ECLI:NL:RBAMS:2023:5481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/101426-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van vier gekwalificeerde diefstallen met gevangenisstraf en vorderingen benadeelde partij

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in Amsterdam diefstallen heeft gepleegd, waaronder diefstal met braak van een cameratas uit een politieauto en diefstal met valse sleutels van geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht en deelname aan een ambulante behandeling. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder een schadevergoeding aan de Nationale Politie voor materiële schade. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag dat onder de verdachte is genomen en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/101426-23
Parketnummer vordering tul: 13/211139-20
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende op het adres [adres 1] ,
nu gedetineerd in het Justitieel Complex [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.C. van Klaveren naar voren hebben gebracht.
Er wordt gelijktijdig vonnis gewezen in de zaak tegen medeverdachte [naam PI] (13/103884-23).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:

1. diefstal met braak van een cameratas uit een auto, toebehorende aan politie Eenheid Amsterdam, op 29 maart 2023;

2. diefstal door middel van een valse sleutel van geldbedragen, toebehorende aan [aangever 1] , op 5 februari 2023;

3. medeplegen van diefstal van verschillende goederen, toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3] , op 14 april 2023;

4. medeplegen van diefstal met braak van een tasje met muntgeld, toebehorende aan [aangever 4] , op 14 april 2023.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat verdachte met betrekking tot feit 4 partieel wordt vrijgesproken van medeplegen. De officier van justitie heeft hiertoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het bewijsoordeel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het oordeel over feit 1:
De rechtbank vindt de tenlastegelegde diefstal met braak van de cameratas uit de lokauto van de politie op 29 maart 2023 wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
4.3.2
Het oordeel over feit 2:
De rechtbank acht de tenlastegelegde diefstal met valse sleutel van geldbedragen, toebehorende aan [aangever 1] , wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad de persoon was die op 5 februari 2023 met de betaalpas van de ING in avondwinkel [naam avondwinkel] te Amsterdam heeft gepind. Volgens verdachte ging het om één betaalpas, die hij van een vriend had gekregen. Hij dacht dat de betaalpas van die vriend was, omdat er een Marokkaanse naam op stond en die vriend [naam] heet. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel wat te drinken ging halen en dat hij de pas daarna aan de vriend heeft teruggegeven. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
Uit de aangifte volgt dat in de nacht van 4 op 5 februari 2023 twee betaalpassen van aangever zijn gestolen uit zijn voertuig: één van de ING en één van de ABN AMRO. Aangever heeft verklaard dat op 5 februari 2023 om 01.04 uur en om 01.05 uur met de ING betaalpas is gepind, steeds een bedrag van € 25,00, en dat om 01.06 uur tweemaal met de ABN AMRO betaalpas is gepind, eveneens beide keren een bedrag van € 25,00.
Gelet op het feit dat dit steeds dezelfde ronde bedragen betreft, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij met de betaalpas drank heeft gekocht ongeloofwaardig. Daar komt bij dat het geldbedrag dat in totaal per betaalpas is gepind, te weten € 50,00, het maximumbedrag is dat contactloos kan worden gepind. Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij dacht dat de betaalpas van zijn vriend genaamd [naam] was ongeloofwaardig, nu de aangever, aan wie de bankpas toebehoort, een andere naam heeft.
Gelet op de zeer korte tijdspanne tussen de vier transacties in dezelfde avondwinkel en het gegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat sprake was van een tweede persoon die gelijktijdig gebruik heeft gemaakt van de andere betaalpas, acht de rechtbank bewezen dat verdachte met beide betaalpassen van aangever de genoemde geldbedragen heeft gepind. De rechtbank is, gelet op het eerdergenoemde omstandigheden en de ongeloofwaardige verklaring van verdachte, van oordeel dat verdachte wist dat het om gestolen bankpassen ging. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van meerdere geldbedragen door met de gestolen betaalpassen te pinnen.
4.3.3
Het oordeel over feit 3:
De rechtbank vindt het tenlastegelegde medeplegen van diefstal van de goederen van [aangever 2] en [aangever 3] op 14 april 2023 wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
4.4.4
Het oordeel over feit 4:
Op grond van de in
bijlage IIopgesomde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 14 april heeft schuldig gemaakt aan diefstal met braak van een tasje met muntgeld uit de auto van [aangever 4] .
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van medeplegen. De handelingen die de tweede persoon op de beelden heeft verricht, vormen naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende significante bijdrage aan het gepleegde feit. Verdachte heeft het feit daarom alleen gepleegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1. op 29 maart 2023 te Amsterdam een (camera)tas met inhoud die geheel aan de politie Eenheid Amsterdam toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2
op 5 februari 2023 te Amsterdam meerdere geldbedragen die aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, door met betaalpassen van die [aangever 1] in een winkel (contactloos) te betalen, terwijl verdachte daartoe niet gerechtigd was;
3
op 14 april 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander verschillende goederen, waaronder kleding en schoenen en sleutels, die geheel aan [aangever 2] en/of [aangever 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 14 april 2023 te Amsterdam een tasje met daarin muntgeld, dat aan [aangever 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft verzocht aan het voorwaardelijke deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest dat verdachte op de zittingsdag heeft uitgezeten. De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis dan tussentijds op te heffen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het uitgezeten voorarrest op de dag van uitspraak.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal gekwalificeerde diefstallen. Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. De aangevers van de feiten 1, 2 en 4 hebben bovendien schade en hinder ondervonden, omdat hun autoruit was ingeslagen (feit 1 en 4) en er was gepind met bankpassen, die vervolgens geblokkeerd moesten worden (feit 2).
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 juni 2023. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen, ook in het recente verleden, is veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is daarom sprake van recidive. Verdachte liep tijdens het plegen van de feiten bovendien in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Inforsa d.d. 24 mei 2023 en een e-mail van de reclasseringswerker van 13 juli 2023 met een update over het verloop van het schorsingstoezicht. De reclassering heeft geconcludeerd dat problematiek op een aantal leefgebieden delictgerelateerd is (het ontbreken van structurele dagbesteding, een schuldenlast en een negatief sociaal netwerk), maar dat er ook beschermende factoren zijn (een mbo-diploma, betrokken familie en een echtgenote). De reclassering heeft een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd, die gericht zijn op het oplossen van praktische/financiële problemen en gedragsverandering beogen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtspraak landelijk heeft vastgesteld. Deze vermelden voor diefstal uit een auto, waarbij sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken. Daarbij geldt onder meer schade als een strafverzwarende factor.
Gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten, het strafblad van verdachte, het feit dat hij in een proeftijd liep ten tijde van het bewezenverklaarde en de oriëntatiepunten van de rechtspraak, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden passend. De rechtbank vindt het echter ook van belang dat aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, zodat hij gestimuleerd wordt om uitvoering te geven aan de door hem bij de reclassering en ter terechtzitting uitgesproken motivatie om zijn leven op het rechte pad te krijgen. De rechtbank zal de officier van justitie daarom volgen in haar eis en aan verdachte een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 (twee) jaren opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en reclasseringstoezicht verbinden, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling, een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.

9.Beslag

Onder verdachte is inzake feit 4 een geldbedrag ter hoogte van € 7,61 in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat dit geldbedrag zal worden teruggegeven aan rechthebbende. De verdediging heeft geen standpunt ten aanzien van het beslag ingenomen.
De rechtbank beslist, conform de vordering van de officier van justitie, dat het inbeslaggenomen geldbedrag zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten aangever [aangever 4] .

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam, vordert € 236,88 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering benadeelde partij dient te worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente. De verdediging heeft de hoogte van de vordering betwist en heeft naar voren gebracht dat de gevorderde BTW (ter hoogte van € 41,11) niet dient te worden toegewezen, omdat de BTW niet aan de politie in rekening wordt gebracht dan wel voor de politie aftrekbaar is.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 236,88 (tweehonderdzesendertig euro en achtentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd d.d. 29 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Verder is er, anders dan de verdediging heeft bepleit, geen reden om het gevorderde bedrag aan BTW af te wijzen. De schade is geleden door de politie en de politie kan geen aanspraak maken op aftrek van de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting. [1]
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de ter terechtzitting van 14 juli 2023 ontvangen vordering van de officier van justitie, gedateerd 19 juni 2023, in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/211139-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 december 2020 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 47 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding van een gedeelte, groot 30 dagen van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf, de tenuitvoerlegging te gelasten.
Gelet op hetgeen de rechtbank in haar strafmotivering heeft overwogen, in het bijzonder hetgeen zij beoogt met de strafmaat en de bijzondere voorwaarden, acht de rechtbank het passend en zinvol dat verdachte het eerder voorwaardelijk opgelegde strafdeel dat nu gedeeltelijk zal worden tenuitvoergelegd, in de vorm van een taakstraf zal uitvoeren. In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, zal de rechtbank daarom - conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging - gelasten dat veroordeelde een taakstraf van 60 uren (subsidiair 30 dagen hechtenis) moet verrichten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 4:
telkens: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door het FAZ van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de teruggave aan [aangever 4] van:
een geldbedrag, te weten € 7,61.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Nationale Politie, eenheid Amsterdam, toe tot een bedrag van € 236,88 (tweehonderdzesendertig euro en achtentachtig eurocent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 29 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Nationale Politie, eenheid Amsterdam, voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Nationale Politie, eenheid Amsterdam, aan de Staat € 236,88 (tweehonderdzesendertig euro en achtentachtig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 29 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 4 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 4 december 2020, te weten 30 dagen. Gelast – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – dat veroordeelde een taakstraf van 60 uren moet verrichten. Beveelt, voor het geval dat de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mr. W.M.C. van den Berg en mr. B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2023.
Bijlage […]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Voetnoten

1.Zie Kamerstuk 27293 nr. 17 onder punt 4: “De politie verricht in beginsel geen ondernemersprestaties in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Er bestaat dus geen aanspraak op aftrek van de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting, zodat de omzetbelasting uit de politiebegroting moet worden gefinancierd.”