ECLI:NL:RBAMS:2023:5865

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
AMS 23/1974
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) na constatering van een te hoog ademalcoholgehalte

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) behandeld. Eiseres, die in Amsterdam woont, is verplicht om een EMA te volgen na een constatering van een ademalcoholgehalte van 560 µg/l op 17 december 2022. De rechtbank overweegt dat de wet dwingend voorschrijft dat bij een dergelijk alcoholpromillage een EMA moet worden opgelegd. Eiseres betwist niet dat zij onder invloed heeft gereden, maar stelt dat zij dit uit paniek heeft gedaan, omdat zij haar dochter moest ophalen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres andere keuzes had kunnen maken en dat haar situatie niet als een zeer uitzonderlijk geval kan worden aangemerkt. De rechtbank wijst erop dat onder invloed rijden niet gerechtvaardigd kan worden, ongeacht de omstandigheden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de verplichting tot het volgen van de EMA blijft bestaan. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 23/1974

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres,

en

de Directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Metaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van het volgen van een EMA [1] .
1.1.
Verweerder heeft met zijn besluit van 17 januari 2023 besloten dat eiseres verplicht een EMA moet volgen. Verweerder heeft aan dit besluit een mededeling [2] van de korpschef van de politie van 2 januari 2023 ten grondslag gelegd. In deze mededeling staat dat de politie het vermoeden heeft dat eiseres niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 23 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de oplegging van de EMA gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder. Ook was [echtgenoot] , de man van eiseres, op de zitting aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
1.4.
Eiseres heeft op 19 juli 2023 een e-mail toegezonden aan de rechtbank. De rechtbank zal deze e-mail niet betrekken bij de beoordeling van het beroep van eiseres, omdat het onderzoek op de zitting al was gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit een mededeling van de politie Amsterdam ten grondslag gelegd. Uit deze mededeling blijkt dat op 17 december 2022 bij eiseres als bestuurder van een motorrijtuig een ademalcoholgehalte van 560 µg/l is geconstateerd. Omdat sprake is van een dwingendrechtelijke bepaling [3] , is verweerder gehouden om aan eiseres een EMA op te leggen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze zaak het beroep van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak en maken deel uit van deze uitspraak.
6. Eiseres betwist niet dat zij onder invloed een auto heeft bestuurd, maar voert aan dat zij dit in normale omstandigheden nooit zou doen. Zij heeft uit paniek gehandeld door in de auto te stappen met alcohol op, nu zij van haar dochter bericht kreeg dat zij in een uitgaansgelegenheid gedrogeerd was en opgehaald moest worden. Zij heeft dit dus niet willens en wetens gedaan. Zij stelt dat zij bij een EMA niets te zoeken heeft, want zij stapt normaal niet met alcohol op in de auto. Ook voert eiseres aan dat de verbalisant haar situatie niet begreep en niet juist handelde. Aan eiseres werd namelijk gevraagd haar auto te verplaatsen en toen zij dit deed, werd zij staande gehouden door de politie vanwege het rijden onder invloed. Eiseres verzoekt de rechtbank het besluit om te zetten in een boete. Eiseres is al voldoende gestraft met dit besluit en heeft haar les geleerd.
7.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder verplicht is om een EMA op te leggen als er is geconstateerd dat bij een bestuurder een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger of gelijk is aan 435 µg/l, maar lager is dan 785 µg/l. [4] Volgens vaste rechtspraak [5] kan de rechtbank alleen in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling [6] buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken.
7.2.
Vaststaat dat eiseres met een promillage van 560 µg/l een motorrijtuig heeft bestuurd. Uit het proces-verbaal, het bezwaarschrift en wat er tijdens de zitting is besproken, blijkt dat eiseres erkent dat zij met alcohol op een auto heeft bestuurd. De wet schrijft dwingend voor dat bij het besturen van een motorrijtuig met een alcoholpromillage van 560 µg/l een EMA moet worden opgelegd. Daarom moest verweerder een EMA opleggen. De vraag die de rechtbank dan ook moet beantwoorden is of sprake is van een zeer uitzonderlijk geval op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het opleggen van een EMA aan eiseres.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat er in het geval van eiseres geen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval. De rechtbank begrijpt dat eiseres in haar situatie snel naar haar dochter toe wilde. De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres andere keuzes had kunnen en moeten maken om naar haar dochter toe te gaan en dat onder invloed rijden niet kan worden gerechtvaardigd. Eiseres had bijvoorbeeld op haar verjaardagsfeestje kunnen nagaan of andere mensen niet hadden gedronken en kunnen vragen of die haar naar haar dochter hadden kunnen brengen. Ook had eiseres 112 of een taxi kunnen bellen. Deze keuze heeft eiseres niet gemaakt.
7.4.
De overige gronden die eiseres heeft aangevoerd leiden niet tot een ander oordeel. Zo valt de bejegening van de agente buiten het toetsingskader van deze rechtbank. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen rechtsgrond bestaat waardoor de EMA omgezet kan worden in een boete.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval, waardoor verweerder had moeten afzien van het opleggen van een EMA. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.S. Roefs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wvw, doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR [7] onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Op grond van artikel 131, eerste lid van de Wvw, besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid.
Ingevolge artikel 163, eerste lid van de Wvw kan de opsporingsambtenaar bij verdenking dat de bestuurder van een voertuig heeft gehandeld in strijd met artikel 8, hem bevelen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a. Ingevolge het tweede lid is de bestuurder aan wie het in het eerste lid bedoelde bevel is gegeven verplicht ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en gevolg te geven aan alle door de opsporingsambtenaar ten dienst van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voornoemde ministeriële regeling is de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a van de Regeling besluit het CBR tot oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer ten aanzien van betrokkene bij wie een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 435 µg/l, respectievelijk 1,0‰, maar lager is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8‰, of indien betrokkene heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet.

Voetnoten

1.Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer.
2.Een mededeling zoals bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw).
3.Artikel 11, eerste lid, onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
4.Dat volgt uit artikel 11, eerste lid, onder a, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
5.Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling, uit de uitspraak van 19 januari 2022, onder 4.7, ECLI:NL:RVS:2022:177.
6.Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
7.Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.