ECLI:NL:RBAMS:2023:5465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/145880-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegaranties en detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, een Nederlander, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie, waarvoor in België een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft de detentiegaranties die door de Belgische autoriteiten zijn verstrekt, beoordeeld in het licht van de detentieomstandigheden in België. De verdediging voerde aan dat de detentiegaranties onvoldoende waren om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling te waarborgen, vooral gezien de omstandigheden in Belgische gevangenissen. De officier van justitie stelde echter dat de garanties voldoende waren om het reële gevaar te mitigeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn voor zijn detentie in Nederland na een eventuele veroordeling in België. De rechtbank oordeelde dat de door België gegeven garanties voldoende waren en dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en wees het verzoek om aanhouding af. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/145880-23
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juni 2023 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.N.A.J. Verbunt, advocaat te Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België (referentie dossier nr: 2023/087 OR G. Franssens; not.nr.: AN45.LB.67728-23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit strafbare feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft op 18 juli 2023 de volgende garantie gegeven:

Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldeed. [4]
Op 19 juli 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon gegeven:
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m² individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m² inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm;
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren”.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de verstrekte detentiegarantie het individueel reëel gevaar op een onmenselijke en vernederende behandeling gedurende het verblijf van de opgeëiste persoon in de gevangenis van Antwerpen niet kan wegnemen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verstrekte garantie niet in overeenstemming is met de standaarden die
the Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(het CPT) aan een verblijf in detentie stelt, waaronder de minimale individuele leefruimte, de tijd om te luchten, het ontvangen van familiebezoek en de toegang tot aanvullende dagactiviteiten, zoals sport en arbeid. De overbevolking en de onderbezetting van het personeel zullen ertoe leiden dat de opgeëiste persoon als voorlopig gehechte 23 uur per dag in een cel zal doorbrengen. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de negatieve effecten van detentie voor de ontwikkelingen van de hersenen en de resocialisatie van jongvolwassenen (zoals de opgeëiste persoon), alsmede de verhoogde kans op recidive op korte termijn. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om de uitvaardigende autoriteit in de gelegenheid te stellen een detentiegarantie te verstrekken die het door hem benoemde gevaar wel wegneemt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar eerdere uitspraken van deze rechtbank op het standpunt gesteld dat de verstrekte detentiegarantie voldoende waarborgen biedt om het reëel gevaar op onmenselijke en vernederende behandeling in dit individuele geval weg te nemen. De mogelijke negatieve gevolgen die detentie over het algemeen voor jongvolwassenen met zich meebrengt, kunnen niet bij de beoordeling van het overleveringsverzoek worden betrokken.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op de toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie is weggenomen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt dat niet anders. Ook ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om de uitvaardigende justitiële autoriteiten een aanvullende detentiegarantie te vragen. De raadsman heeft onvoldoende concreet onderbouwd dat de verstrekte detentiegarantie het algemeen reëel gevaar in het specifieke individuele geval niet wegneemt. Dat de opgeëiste persoon (als jongvolwassene) in zijn algemeenheid door een verblijf in detentie negatieve neurosociale gevolgen zou kunnen ondervinden en zijn resocialisatie daardoor zou worden bemoeilijkt, maken nog niet dat hij als gevolg van overlevering wordt onderworpen aan een onmenselijke en vernederende behandeling.
Op basis van het voorgaande verwerpt de rechtbank dus het verweer en wijst het aanhoudingsverzoek af.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.