ECLI:NL:RBAMS:2023:5510
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verwijdering van BKR-registratie na faillissement en kwijting
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tot verwijdering van zijn BKR-registratie. [verzoeker] was vennoot en bestuurder van twee ondernemingen die in 2016 failliet zijn verklaard. Na de faillissementen heeft Rabobank een BKR-registratie geplaatst vanwege een achterstand in de terugbetaling van een zakelijke financiering. [verzoeker] heeft in 2019 finale kwijting gekregen voor de schuld, maar de registratie bleef vijf jaar zichtbaar. In 2022 heeft [verzoeker] een verzoek tot verwijdering van de registratie ingediend, dat door Rabobank werd afgewezen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de proportionaliteit van de registratie. De rechtbank oordeelde dat de registratie op zichzelf juist was en dat de belangen van Rabobank bij instandhouding van de registratie zwaarder wogen dan de belangen van [verzoeker] bij verwijdering. De rechtbank wees zowel de primaire als de subsidiaire vordering van [verzoeker] af en veroordeelde hem in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat er op dit moment geen aanleiding was om de BKR-registratie te verwijderen, maar dat [verzoeker] in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen.