ECLI:NL:RBAMS:2023:5781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
13/069269-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering aan het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot detentieomstandigheden in HMP Winchester

Op 7 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in HMP Winchester. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd op 20 november 2020. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zittingen op 27 juni, 26 juli en 24 augustus 2023 is de situatie in HMP Winchester besproken, waarbij rapporten zijn ingediend die wijzen op onmenselijke en vernederende behandelingen in de gevangenis. De rechtbank heeft de beslistermijn met 30 dagen verlengd om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden en de mogelijkheid van een detentiegarantie. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd geschorst en zal vóór 14 oktober 2023 opnieuw bijeenkomen om de voortgang te bespreken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/069269-23
Datum uitspraak: 7 september 2023
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) jo. artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 mei 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 november 2020 door
the judge of the Southampton Crown Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag 1] 1983,
alias:
[alias opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag 2] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 juni 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank heeft tevens de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op 11 juli 2023 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit om een detentiegarantie te vragen dat de opgeëiste persoon niet in HMP Bedford zal worden geplaatst.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de zitting van 26 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde en vijfde lid, OLW uitspraak moet doen voor 30 dagen verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om onderzoek te doen naar een reëel gevaar op schending van de grondrechten in HMP Winchester en zij daarom nog niet over de verzochte overlevering kan beslissen. De rechtbank heeft de gevangenhouding ambtshalve met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om onderzoek te kunnen doen naar het bestaan van een reëel gevaar voor schending van grondrechten in HMP Winchester.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de zitting van 24 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde en vijfde lid, OLW uitspraak moet doen voor 30 dagen verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om onderzoek te doen naar een reëel gevaar op schending van de grondrechten in HMP Winchester en zij daarom nog niet over de verzochte overlevering kan beslissen. De rechtbank heeft de gevangenhouding ambtshalve met 30 dagen verlengd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat dat hij [opgeëiste persoon] is en is geboren op [geboortedag 1] 1983 in [geboorteplaats] (Somalië) en dat hij de Somalische en Britse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 11 juli 2023

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 11 juli 2023. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en de weigeringsgrond van artikel 601, eerste lid, aanhef en onder i), HSO al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden; heropening van het onderzoek

