ECLI:NL:RBAMS:2023:5553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/732858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen eiser en Automattic, Inc. inzake dwangsommen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is er een bevoegdheidsincident aan de orde in een civiele procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. van Schuylenburch, en de rechtspersoon naar buitenlands recht Automattic, Inc., vertegenwoordigd door mr. P.J.B. Heemskerk. De eiser vordert dat Automattic wordt veroordeeld tot betaling van dwangsommen die zijn verbeurd door het niet naleven van een eerder vonnis in kort geding. Dit vonnis, uitgesproken op 13 april 2022, legde Automattic twee geboden op, elk met een dwangsom van € 5.000 per dag, tot een maximum van € 100.000. Automattic heeft niet in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.

In het incident stelt Automattic dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en dat de vorderingen van eiser niet ontvankelijk zijn. Eiser betwist dit en stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening Brussel I bis en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank overweegt dat de internationale bevoegdheid van de rechtbank voortvloeit uit de eerdere veroordeling in het kort geding, en dat de dwangsommen onlosmakelijk verbonden zijn met de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van eiser.

De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is om van het geding in de hoofdzaak kennis te nemen en wijst de vordering van Automattic tot onbevoegdverklaring af. Automattic wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de rol voor beraad omtrent een mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
zaaknummer: C/13/732858 / HA ZA 23-402
Vonnis in incident van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.M. van Schuylenburch te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AUTOMATTIC, INC.,
gevestigd te San Francisco (Verenigde Staten),
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Automattic,
advocaat: mr. P.J.B. Heemskerk te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 januari 2023,
- de akte houdende overlegging producties 1 tot en met 23,
- de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties,
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, tevens wijziging eis, met producties,
- de antwoordakte na eiswijziging, tevens akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
Bij op tegenspraak gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 13 april 2022 (hierna: het vonnis in kort geding) zijn aan Automattic (dat tevens handelt onder de naam Wordpress.com) twee geboden opgelegd, telkens op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag, met een maximum van € 100.000. De beslissing in het vonnis in kort geding luidt als volgt:
5.1.
gebiedt Automattic om binnen 3 (drie) dagen na de betekening van dit vonnis en na toezending van dit vonnis per e-mail naar het adres [e-mailadres] de Blog (dus de website waarnaar https://hetrechtvandankbaar.wordpress.com verwijst) te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 (vijfduizend euro) per dag, met een maximum van € 100.000,00 (honderdduizend euro),
5.2.
gebiedt Automattic om binnen 5 (vijf) dagen na de betekening van dit vonnis en na toezending van dit vonnis per e-mail naar het adres [e-mailadres] aan de raadsvrouw van [eiser] de volgende gegevens te verstrekken van de persoon die eigenaar is van de domeinnaam https://hetrechtvandankbaar.wordpress.com en maker is van de Blog zoals raadpleegbaar via deze domeinnaam:

voor- en achternaam, gebruikersnaam, e-mailadres en telefoonnummer, gebruikt bij het inschrijven voor en gebruiken van de diensten van Automattic,

loggegevens (IP-adres, browsertype en besturingssysteem) gebruikt bij het inschrijven voor en gebruiken van die diensten, en

