4.3.1Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zaak A
Inleiding
Op basis van het dossier staat vast dat er in de nacht van 20 mei 2017 autoruiten van auto’s op de parkeerterreinen van [naam hotel 1] Hotel en het [naam hotel 2] te Amsterdam zijn ingeslagen. Op het parkeerterrein van [naam hotel 1] Hotel is zowel van een Volkswagen Passat, toebehorende aan [slachtoffer 3] als van een Volkswagen Transporter, toebehorende aan [slachtoffer 3] , een ruit ingeslagen. Op de parkeerplaats van het [naam hotel 2] stond een Daihatsu Sirion geparkeerd, toebehorende aan [slachtoffer 1] . Ook van die auto is een ruit ingeslagen. Uit beelden van zowel het parkeerterrein van [naam hotel 1] Hotel als van het [naam hotel 2] blijkt dat er sprake was van twee daders. Hieruit blijkt voorts dat de modus operandi op beide parkeerplaatsen overeenkomt: de daders lopen naar de auto’s toe, schijnen met een zaklamp in de auto’s en slaan autoruiten in.
[naam hotel 1] Hotel
Uit de melding en de beelden van [naam hotel 1] Hotel blijkt dat de feiten op die parkeerplaats tussen 03.42 uur en 03.53 uur hebben plaatsgevonden. Volgens de melder zijn de twee daders vervolgens weggerend, via de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] richting de [straatnaam 3] . Enkele minuten later, om 03.58 uur, zijn verdachte en zijn medeverdachte in de [straatnaam 3] staande gehouden. Zij voldeden allebei aan de door de melder opgegeven signalementen. Het viel de verbalisanten op dat verdachte een versnelde ademhaling had en dat de pet die hij in zijn zak had aan de binnenrand vochtig was. Uit de jaszak van verdachte viel bovendien een stukje glas en in zijn jaszak zijn nog andere glasscherven aangetroffen. Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft verklaard dat hij een van de personen op de beelden van de parkeerplaats bij [naam hotel 1] Hotel herkent als verdachte [verdachte] . Hij heeft de kleding van de persoon op de beelden vergeleken met de kleding die verdachte bij zijn aanhouding droeg en heeft geconcludeerd dat deze kleding, met name het witte reflecterende logo op het vest, overeenkomt met het vest van verdachte en dat ook de schoenen van verdachte dezelfde reflecterende vlakken hebben als de schoenen die de persoon op de beelden draagt.
Het korte tijdsbestek tussen de inbraken en de staandehouding van verdachte en medeverdachte, de richting van waaruit zij voorafgaand aan de staandehouding kwamen, het overeenkomende signalement van verdachte bij staandehouding met dat van de melding, de versnelde ademhaling en vochtige pet, het aangetroffen glas en de herkenning van verdachte als een van de personen op de beelden in samenhang bezien, leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte één van de personen was die op 20 mei 2017 op de parkeerplaats bij [naam hotel 1] Hotel ruiten van de auto’s van aangevers heeft ingeslagen. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op het feit dat uit de beelden blijkt dat NN1 een trekkende beweging maakt ter hoogte van een autoruit waar hij daarvoor iets tegenaan heeft gegooid, naar uiterlijke verschijningsvorm sprake van diefstal met braak.
[naam hotel 2]
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft foto’s van camerabeelden en de beelden van het [naam hotel 2] bekeken en heeft daarnaast camerabeelden van [naam restaurant] (gericht op de parkeerplaats van [naam hotel 1] Hotel) gezien. Hij heeft verklaard dat bij beide locaties vermoedelijk om dezelfde personen gaat. Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft ook verklaard dat [naam restaurant] schuin tegenover het [naam hotel 2] ligt en dat de afstand tussen deze locaties nog geen 75 meter is. Uit beelden van het [naam hotel 2] blijkt dat er daar tussen 03.34 uur en 03.43 uur twee personen op het parkeerterrein waren en uit beelden van [naam hotel 1] Hotel blijkt dat daar tussen 03.42 uur en 03.48 uur twee personen op het parkeerterrein waren. Uit het beeldenbestand ‘parkeerplaats’ van [naam hotel 1] Hotel blijkt dat de twee personen om 03.45 uur in beeld kwamen. Het signalement dat verbalisant [naam verbalisant 7] beschrijft van NN1 op de beelden van het [naam hotel 2] vertoont bovendien opvallende overeenkomsten met het signalement dat verbalisant [naam verbalisant 3] en verbalisant [naam verbalisant 1] van de NN1 op de beelden van [naam hotel 1] Hotel schetsen: een baard, pet, opvallend reflecterend logo op de linkerborst en schoenen met opvallende reflecterende vlakken aan de zijkanten. Voorts blijkt uit de beelden dat de personen bij het [naam hotel 2] dezelfde modus operandi hebben als de personen bij [naam hotel 1] Hotel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zowel NN1 op de beelden van [naam hotel 1] Hotel is als op de beelden van het [naam hotel 2] en dat hij dus op beide locaties ruiten van auto’s heeft ingeslagen. Ook bij het [naam hotel 2] is er, naar uiterlijke verschijningsvorm, sprake van diefstal met braak. Uit de beelden blijkt dat NN1 tweemaal zijn arm in een auto heeft gestoken.