De raadsman heeft op de zitting van 26 juli 2023 twee rapporten overgelegd, te weten
the Annual Report of the Independent Monitoring Board at HMP Winchester For reporting year 1 June 2021 – 31 May 2022(hierna: het IMB-rapport) en het rapport over
HMP Winchester by HM Chief Inspector of Prisons 14–16 November 2022(hierna: het CIP-rapport). Uit deze rapporten zou volgens de raadsman blijken dat er sprake is van een algemeen gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling in detentiecentrum HMP Winchester. Daarom moet de overlevering naar het Verenigd Koninkrijk niet worden toegestaan onder deze omstandigheden.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alleen naar het meest recente rapport (het CIP-rapport) moet worden gekeken, omdat het IMB-rapport niet als actueel kan worden beschouwd en de omstandigheden tijdens de COVID pandemie beschrijft. Uit het CIP-rapport blijkt niet dat sprake is van een algemeen gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling in HMP Winchester nu sprake is van verbeteringen binnen de gevangenis. Gelet hierop volstaat de afgegeven detentiegarantie. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om de beslistermijn te verlengen om een nieuwe detentiegarantie op te vragen.
Bij een eerdere uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford – in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichting – een reëel gevaar bestaat van schending van de grondrechten.
De Britse autoriteiten hebben op 21 juni 2023 meegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk in HMP Winchester zal worden geplaatst. Dat de opgeëiste persoon in HMP Bedford wordt gedetineerd is niet uitgesloten, maar de kans daarop is klein. Hiermee is het reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon in HMP Bedford weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in HMP Bedford geen beletsel voor de overlevering vormen.
Net als in eerdere uitspraken van deze rechtbank kan in het midden worden gelaten of de rechtbank moet toetsen aan de criteria uit de rechtspraak van het HvJ EU in EAB-zaken of aan de rechtspraak van het EHRM. [1] De rechtbank is namelijk van oordeel dat met toepassing van beide toetsingskaders aan de hand van de overgelegde rapporten kan worden vastgesteld dat in HMP Winchester een algemeen reëel gevaar bestaat dat de grondrechten van personen die aldaar zijn gedetineerd zullen worden geschonden.
Naast de rapportages die de raadsman heeft overgelegd, heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van
HM Chief Inspector of Prisons for England and Wales Annual Report 2022–23. Al uit deze rapporten volgt dat HMP Winchester kampt met overbevolking. Veel gedetineerden delen een cel terwijl deze voor één persoon is ontworpen (paragraaf 3.2 van het IMB-rapport). Ook gelet op de foto’s op pagina 13 van het CIP-rapport, is het daarom niet onwaarschijnlijk dat de minimale persoonlijke leefruimte van ten minste 3 m2 voor (ten minste een deel van de) gedetineerden in het gedrang komt. Dit baart de rechtbank te meer zorgen nu ook uit de rapporten naar voren komt dat veel gedetineerden 23 uur per dag op de cel doorbrengen (paragraaf 3.44 e.v. van het CIP-rapport en paragraaf 6.5 van het IMB-rapport). Dit kwam aanvankelijk door de COVID pandemie, maar inmiddels ook vanwege personeelstekort. Daarbij komt ook dat de tijd die buiten de cel wordt doorgebracht vaak wordt gebruikt voor de afhandeling van administratieve zaken of om een douche te nemen en niet voor bijvoorbeeld luchten of activiteiten/arbeid. Ook zijn er problemen met de hygiëne binnen de gevangenis met de (lijken van) ratten en duiven (paragraaf 5.1, pagina 19 van het IMB-rapport), die zorgen voor (stank)overlast en mogelijke ziektes bij gedetineerden. Daarnaast wordt in beide rapporten zorgen geuit over het hoge geweldsniveau in de gevangenis, wat mede een oorzaak vindt in het 23 uur per dag op cel zitten (paragraaf 3.12 van het CIP-rapport en paragraaf 4.3 van het IMB-rapport).
Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten van gedetineerden die terecht komen in HMP Winchester.
Hoewel in het CIP-rapport verbeteringen worden vermeld binnen HMP Winchester zijn die verbeteringen naar het oordeel van de rechtbank niet zodanig dat daarmee het algemeen reëel gevaar is weggenomen voor HMP Winchester.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in HMP Winchester, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in deze detentie-instelling, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan het Verenigd Koninkrijk een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in de gevangenis van de uitvaardigende lidstaat waar hij zal worden gedetineerd.
In het kader van dat nadere onderzoek zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen en de officier van justitie verzoeken aan de Britse autoriteiten te vragen of, indachtig de hiervoor geschetste omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor HMP Winchester is aangenomen, dit gevaar – al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de Britse autoriteiten menen dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen de inrichting van HMP Winchester kan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder te vernemen hoeveel individuele celruimte (personal space) hem ter beschikking zal staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel, en of dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair is. Voorts wenst de rechtbank te vernemen of deze detentie-instelling beschikt over deugdelijk afgeschermde toiletten in de meerpersoonscellen.
In afwachting van het antwoord op voornoemde vragen, zal de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van 22, derde lid, OLW moet beslissen met 30 dagen verlengen, ingaande op het moment waarop de termijn van 150 dagen verstrijkt, met bevel dat de gevangenhouding voortduurt.
Het onderzoek ter zitting zal worden geschorst voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak vóór 14 oktober 2023 wederom op zitting of in raadkamer (indien de vragen nog niet zijn beantwoord) zal worden aangebracht om over een eventuele verdere verlenging van de beslistermijn en voortduring van de gevangenhouding te beslissen.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voornoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, onder gelijktijdige verlening van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vóór 14 oktober 2023 op zitting (of raadkamer) moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman en van een tolk in de Engelse taal.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 september 2023.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6074.