8.4.Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het tenlastegelegde rechtstreeks schade hebben geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Materiële schade [aangever]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat na te noemen goederen zijn weggenomen door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de materiële kosten van het gestolen geldbedrag en de autosleutel rechtstreeks een gevolg zijn van het bewezenverklaarde. Aangever heeft direct verklaard dat er een geldbedrag van € 32.000,- en een autosleutel waren gestolen. Aangever heeft de kosten van de autosleutel onderbouwd met een factuur. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële kosten ten aanzien van het gestolen geldbedrag en de autosleutel geheel voor een bedrag van € 32.684,17 kunnen worden toegewezen.
Reiskosten:
[aangever] heeft naast de kosten van de weggenomen goederen ook reiskostenvergoeding gevorderd, bestaande uit kosten voor het reizen naar het politiebureau en de rechtbank ten behoeve van het getuigenverhoor. De rechtbank oordeelt dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten niet beschouwd kunnen worden als rechtstreekse schade naar aanleiding van het strafbare feit. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van deze kosten daarom af.
Materiële schade [aangeefster]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de iPhone en de accessoires zijn weggenomen door verdachte en zijn mededader. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor de iPhone, het nieuwe abonnement en de accessoires geheel voor een bedrag van € 989,27 kunnen worden toegewezen.
Reiskosten
[aangeefster] heeft naast de kosten van de weggenomen goederen ook reiskostenvergoeding gevorderd bestaande uit de kosten voor het reizen naar het politiebureau ten behoeve van de fotoconfrontatie, het reizen naar Slachtofferhulp Nederland en het reizen naar de rechtbank voor de inhoudelijke behandeling. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor het reizen naar het politiebureau en Slachtofferhulp Nederland niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten niet beschouwd kunnen worden als rechtstreekse schade naar aanleiding van het strafbare feit. De kosten voor het reizen naar de rechtbank voor het bijwonen van de inhoudelijke behandeling verstaat de rechtbank als proceskosten.
Eigen risico
De benadeelde partij zal voor de kosten ten aanzien van het eigen risico over 2022 en 2033 niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade [aangever] en [aangeefster]
Artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding, indien deze ten gevolge van het strafbare feit schade heeft opgelopen. Bij de begroting van de vergoeding van deze schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden, waaronder de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend. Uit artikel 6:106, eerste lid onder b, BW volgt dat de benadeelden recht hebben op schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel hebben opgelopen, hun eer of goede naam is geschaad of indien zij op andere wijze in de persoon zijn aangetast. Indien geestelijk letsel niet kan worden aangenomen omdat dit bijvoorbeeld niet is vastgesteld door een psychiater of psycholoog, is niet uitgesloten dat de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. In dat geval moet de benadeelde partij deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvoor voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In deze zaak zijn de benadeelden overvallen terwijl zij in een auto zaten. Zij werden beroofd van hun bezittingen en zijn daarbij bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheden volgt dat de relevante nadelige gevolgen voor de benadeelden zo voor de hand liggen dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze ingevolge artikel 6:106 eerste lid onder b, BW.
De rechtbank heeft rekening gehouden met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en ziet daarin reden om de immateriële schadevergoeding te matigen. De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op € 2.000,- per persoon.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander (te weten de dader die met hem bij aangevers in de auto zat) heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de schade van aangevers. Dat wil zeggen dat hij en zijn mededader kunnen worden aangesproken voor het hele schadebedrag, maar dat dit bedrag maar eenmaal aan de benadeelde partij betaald dient te worden.
De schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de betaling aan [aangever]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 34.684,17 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, kan maximaal 60 dagen gijzeling worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de betaling aan [aangeefster]
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.989,27 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, kan maximaal 10 dagen gijzeling worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten [aangeefster]
Verdachte wordt veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij [aangeefster] tot op heden begroot op € 57,78 bestaande uit reiskosten ten behoeve van de strafzaak. De rechtbank vindt het aannemelijk geworden dat de benadeelde partij die kosten heeft gemaakt.