informatie over de aanmaak-, posting- en revisiegeschiedenis van de Blog, waaronder de datum en tijd waarop de Blog is aangemaakt en het IP-adres,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 (vijfduizend euro) per dag, met een maximum van € 100.000,00 (honderdduizend euro),
2.2.
Het vonnis in kort geding is wat betreft deze beslissingen, waaronder de dwangsomveroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
Automattic is niet in hoger beroep gegaan van het vonnis in kort geding.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiser] vordert – na eiswijziging en samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. een verklaring voor recht dat Automattic dwangsommen ter hoogte van € 200.000 heeft verbeurd door het vonnis niet (tijdig) na te leven;
II. Automattic te veroordelen tot betaling van € 200.000, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. gelijktijdig een volledig certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de Brussel I bis-Verordening [1] (hierna: Verordening Brussel I bis);
IV. Automattic te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Automattic niet (tijdig) het vonnis in kort geding heeft nageleefd en daardoor dwangsommen heeft verbeurd.
3.3.
Automattic voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
in het incident
3.4.
Automattic vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Automattic legt daaraan ten grondslag dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Daartoe voert zij het volgende aan. De Verordening Brussel I bis is niet van toepassing. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, moet uitsluitend worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 2 tot en met 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Geen van die bepalingen biedt een grondslag voor bevoegdheid van de Nederlandse rechter. [eiser] zal zich moeten wenden tot een Amerikaanse rechter, aldus Automattic.
3.5.
[eiser] voert verweer tegen de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Automattic in de proceskosten. Volgens [eiser] is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in de hoofdzaak. Hij baseert de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op:
 artikel 55 van de Verordening Brussel I bis, omdat de rechtbank Amsterdam ook de rechter is geweest die de dwangsom heeft opgelegd;
 artikel 6, aanhef en onder e, Rv, omdat sprake is van een onrechtmatige daad en de schade die [eiser] daardoor lijdt zich in Nederland voordoet;
 artikel 9, aanhef en onder c, Rv, omdat de zaak duidelijk met de rechtssfeer van Nederland is verbonden en het onaanvaardbaar is als [eiser] wordt gedwongen om in het buitenland te procederen over een tussen partijen gewezen vonnis naar Nederlands recht dat niet is nageleefd waardoor dwangsommen zijn verbeurd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - indien nodig - nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Aangezien Automattic niet in een lidstaat van de Europese Unie is gevestigd, geldt als uitgangspunt dat de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht beoordeelt aan de hand van de naar Nederlands recht geldende bevoegdheidsregels. Dat zijn in de eerste plaats de artikelen 2 tot en met 14 Rv. In de tweede plaats zijn dat ten dele ook de bepalingen in Brussel I bis, namelijk voor zover sprake is van bepalingen met een onbeperkt formeel toepassingsbereik. Dit volgt uit artikel 6 lid 1 Brussel I bis. Een aantal bevoegdheidsregels in Brussel I bis is namelijk van toepassing, ongeacht de woonplaats van partijen. Datzelfde geldt voor de in Brussel I bis opgenomen erkennings- en tenuitvoerleggingsregeling.
4.2.
Het geschil in de hoofdzaak – dat gaat over de vraag of de in het vonnis in kort geding opgelegde dwangsommen zijn verbeurd – is een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 Rv. Dat executiegeschil is onlosmakelijk verbonden met het vonnis in kort geding en de daarin uitgesproken dwangsomveroordelingen.
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank internationaal bevoegd was om Automattic een tweetal geboden op te leggen en daaraan telkens een dwangsom te verbinden.
4.4.
[eiser] heeft gesteld dat hij buiten Nederland tot tenuitvoerlegging van de dwangsomveroordeling wil overgaan, omdat Automattic beschikt over activa in het buitenland die als verhaalsobject kunnen dienen.
4.5.
Naar Nederlands recht kan de dwangsom ten uitvoer worden gelegd krachtens de titel waarbij zij is vastgesteld (dat wil zeggen: opgelegd), zodat geen tweede procedure hoeft te worden gevoerd en geen nieuwe titel vereist is (artikel 611c, tweede volzin, Rv). Hoofdregel is dat een in een EU-lidstaat gegeven beslissing die in die lidstaat uitvoerbaar is, in andere lidstaten uitvoerbaar is zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist (artikel 39 Brussel I bis).
Artikel 55 Brussel I bis, dat specifiek ziet op een in een EU-lidstaat gegeven beslissing tot betaling van een dwangsom, vormt een uitzondering op die hoofdregel en bepaalt dat voor de tenuitvoerlegging in de aangezochte lidstaat het bedrag van de verbeurde dwangsom definitief (waarmee niet is bedoeld: onherroepelijk) moet zijn bepaald door het gerecht van herkomst. Deze uitzondering is ingegeven door de verschillen tussen de nationale rechtsstelsels van de lidstaten op het punt van dwangsommen en beoogt te voorkomen dat in het internationale verkeer moeilijkheden ontstaan bij de tenuitvoerlegging. Het gerecht van herkomst is het gerecht dat de beslissing heeft gegeven waarvan de erkenning wordt ingeroepen of de tenuitvoerlegging wordt gevorderd (artikel 2, aanhef en onder f, Brussel I bis).
