ECLI:NL:RBAMS:2023:5483

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/053005-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van twee gekwalificeerde diefstallen en medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal met strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee gekwalificeerde diefstallen en medeplichtigheid aan een derde gekwalificeerde diefstal. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waarbij de verdachte op verschillende data betrokken was bij diefstallen uit voertuigen. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en de verdachte in zaak A schuldig bevonden aan diefstal met braak, terwijl hij in zaak B en C werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een taakstraf van 180 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en bijzondere voorwaarden voor de proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder zaak B tenlastegelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/053005-23
(zaak A),13/092949-23
(zaak B) &13/103884-23
(zaak C) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.V.S. Adriaanse naar voren hebben gebracht.
Er wordt gelijktijdig vonnis gewezen in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (13/101426-23).

2.Tenlastelegging

In zaak A is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 20 februari 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal met braak van tassen (met inhoud) uit een auto, toebehorende aan [aangever 1] .
In zaak B is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 19 februari 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
primair:diefstal met braak van een cameratas (met inhoud) uit een lokauto, toebehorende aan politie Amsterdam;
subsidiair:heling van een cameratas (met inhoud).
In zaak C is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 14 april 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1.
primair:medeplegen van diefstal van goederen, toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3] ;
subsidiairis medeplichtigheid daaraan ten laste gelegd;
2.
primair:medeplegen van diefstal met braak van een tasje met muntgeld uit een auto, toebehorende aan [aangever 4] ;
subsidiair:is medeplichtigheid daaraan ten laste gelegd.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het in zaak B en zaak C onder feit 2 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het in zaak A, zaak C feit 1 primair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het in zaak B en in zaak C onder feit 1 primair en feit 2 primair vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A en zaak C onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het oordeel over het in zaak A ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen wat aan verdachte in zaak A is tenlastegelegd. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
4.3.2
Het oordeel over het in zaak B ten laste gelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet bewezen wat primair en subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.3
Het oordeel over het in zaak C
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank vindt het tenlastegelegde medeplegen van diefstal van de goederen van [aangever 2] en [aangever 3] op 14 april 2023 wettig en overtuigend bewezen. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de handelingen zoals uitgevoerd door verdachte wel als medeplegen zijn aan te merken. Zo is waargenomen dat verdachte en de medeverdachte tezamen op de scooter reden, dat verdachte als bestuurder van die scooter steeds bij verschillende auto’s stopte, dat de medeverdachte afstapte, met een lampje in de auto’s scheen, vervolgens weer opstapte en dat zij dan samen verder reden. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen, in samenhang bezien, dat verdachte de buddyseat van de scooter opende en de spullen die de medeverdachte uit de kofferbak van de auto van aangever [aangever 2] had gehaald samen met de medeverdachte in die buddyseat stopte. Ook heeft verdachte geprobeerd de achterklep van de auto dicht te doen. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte en dat de bijdrage van verdachte aan het gepleegde feit van voldoende gewicht was om van medeplegen te kunnen spreken.
Ten aanzien van feit 2
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet bewezen wat primair is ten laste gelegd. De handelingen die de verdachte heeft verricht, vormen naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende significante bijdrage aan het gepleegde feit om van medeplegen te kunnen spreken. Verdachte heeft enkel de scooter bestuurd. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de diefstal met braak uit de auto van aangever [aangever 4] . Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A:
omstreeks 20 februari 2023 te Amsterdam meerdere tassen (Merk: Long Champ) (met daarin: meerdere sjaals, sieraden, contant geld (€ 100), een winterjas, air pods en een toilettas), die geheel of ten dele aan dhr. [aangever 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van zaak C:
1.
primair:

op 14 april 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander verschillende goederen, waaronder kleding en schoenen en sleutels, die geheel aan [aangever 2] en/of [aangever 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2.
subsidiair:

[medeverdachte] op 14 april 2023 te Amsterdam een tasje met daarin muntgeld, dat aan [aangever 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 14 april 2023 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest, door de scooter te besturen waarop hij, verdachte, en voornoemde [medeverdachte] , ter plaatse kwamen en zijn weggereden.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A en zaak C onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat hierbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd, met uitzondering van het contactverbod.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen gevangenisstraf, maar een taakstraf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zowel het alleen plegen van een auto-inbraak als medeplichtigheid aan een andere auto-inbraak. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Hij heeft de aangevers bovendien schade en hinder bezorgd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten, waarvan enkele veroordelingen binnen de recidivetermijn, zodat deze strafverzwarend worden meegewogen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 29 juni 2023. Volgens de reclassering is sprake van een aantal risicofactoren: het ontbreken van een dagbesteding en inkomen, schulden, mogelijk een negatief sociaal netwerk en een pro-criminele houding. Daarnaast zou verdachte niet intrinsiek gemotiveerd zijn om zijn delictgedrag te veranderen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich hierin niet te herkennen en wel gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering. De reclassering heeft in het rapport aangegeven dat een toezicht naar verwachting moeilijk uitvoerbaar zal zijn, maar dat zij vanwege de leeftijd van betrokkene toch een toezicht met bijzondere voorwaarden adviseren, omdat zij het van belang vinden dat er een poging wordt gedaan om aan gedragsverandering te werken. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijk straf, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht het, gelet op hetgeen de reclassering heeft geconcludeerd en de geadviseerde bijzondere voorwaarden, passender om aan verdachte een onvoorwaardelijk taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank legt aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren op, te vervangen door 90 dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op, als stok achter de deur, waaraan zij de bijzondere voorwaarden verbindt zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam, vordert € 236,88 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu verdachte is vrijgesproken van het onder zaak B tenlastegelegde feit, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 48, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B primair en subsidiair en het in zaak C onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en zaak C onder feit 1 primair en onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van zaak C, feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van zaak C, feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen. Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Diagnostiek
Veroordeelde laat diagnostiek uitvoeren door [zorginstelling 1] of [zorginstelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Mocht uit deze diagnostiek blijken dat een vorm van ambulante behandeling geïndiceerd is, dan laat veroordeelde zich ambulant behandelen.
- Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Indien uit diagnostiek blijkt dat een ambulante behandeling niet van meerwaarde of onuitvoerbaar wordt geacht, dan dient veroordeelde actief deel te moeten nemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
- Ambulante begeleiding
Veroordeelde laat zich ambulant begeleiden door [zorginstelling 1] of [zorginstelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
- Dagbesteding & financiën
Veroordeelde heeft een inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. De reclassering krijgt de mogelijkheid om te controleren op deze inspanningsverplichting. Daarnaast dient veroordeelde inzage in zijn financiën te verlenen.
- Huisvesting
Veroordeelde heeft een inspanningsverplichting tot het verkrijgen van een zelfstandige woning. Wanneer er belemmeringen opspelen binnen de begeleiding van het toezicht, kunnen hierop passende interventies worden ingezet, indien de toezichthouder dit geïndiceerd acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart de benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam, niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. W.M.C. van den Berg en mr. B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2023.
Bijlage […]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]