ECLI:NL:RBAMS:2023:5800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
13/152453-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlander op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent, België. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 21 juni 2023 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in Nederland.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd vanwege onvoldoende duidelijkheid over de betrokkenheid van zijn cliënt bij de strafbare feiten. De officier van justitie daarentegen stelde dat het EAB voldoende specificiteit biedt over de feiten en de rol van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in België zal worden gedetineerd onder omstandigheden die voldoen aan de fundamentele rechten, en dat er garanties zijn voor zijn terugkeer naar Nederland na een eventuele veroordeling. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij de detentieomstandigheden in België als voldoende heeft beoordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/152453-23
Datum uitspraak: 14 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 27 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 juni 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. S. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent (België) van 21 juni 2023. Uit het A-formulier blijkt dat het een aanhoudingsbevel met referentienummer GE.43.L3.002408/2022 – 2022/086 betreft.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Genoegzaamheid
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten onvoldoende duidelijk in het EAB is omschreven. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om de Belgische autoriteiten hierover aanvullende vragen te stellen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Het tijdstip, de pleegplaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de feiten zijn voldoende specifiek omschreven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
De rechtbank is van oordeel dat het EAB aan deze eisen voldoet en dat het een voldoende specifieke omschrijving bevat van de strafbare feiten waarvan de opgeëiste persoon in België wordt verdacht. Daartoe wijst de rechtbank in het bijzonder op de volgende passage onderaan pagina 3 van het EAB:

In de huidige stand van het onderzoek zijn er ernstige aanwijzingen dat de inverdenkinggestelde de man met de diamant ("DIAMANT") zou zijn, die vanuit Maldegem naar Geel zou meegereden zijn om het slachtoffer op te halen, op dat ogenblik gewapend zou geweest zijn en die rechtstreeks in contact zou gestaan hebben met de (vooralsnog onbekende) leider van de organisatie. Ook na de vermeende feiten werd hij opgemerkt aan de afgelegen boerderij waar de foltering is doorgegaan.”
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, nu uit het EAB in verband met deze passage voldoende duidelijk is waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht en wat zijn rol daarbij zou zijn. Ook ziet de rechtbank hierin geen aanleiding de Belgische autoriteiten nadere vragen te stellen en wijst het aanhoudingsverzoek af.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, 5 en 14, te weten:
  • deelneming aan een criminele organisatie;
  • illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
  • moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft één van de feiten niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van procureur des Konings Oost Vlaanderen, Afdeling Gent, in Gent (België) heeft op 17 augustus 2023 de volgende garantie gegeven:
“In antwoord op uw brief inzake de overlevering van [opgeëiste persoon] (geboren op [geboortedag]1996), sta ik u de garantie toe voor de terugkeer van de betrokkene naar uw land.
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel houdt deze garantie in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar uw land wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar onder te gaan.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 17 augustus 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Oudenaarde indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd Inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
o
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 282 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, Afdeling Gent (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.