ECLI:NL:RBAMS:2023:585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/13/707676 / FA RK 21-6017
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgregeling en Arabische les in het kader van een complexe echtscheiding

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 8 februari 2023, wordt de zorgregeling en de voortzetting van de Arabische les voor de kinderen van partijen beoordeeld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Peeters, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Stam, zijn betrokken in een complexe echtscheiding. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze procedure. De rechtbank heeft eerder beslissingen genomen over de zorgregeling op 13 oktober en 15 december 2022, die als uitgangspunt zijn genomen voor deze beschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen bij de vader overnachten, in het belang van de kinderen is en dat er geen aanleiding is om deze te wijzigen. De Raad heeft geadviseerd om de huidige regeling te handhaven en de rechtbank sluit zich hierbij aan. De rechtbank benadrukt het belang van de emotionele band tussen de kinderen en hun vader, en dat het stopzetten van de overnachtingen een negatief signaal zou zijn. Daarnaast wordt de voortzetting van de Arabische les bevestigd, ondanks de bezwaren van de vrouw. De rechtbank heeft ook de vakanties en feestdagen geregeld, waarbij de kinderen bij beide ouders verblijven volgens een vastgesteld schema. De rechtbank verwacht dat de gezinsmanager de komende tijd veel werk zal verzetten en dat partijen met behulp van deze ondersteuning tot afspraken kunnen komen over de zorgregeling voor het volgende schooljaar. De behandeling van de verzoeken wordt aangehouden tot 21 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummers: C/13/707676 / FA RK 21-6017
C13/718883 / FA RK 22-3703
Beschikking van 8 februari 2023 betreffende de nevenverzoeken bij echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Peeters, gevestigd te Woerden,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.M. Stam, gevestigd te Zaandam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De beschikkingen van 13 oktober 2022 en 15 december 2022;
  • De aanvullende stukken van de man, ingekomen ter griffie op 30 december 2022;
  • Producties 35 tot en met 37 van de vrouw, ingekomen ter griffie op 30 december 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw en haar advocaat en de man en zijn advocaat.
Namens de Raad is mevrouw [naam 1] verschenen.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 13 oktober 2022 en
15 december 2022, die als hier herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
2.2.
Bij beschikking van 13 oktober 2022 is ten aanzien van de zorgregeling en de Arabische les als volgt bepaald:
4.5
bepaalt dat de voorlopige zorgregeling als volgt zal zijn indien er geen school is op de wisseldag:
-
het wisselmoment zal plaatsvinden op het tijdstip dat de school normaliter uitgaat (op woensdag en vrijdag) danwel begint (op maandag- en donderdagochtend);
4.6
bepaalt dat de voorlopige zorgregeling als volgt zal zijn in de herfst- en kerstvakantie van dit schooljaar:
  • de herfstvakantie zal bij helfte worden verdeeld als volgt: de kinderen zullen de eerste helft van de vakantie verblijven bij de ouder bij wie zij op dat moment in het weekend verblijven volgens het reguliere schema; het wisselmoment zal plaatsvinden op woensdagmiddag om 12.00 uur waarna de kinderen bij de andere ouder zullen verblijven tot maandagochtend naar school (althans tot het moment dat de school normaliter begint indien er geen school is die dag);
  • de kerstvakantie zal bij helfte worden verdeeld als volgt: de eerste week verblijven de kinderen van vrijdag 23 december 2022 12.00 uur tot en met 30 december 2022 18.00 uur bij de vrouw en de tweede week van vrijdag 30 december 18.00 uur tot en met maandagochtend 9 januari 2023 naar school (althans tot het moment dat de school normaliter begint indien er geen school is die dag) bij de man;
4.7
bepaalt dat de kinderen ieder weekend naar de Arabische les blijven gaan tot 9 februari, waarbij de ouder bij wie de kinderen op dat moment verblijven de kinderen haalt en brengt en waarbij de kosten van de Arabische les voor rekening van de man komen;
2.3.
Ten aanzien van de basiszorgregeling is hierbij voortgeborduurd op de (voorlopige) zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 1 september 2021:
  • de kinderen verblijven bij de man:
  • om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school alsmede iedere woensdag uit school tot donderdag naar school;
2.4.
