In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan op een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die in verband met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) was gedetineerd. Verzoeker had schadevergoeding aangevraagd voor de vrijheidsbeneming en de kosten van rechtsbijstand, na zijn vrijspraak in Duitsland op 8 februari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien het uiterlijk binnen drie maanden na de beëindiging van de overleveringsprocedure in Nederland, die op 6 april 2022 eindigde, ingediend had moeten worden. De rechtbank oordeelde dat de zinsneden in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de context van artikel 67 van de Overleveringswet (OLW) moeten worden geïnterpreteerd als verwijzend naar de beëindiging van de overleveringsprocedure in Nederland, en niet naar de strafzaak in Duitsland. De rechtbank verklaarde het verzoek tot schadevergoeding en de vergoeding van kosten van rechtsbijstand niet-ontvankelijk.