Medeplegen
Uit de beelden volgt dat verdachte en zijn medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking in de auto’s hebben ingebroken. Zij liepen samen naar de parkeerterreinen, voerden allebei inbraakhandelingen in auto’s uit en verlieten ook tezamen de parkeerterreinen. Ze zijn vervolgens ook samen aangehouden. Er is dus sprake van medeplegen en daarom kunnen alle feitelijke handelingen aan beide verdachten worden toegeschreven.
Poging
De aangevers hebben allemaal verklaard dat er niets uit hun auto is weggenomen. Het is daarom bij een poging diefstal gebleven.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op 20 mei 2017 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot diefstal met braak uit auto’s toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] .
4.3.2Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zaak B
Het oordeel over feit 1
De politie heeft op 23 juni 2017 rond 23.06 uur een melding ontvangen dat er getracht werd in te breken in een auto aan de [straatnaam 4] te Amsterdam. Uit beelden die door getuige [naam getuige] waren gemaakt, bleek dat twee mannen kort na elkaar met een zaklamp in de auto schenen en probeerden met een voorwerp de rechtervoorruit van de auto in te gooien. De tweede man droeg een petje, een lichtkleurige trui met een horizontaal embleem op de linker mouw, een bodywarmer en een tasje met de riem over de rechterschouder. Uit de aangifte en de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 4] blijkt dat de ruit van het rechter voorportier beschadigd was. Terwijl verbalisant [naam verbalisant 4] , die direct op de melding is afgegaan, de beelden van getuige [naam getuige] bekeek, werd op de [straatnaam 5] verdachte staande gehouden door verbalisant [naam verbalisant 5] , die hem op een scooter uit de richting van de [straatnaam 4] zag komen. Verbalisant [naam verbalisant 5] heeft verklaard dat het signalement van verdachte overeenkwam met het signalement dat hij van verbalisant [naam verbalisant 4] doorkreeg. Verbalisant [naam verbalisant 4] is vervolgens naar de locatie van de staandehouding gekomen en heeft het voorkomen van verdachte vergeleken met foto van de beelden van de poging inbraak. Hij heeft verklaard verdachte 100% te herkennen als de persoon op de beelden. Verbalisant [naam verbalisant 6] heeft de beelden van de getuige op het politiebureau bekeken en herkent verdachte als de tweede persoon op de beelden.
Betrouwbare herkenning
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen is het volgende van belang. De beelden of foto’s dienen van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te baseren. Ook weegt mee of de persoon op de beelden voldoende zichtbaar is. Daarnaast is van belang of de herkenning is gebaseerd op specifieke en onderscheidende persoonskenmerken. Tot slot kan de hoedanigheid en frequentie waarin de waarnemer en de verdachte elkaar eerder hebben getroffen van belang zijn.
Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten beschikten over bewegende beelden waarop zij hun herkenningen hebben gebaseerd. Verbalisant [naam verbalisant 4] heeft verklaard dat de beelden van de tweede man scherp waren. Bij het proces-verbaal van aanhouding is de foto van de beelden gevoegd die verbalisant [naam verbalisant 4] heeft meegenomen naar verbalisant [naam verbalisant 5] om te vergelijken met de staande gehouden verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is deze foto, tezamen genomen met het feit dat de politie beschikte over scherpe bewegende beelden, van voldoende kwaliteit om hierop een herkenning te baseren. Uit de foto blijkt ook dat de persoon van de voorkant, met in ieder geval het gehele bovenlichaam en een deel van zijn broek, van dichtbij in beeld is gebracht. Voorts blijkt uit de herkenningen dat deze zijn gebaseerd op specifieke en onderscheidende persoonskenmerken. Verbalisant [naam verbalisant 6] heeft genoemd dat het postuur, de vorm van het gezicht en de gezichtsbeharing van de persoon op de beelden overeenkomt met verdachte en dat ook zijn kleding (de donkerkleurige pet, donkerkleurige bodywarmer, lichtkleurige mouwen, lichtkleurige broek, donkerkleurige schoenen en donkerkleurige heuptas) exact overeenkomt met die van verdachte. Verbalisant [naam verbalisant 4] heeft verklaard dat hij het petje, de trui met het horizontale embleem op de linkermouw en de bodywarmer van verdachte herkent als de kleding die de persoon op de beelden droeg. De overeenkomsten tussen de kleding van de persoon op de beelden en die van verdachte wegen extra zwaar mee in de herkenning, omdat er sprake is van een zeer kort tijdsverloop tussen de poging tot inbraak en de staandehouding van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen door de verbalisanten van verdachte als de tweede persoon op de beelden betrouwbaar zijn.