4.6.
Gelet op de onlosmakelijke verbondenheid van het geding in de hoofdzaak met de eerdere veroordeling in het vonnis in kort geding, alsmede gelet op het bepaalde in artikel 55 Brussel I bis, geldt - als uitvloeisel van de internationale bevoegdheid van (de voorzieningenrechter van) deze rechtbank in het kort geding - dat deze rechtbank ook in het executiegeschil internationaal bevoegd is om te beslissen of en tot welk bedrag door Automattic dwangsommen zijn verbeurd. [2] Anders gezegd, omdat de rechtbank Amsterdam bevoegd was om de dwangsommen op te leggen (als dwangsomrechter), is zij ook bevoegd in het executiegeschil over de dwangsom (als executierechter). Het bepaalde in artikel 55 Brussel I bis, tweede zinsdeel, moet in zoverre als een bepaling worden aangemerkt als bedoeld in artikel 10 Rv waaruit volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op het bepaalde in artikel 24, aanhef en onder 5, Brussel I bis (voor de tenuitvoerlegging van beslissingen zijn uitsluitend bevoegd de gerechten van de lidstaat van de plaats van tenuitvoerlegging) zal de rechtbank zich bij de beoordeling in de hoofdzaak in beginsel moeten beperken tot vaststelling van de hoogte van de dwangsommen als bedoeld in artikel 55 Brussel I bis.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van het geding in de hoofdzaak kennis te nemen.
4.8.
Deze uitkomst strookt ook met de bedoeling van de (Europese) wetgever dat, vanwege de verschillen tussen de nationale rechtsstelsels op het punt van dwangsommen, het aan de rechter is die de beslissing heeft gegeven waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd om de hoogte van de dwangsommen vast te stellen. Wanneer de Nederlandse rechter daartoe in dit geval niet bevoegd zou zijn, zou dat er ingevolge artikel 55 Brussel I bis bovendien toe leiden dat geen andere rechter in de Europese Unie daartoe bevoegd zou zijn. Het aanhangig maken van de hoofdzaak voor de Amerikaanse rechter zou voor [eiser] evenmin soelaas bieden als het gaat om het zoeken van verhaal in de EU, omdat op basis van een eventuele voor hem gunstige beslissing van de Amerikaanse rechter geen tenuitvoerlegging van dwangsommen in lidstaten van de EU mogelijk zou zijn (zie opnieuw artikel 55 Brussel I bis).
4.9.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de Nederlandse rechter ook bevoegd is op grond van het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder e, Rv. De vorderingen in de hoofdzaak hebben betrekking op de (gestelde) aansprakelijkheid van Automattic, zonder dat die aansprakelijkheid verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst. Daarmee is sprake van een (gestelde) verbintenis uit onrechtmatige daad. Indien dwangsommen zijn verbeurd en Automattic niet tot betaling daarvan overgaat, doet het schadebrengende feit in dat verband zich in Nederland voor. Het Erfolgsort (de plaats waar de schade intreedt) is in Nederland gelegen, omdat [eiser] woonplaats heeft in Nederland en de dwangsommen zijn opgelegd in verband met een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van [eiser] . In dit geval gaat het om een dwangsom die als bijkomende veroordeling ertoe dient om druk uit te oefenen op de veroordeelde opdat deze de tegen hem uitgesproken hoofdveroordeling zal nakomen. De hoofdveroordeling dient er op haar beurt onder meer toe om de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten te beëindigen. Hieruit volgt dat zowel de bijkomende als de hoofdveroordeling onlosmakelijk verbonden zijn met de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten. Daarom kan bij het bepalen van het Erfolgsort van het gestelde niet nakomen van de dwangsomveroordeling worden aangesloten bij het Erfolgsort van de inbreuk op de persoonlijkheidsrechten. Over dit laatste heeft de voorzieningenrechter reeds geoordeeld dat aannemelijk is dat de schade als gevolg van deze inbreuk in Nederland is ingetreden.
Conclusie, proceskosten en afsluitende overwegingen
4.10.
De conclusie is dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geding in de hoofdzaak kennis te nemen. De vordering in het incident moet dus worden afgewezen.
4.11.
Automattic heeft in haar conclusie van antwoord, tevens exceptie van onbevoegdheid, niet tevens het verweer gevoerd dat de rechtbank Amsterdam
relatiefonbevoegd is. Voor zover in haar stellingname in de antwoordakte na eiswijziging wel een dergelijk verweer moet worden gelezen, is dat verweer te laat gevoerd, omdat dat vóór de verweren ten gronde had moeten worden gevoerd (zie artikel 110 lid 1 Rv).
4.12.
Automattic zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op € 598,00 aan salaris advocaat (1 punt, tarief II). De nakosten worden begroot zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.13.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Automattic in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 598,00,
5.3.
veroordeelt Automattic in de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane
kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde
dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Automattic niet binnen veertien
dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90,00 aan salaris
advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 september 2023voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1.
2.Vergelijk gerechtshof Amsterdam, 10 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3073, en gerechtshof Amsterdam, 14 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1753 (niet gepubliceerd).