Om een vinger aan de pols te houden en met het oog op het te starten traject bij mevrouw [naam 2] , heeft de rechtbank op de zitting van 28 september 2022 met partijen afgesproken dat ter zitting van 12 januari 2023 nader over de zorgregeling en de Arabische les gesproken zal worden. Partijen hebben met het oog hierop de stukken van 30 december 2022 in het geding gebracht en ter zitting standpunten naar voren gebracht.
Als algemene uitgangspunten voor de beoordeling ligt voor dat vader minimaal de huidige regeling wil hanteren en op termijn naar een co-ouderschap wil toewerken. De vrouw wenst dat de zorgregeling wordt beperkt, waarbij de overnachtingen wegvallen en [minderjarige 1] op de woensdag niet meer naar vader hoeft te gaan. Ook verschillen partijen van mening over het voortzetten van de Arabische les.
2.5.
De Raad heeft ter zitting aan partijen vragen gesteld en mondeling advies gegeven aan de rechtbank. Samengevat komt het erop neer dat volgens de Raad ten aanzien van de zorgregeling niets veranderd moet worden en partijen voor hulpverlening moeten blijven samenwerken met JBRA omdat hulpverlening en ondersteuning naar verwachting nodig is voor alle betrokkenen. De Raad heeft overwogen dat een ondertoezichtstelling nodig dan wel wenselijk kan zijn gezien de strijd van partijen en de problematiek bij de kinderen. De Raad heeft hierop meegedeeld dat zij niet ter zitting een verzoek zullen doen, maar intern de wenselijkheid van een onderzoek naar een beschermingsmaatregel zullen bespreken.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6.
Partijen hebben een kort traject bij mevrouw [naam 2] doorlopen die enkele conclusies en gedachten over de kinderen en de rol van ouders met hen heeft gedeeld in haar verslag. Partijen hebben geen hulpverlening van haar ontvangen. Gezien de actieve betrokkenheid van JBRA op dit moment heeft vader aangegeven geen heil te zien in het voortzetten van (een duur) traject bij mevrouw [naam 2] en liever structurelere regie, hulpverlening en ondersteuning vanuit JBRA te wensen.
2.7.
Enige tijd na de zomervakantie heeft JBRA de begeleiding van het gezin van het OKT overgenomen en, naar beide partijen te kennen hebben gegeven, zich actief opgesteld in het contact leggen met ouders. JBRA heeft partijen en de kinderen gesproken, is bezig met het maken van de kaders voor de samenwerking met en tussen ouders en het opstellen van de veiligheidsafspraken voor de kortere termijn. Voor de langere termijn is de gezinsmanager bezig met een analyse van het gezin en de problemen voor het kunnen opstellen van het gezinsplan en het indiceren van de benodigde specialistische hulpverlening.
2.8.
Uit de mails die door partijen zijn overgelegd volgt een aantal zaken. Ten eerste dat de gezinsmanager, gezien haar relatief korte betrokkenheid bij het gezin, redelijk goed voor ogen heeft wat er speelt. Zij weet het belang van de kinderen goed voor ogen te houden en heeft een bemiddelende rol bij conflicten die de kop opsteken.
Daarnaast blijkt uit de mails dat zij ouders goed weet te informeren over de stappen die volgen en wat zij verwacht dat nodig kan zijn in de situatie van ouders en/of kinderen. Zij benoemt bijvoorbeeld de problemen die zij ziet in de strijd tussen vader en [minderjarige 1] en heeft concreet geadviseerd om hulpverlening in de vorm van opvoedondersteuning bij vader in te zetten, nu de hoop is dat hij hiermee beter kan aansluiten bij de belevingswereld van [minderjarige 1] en hun onderliggende band positief versterkt kan gaan worden.
Ten derde is gebleken dat de hulpverlening die nodig is om de loyaliteitsproblematiek bij de kinderen, en dan met name [minderjarige 1] , aan te pakken, nog niet is begonnen. Gezien de voorwaarden die hieraan gesteld werden konden partijen niet in het traject bij Kinderen Uit de Knel starten, wat vooral voor de kinderen een gemiste kans is.
Tot slot wordt helaas pijnlijk duidelijk dat ouders de strijdbijl nog geenszins hebben begraven en tot op heden niet in staat zijn om zonder de tussenkomst van de gezinsmanager op een constructieve wijze te communiceren over hun dochters of elkaar te steunen in de opvoeding van hun beider dochters.
2.9.
