ECLI:NL:RBAMS:2023:5461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
13/153193-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Denemarken met betrekking tot een burger van Bosnië-Herzegovina

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een burger van Bosnië-Herzegovina op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank in Sønderborg, Denemarken. De zaak betreft een verzoek tot overlevering dat is ingediend door de officier van justitie op 26 juni 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 en momenteel gedetineerd in Nederland, is beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van drie kilogram cocaïne op 28 mei 2022. Tijdens de zitting op 10 augustus 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn en dat hij de Bosnische nationaliteit heeft.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat het EAB niet voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie heeft echter gesteld dat het EAB voldoende informatie bevat om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW, aangezien het een duidelijke beschrijving van de feiten en omstandigheden bevat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de vereisten van artikel 2 van de OLW. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/153193-23
Datum uitspraak: 24 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 26 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 februari 2023 door de rechtbank in Sønderborg, Denemarken, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Denemarken) op [geboortedatum] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in PI [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1. Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 augustus 2023 in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.J. van Dam, advocaat in Gouda, en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij burger van Bosnië-Herzegovina is.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 17 februari 2023 van de rechtbank in Sønderborg (K01-1092/2023).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Deens recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het EAB niet voldoet aan het vereiste van artikel 2, tweede lid onder e, OLW. De feitomschrijving is te summier om vast te kunnen stellen waarvoor de overlevering wordt verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de vereisten van artikel 2, tweede lid, OLW is voldaan. Het EAB vermeldt een omschrijving van het feit, de datum waarop dit zou zijn begaan, de hoeveelheid verdovende middelen die zouden zijn ingevoerd en de rol die de opgeëiste persoon bij dit feit zou hebben gehad. Dat is voldoende informatie om het verzoek tot overlevering te kunnen beoordelen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB aan de genoemde eisen voldoet. Uit de feitomschrijving blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij een medeverdachte op 28 mei 2022 drie kilogram cocaïne Denemarken heeft laten invoeren. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsvrouw.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank in Sønderborg (Denemarken) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.