Justis, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 17 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser is op 18 januari 2023 in beroep gegaan tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser voor een VOG mocht afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft de aanvraag van afgifte van een VOG mogen weigeren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging er aan deze procedure vooraf?
4. Op 25 mei 2022 heeft eiser een aanvraag voor een VOG ingediend voor de functie van rijinstructeur WRM [1] bij IBKI (Stichting VAM) in Nieuwegein.
5. Bij brief van 21 juli 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld voornemens te zijn de aanvraag af te wijzen. Eiser heeft hiertegen op 10 augustus 2022 een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit de afgifte van de VOG geweigerd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Voor de beoordeling van eisers aanvraag geldt een terugkijktermijn van vijf jaren. Binnen de terugkijktermijn zijn in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens geregistreerd:
- Op [medio november] 2021 is eiser veroordeeld wegens drugshandel, het aanwezig hebben van drugs, witwassen en valsheid in geschrifte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd was van kracht tot 2 februari 2023. Deze uitspraak is op [medio december] 2021 onherroepelijk geworden.
Verweerder is van mening dat aan het objectieve criterium is voldaan. De justitiële gegevens die zijn aangetroffen in het JDS vormen immers, als deze worden herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor het uitoefenen van de functie van rijinstructeur. Ook is volgens verweerder voldaan aan het subjectieve criterium. Het risico voor de samenleving weegt zwaarder dan het belang van eiser om als rijinstructeur te werken.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat voldaan is aan het objectieve criterium. Wel staat ter discussie of verweerder een juiste beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van het subjectieve criterium. Het subjectieve criterium betreft de beoordeling of de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat toch een VOG moet worden afgegeven. [2]
Subjectieve criterium
7. Eiser meent dat gelet op het subjectieve criterium verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat de VOG aan hem geweigerd mocht worden. Eiser meent dat verweerder ten onrechte niet gemotiveerd heeft waarom meer waarde wordt gehecht aan de ernst van de strafbare feiten en de overige wegingsfactoren dan dat er sprake is van één relevant justitieel gegeven. Ook stelt eiser dat het gemotiveerd in gunstige zin afwijken van een door het Openbaar Ministerie gevorderde gevangenisstraf zwaar moet wegen bij de belangenafweging en in gunstige zin zwaarder had moeten wegen dan de ernst van de feiten. Daarnaast stelt eiser dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat toepassing van het volwassenenstrafrecht verband houdt met de ernst van het gepleegde delict. Ook stelt eiser zich op het standpunt dat aan de hoogte van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf minder waarde moet worden toegekend omdat de rechtbank zich niet heeft gerealiseerd dat eiser in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis al in vrijheid verkeerde. Dat eiser alsnog zijn openstaande strafgedeelte is gaan uitzitten pleit voor zijn goede bedoelingen. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de positieve ontwikkeling in het leven van eiser niet geleid hebben tot een andere waardering van de belangenafweging. Verder meent eiser dat verweerder het reclasseringsadvies ten grondslag had moeten leggen aan de vraag of er bij eiser sprake is van een kans op herhaling. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte het objectieve criterium aangehaald bij de beoordeling van het subjectieve criterium.
8. Ondanks dat voldaan is aan het objectieve criterium, kan verweerder toch overgaan tot verstrekking van de VOG als het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het aan de hand van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. [3] Verweerder heeft hierbij beoordelingsruimte en de rechtbank toetst het bestreden besluit van verweerder dan ook terughoudend. In de belangenafweging wordt in ieder geval rekening gehouden met de hoeveelheid antecedenten, de strafrechtelijke afdoening daarvan en de mate van tijdsverloop sinds het laatste justitiële gegeven.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval minder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang dat eiser heeft bij het verstrekken van de VOG dan aan het risico voor de samenleving dat bij de beoordeling van het objectieve criterium is vastgesteld. Verweerder heeft groot belang mogen hechten aan het feit dat eiser is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Verweerder heeft hieraan de conclusie mogen verbinden dat deze gevangenisstraf een indicatie geeft dat het gaat om ernstige feiten. Verweerder heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat eiser nog niet voor een langere periode heeft kunnen laten zien dat hij niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, en weer naar behoren heeft kunnen deelnemen aan de samenleving. [4] Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat, ook gelet op de proeftijd die van kracht was tot 2 februari 2023, het tijdsverloop nog te kort is - en bovendien niet in volledige vrijheid is doorgebracht - om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Daarnaast heeft verweerder ook in zijn oordeel mogen betrekken dat de reclassering het risico op recidive niet heeft kunnen inschatten omdat eiser zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht, waardoor niet gesteld kan worden dat de kans op recidive voor eiser laag is. Dat de opgelegde straf lager ligt dan de strafeis van het Openbaar Ministerie is een omstandigheid die op zichzelf niet veel zegt, aangezien de strafeis van het Openbaar Ministerie doorgaans hoger ligt dan de opgelegde straf.
8.2.
Eisers betoog dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de positieve ontwikkeling in het leven van eiser niet geleid hebben tot een andere waardering van de belangenafweging, maken het voorgaande niet anders. Verweerder heeft de positieve ontwikkelingen in het kader van de belangenafweging in zijn afweging betrokken en ook eisers persoonlijke belangen bij afgifte van een VOG meegewogen, waaronder dat eiser zelf naar de gemeente is gestapt om hulp te zoeken, dat de gemeente eiser deze kans wil geven en ook bereid is de opleiding van hem te betalen, dat eiser na het voltooien van zijn opleiding eerst bij een andere rijschool in dienst wilt en dat hij in de toekomst een eigen rijschool zou willen starten. Verweerder heeft desondanks in redelijkheid van eiser kunnen verlangen dat hij over een langere periode, juist na volledig in vrijheid gesteld te zijn, laat zien dat hij zich onthoudt van strafbare gedragingen voordat hij in aanmerking komt voor een VOG. [5]
8.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante omstandigheden bij de belangenafweging betrokken. Dat verweerder een ander gewicht aan deze omstandigheden toekent dan dat eiser had gewild, betekent niet dat de belangenafweging onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt en dat de weigering van de VOG niet evident disproportioneel is. De door verweerder gemaakte belangenafweging betekent niet dat eiser nooit meer in aanmerking kan komen voor een VOG voor de functie van rijinstructeur. Bij een eventuele nieuwe aanvraag moeten alle feiten en omstandigheden meegewogen worden, waaronder het verdere tijdsverloop.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de gevraagde VOG mocht weigeren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.S. Roefs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet rijonderricht motorrijtuigen.
2.Beleidsregels VOG-NP-RP-2022.
3.Zie paragraaf 3.3 van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018, Stcrt. 2017, 68620.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1601.
5.Zie voetnoot 4.