De rechtbank wenst voorop te stellen dat niemand eraan twijfelt dat [minderjarige 1] het op het moment zwaar heeft in het contact met haar vader en dat [minderjarige 2] hier afgeleid ook last van heeft als zij samen bij vader zijn. De situatie werkt voor vader en [minderjarige 1] zeer stresserend en, om met de woorden van vader zelf te spreken, is hij ook niet eeuwig geduldig wat maakt dat er veel spanning is in de situatie bij vader thuis. [minderjarige 1] en vader hebben op dit moment een ingewikkelde emotionele verbinding met elkaar en zullen naar verwachting goede (professionele) hulp nodig hebben om deze cirkel van negatief reageren op elkaar te doorbreken. De rechtbank verwacht dat met de doortastendheid van de gezinsmanager binnen afzienbare tijd deze benodigde hulpverlening ingezet kan worden. Van groot belang is namelijk dat [minderjarige 1] en vader de kans krijgen hun band te versterken en te helen van de schade die is opgelopen door de echtscheiding van ouders.
2.10.
Parallel hieraan zal onderzocht moeten worden hoe moeder in staat kan zijn de band van de dochters met vader te steunen. Naast de problematiek van [minderjarige 1] en vader loopt tegelijk de zorg dat de kinderen bewust dan wel onbewust belast worden met emoties en gedachten die de moeder over vader en de echtscheiding ervaart. De rechtbank vermoedt dat het voor moeder moeilijk is om vader een volwaardige plaats te geven als opvoeder. Gezien dat moeder langdurig de hoofdverzorger van de kinderen was door het werk van vader in het buitenland, is het niet meer dan logisch dat de moeder en kinderen nauw met elkaar verbonden zijn en hun eigen maniertjes hebben voor hoe zij de zaken regelen. Met vader gaan de dingen nu anders en ouders moeten leren hoe er ruimte kan zijn voor hen beiden als opvoeder, zo nodig met afwijkende opvoedmethodes. Daarbij zal dit ook voor de kinderen wennen zijn en zullen zij, wellicht, aftasten in hoeverre zij beide ouders als volwaardig opvoeder moeten accepteren en emotioneel toelaten. Hierin zullen de kinderen uiteraard bewust dan wel onbewust beïnvloed worden door de eigen gevoelens van ouders. De rechtbank verwacht dat ook binnen de trajecten bij JBRA hieraan voldoende aandacht besteed kan worden.
2.11.
De vraag die dan voorligt is of er op dit moment goede grond is de zorgregeling aan te passen in het belang van de kinderen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke grond ontbreekt. Uit de stukken van JBRA volgt voldoende dat er geen zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen bij vader. JBRA heeft aan moeder aangegeven een incident aangaande nagellak en de Arabische les bij vader te hebben opgepakt en daarin geen aanleiding gezien tot zorgen of nauwere bemoeienis bij de vader thuis. Zowel de Raad ter zitting als JBRA hebben opgemerkt dat het in het belang van de kinderen is als er niets wordt veranderd aan de zorgregeling en de rechtbank sluit hierbij aan. Dat [minderjarige 1] het niet fijn vindt bij vader op dit moment is een punt dat voldoende aandacht heeft bij de gezinsmanager en waaraan via die weg gewerkt zal worden. Het thans stopzetten van de overnachtingen bij vader kan een verkeerd signaal aan [minderjarige 1] geven, de weg naar herstel van de band tussen [minderjarige 1] en vader in de weg staan en lost per saldo niets op van de werkelijk onderliggende problemen. Daarbij vindt de rechtbank het bemoedigend om te lezen dat de gezinsmanager met vader concreet heeft besproken wat zij aan hem kan aanbieden om te ondersteunen en dat vader hier positief tegenover staat. Uit de veiligheidsafspraken vloeien daarnaast genoeg waarborgen voor de kinderen en ouders. Van belang daarbij blijft dat moeder naar [minderjarige 1] zal uitstralen dat het in haar belang is om bij haar vader te zijn en dat haar vader net zozeer als haar moeder het beste met [minderjarige 1] voor heeft.
2.12.