Bewezenverklaring poging diefstal met braak
Gelet op de aangifte, de beelden en de herkenningen door de verbalisanten acht de rechtbank bewezen dat verdachte een van de personen is die op 23 juni 2017 heeft geprobeerd een autoruit in te gooien. Daarbij is van tevoren met een lampje in de auto geschenen. Gelet daarop is er naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van diefstal met braak. Omdat de autoruit niet is gebroken en er niets uit de auto is weggenomen, is het bij een poging gebleven.
Medeplegen
Uit de beelden blijkt dat verdachte en de medeverdachte slechts momenten na elkaar probeerden de rechter voorruit van de auto in te gooien. De getuige heeft verklaard dat deze personen tezamen op de scooter aan kwamen rijden. De bijrijder, medeverdachte, heeft eerst in de auto geschenen en geprobeerd de ruit in te gooien. Verdachte, de bestuurder van de scooter, wachtte op de hoek op hem. Nadat het de medeverdachte niet lukte de ruit te breken, is verdachte naar de auto gereden en heeft vervolgens zelf in de auto geschenen en heeft geprobeerd de ruit in te gooien. Gelet op al het voorgaande is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en kan medeplegen worden bewezen. Dat verdachte alleen was toen hij werd staande gehouden, doet hieraan niet af.
Het oordeel over de feiten 2 en 3
Uit de aangifte blijkt dat de jas van aangeefster met daarin haar ING bankpas ergens tussen 20 juni 2017 om 23.00 uur en 21 juni 2017 om 01.30 uur is weggenomen. Aangeefster heeft verklaard dat zij op haar rekening zag dat er op 23 juni 2017 tussen 21:30 en 21:38 uur meerdere malen met haar pinpas is gepind bij de Vomar aan de [straatnaam 6] . Op beelden van de Vomar is te zien dat er op 24 juni 2023 om 21.44 uur door twee mannen tweemaal wordt gepind. Een van de mannen wordt herkend als verdachte. Verdachte heeft zelf ook verklaard met de ING pas te hebben gepind en bij de insluitingsfouillering van verdachte is op 24 juni 2017 een ING bankpas op naam van aangeefster aangetroffen.
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de ING bankpas had gevonden en dat hij die naar de politie wilde brengen. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij de bankpas van een vriend had gekregen en dat hij in de veronderstelling was geweest dat de pas van die vriend was. Geconfronteerd met zijn wezenlijk andere verklaring bij het politieverhoor heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet meer kon herinneren dat hij eerder bij de politie anders had verklaard.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaringen van verdachte, nu verdachte twee wezenlijk verschillende verklaringen heeft afgelegd en dit verschil ook niet kon uitleggen. Daarbij komt dat de rechtbank de verklaring van verdachte bij de politie ongeloofwaardig acht, gelet op het feit dat verdachte nog met de bankpas heeft gepind.
Vrijspraak medeplegen heling (feit 2 primair)
De rechtbank kan niet vaststellen op welke wijze verdachte de bankpas heeft verkregen. Verdachte is niet herkend op de beelden van de sociëteit waar de jas van aangeefster werd weggenomen. Wat er in de periode tussen het wegnemen van de jas en het pinnen met de bankpas van aangeefster is gebeurd, is onbekend. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bankpas wisten of hadden moeten vermoeden dat de bankpas uit misdrijf verkregen was. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde medeplegen van heling.
Bewezenverklaring medeplegen verduistering (feit 2 subsidiair)
Verdachte heeft een bankpas onder zich gehad die niet aan hem toebehoorde en heeft zich deze bankpas wederrechtelijk toegeëigend door ermee te pinnen. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan verduistering van die bankpas. Nu uit de beelden blijkt dat verdachte samen met de medeverdachte bij de kassa was, dat zij om en om met de bankpas hebben afgerekend en vervolgens ook samen de winkel hebben verlaten, is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en is ook het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Bewezenverklaring diefstal met valse sleutel (feit 3)
Uit al het voorgaande vloeit ook de bewezenverklaring van de diefstal met valse sleutel van de geldbedragen voort. Verdachte heeft meermalen, tezamen met de medeverdachte, met een bankpas gepind die niet van hem was en die hij niet mocht gebruiken.