Ten aanzien van de Arabisch les ligt ook de vraag voor of er goede grond is deze te wijzigen. Partijen liggen ook hier uit elkaar in hun opvattingen wat goed is voor hun dochters. De rechtbank heeft bij beschikking van 13 oktober 2022 de gronden gegeven waarom de les doorgang zou moeten vinden. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden de beslissing nog immer kunnen dragen en zal bepalen dat de Arabische les dit schooljaar doorloopt. Dat de vrouw haar idee over de noodzaak van de Arabische les heeft veranderd maakt een en ander niet anders. De rechtbank wenst daarbij nog erop te wijzen dat er gesproken wordt in termen dat er de vrijheid moet zijn om met de kinderen te doen wat men wil op zijn/haar eigen dagen, wat tot op bepaalde hoogte zo is, maar enige nuance is bij dit uitgangspunt gewenst. Het zijn de kinderen die namelijk hun eigen dagen hebben met een vast wekelijks rooster en ritme waar het school, sport, hobby’s en dergelijk betreft. Het is aan ouders om op hun zorgdagen te zorgen dat kinderen zo onbelemmerd mogelijk in dit eigen ritme kunnen blijven en te faciliteren dat zij aan alle activiteiten kunnen deelnemen, ook als dit iets is dat door de andere ouder wordt geïnitieerd. Daarmee zijn de kinderen het meest gediend. Daarbij kan horen dat een ouder naar de kinderen toe een activiteit steunt die niet zijn/ haar eigen keuze is. De rechtbank gaat ervan uit dat ouders in het belang van het kind dergelijke activiteiten aangaan met waarschijnlijk als uitgangspunt dat het een toegevoegde waarde heeft bij de opvoeding. Het zo mooi zijn als ouders dit kunnen inzien en nog mooier zou zijn als ouders dit kunnen overbrengen aan de kinderen.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in de zomer, met of zonder de hulp van de gezinsmanager, afspraken kunnen maken over het verloop van de Arabische les na de zomer en zal daarom niets bepalen voor de periode daarna.
Tot slot wijst de rechtbank erop dat de nakoming thans vloeit uit een rechterlijke beslissing die maakt dat partijen in principe gebonden zijn om na te komen.
2.13.
De rechtbank heeft eerder enkel beslist over de verdeling van de vakanties tot en met de afgelopen Kerstvakantie. Daarom zal de rechtbank deze voor het komende jaar alsnog vastleggen. Ook hebben ouders verduidelijking nodig over de feestdagen.
Voorjaarsvakantie: de kinderen blijven tot woensdag 12:00 uur bij de ouder waar ze het eerste weekend van de vakantie doorbrengen volgens de reguliere regeling en de rest de van de vakantie bij de andere ouder, tot maandag naar school;
Meivakantie: de eerste week bij de moeder, de tweede week bij de vader, de kinderen zullen op de middelste zaterdag om 12:00 uur worden overgedragen;
Zomervakantie: de kinderen verblijven de eerste en de vijfde week van de vakantie bij de vader en de rest van de tijd bij de moeder.
Goede vrijdag en Pasen zijn de kinderen bij wie ze volgens het reguliere rooster dat weekend verblijven;
Koningsdag verblijven de kinderen bij de moeder vanwege de vakantieregeling;
Hemelvaartsdag zijn de kinderen bij de ouder waar zij volgens de reguliere regeling zouden zijn;
Pinksteren sluit aan bij het weekend van de ouder waar zij volgens het reguliere rooster zullen zijn;
Het Offerfeest vieren de kinderen dit jaar bij de vader;
Het Suikerfeest vieren de kinderen dit jaar bij de moeder;
De kinderen zullen vanwege de onrust en strijd tussen ouders op feestdagen niet langer halverwege de dag van ouder wisselen.
2.14.
De rechtbank heeft de verwachting dat de gezinsmanager de komende tijd veel werk zal verzetten met partijen en hopelijk de benodigde hulpverlening voor partijen en de kinderen opgestart zal worden. De rechtbank zal daarom de behandeling van de verzoeken voor een wat langere tijd aanhouden. De rechtbank heeft vooralsnog hoop dat partijen (met behulp van de gezinsmanager) medio zomer afspraken kunnen maken over de zorgregeling en aanverwante zaken voor in het volgende schooljaar. Mocht dit niet het geval zijn dienen partijen de rechtbank hier tijdig over te berichten.
2.15.
Daarom wordt als volgt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
handhaaft alle tot op heden gegeven beslissingen ten aanzien van de zorgregeling en de Arabisch les;
3.2.
vult de regeling ten aanzien van de vakanties en feestdagen aan op de wijze zoals hierboven onder 2.13. opgenomen;
3.3.
bepaalt dat de behandeling van alle verzoeken worden aangehouden tot de
pro formadatum van
21 augustus 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.E. Meijer, op 8 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.