ECLI:NL:RBAMS:2023:5449

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
13-055091-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van meerdere strafbare feiten, waaronder zware mishandeling, wapenbezit, en witwassen, wegens onvoldoende bewijs en vormverzuim

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997 en ingeschreven op een adres in Amsterdam, heeft de rechtbank Amsterdam op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder zware mishandeling, wapenbezit, het voorhanden hebben van MDMA en witwassen. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat er sprake was van een vormverzuim bij de binnentreding door de politie, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de hulpofficier van justitie bevoegd was om de machtiging tot binnentreden te geven. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster onvoldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waardoor de zware mishandeling niet bewezen kon worden. Ook het voorhanden hebben van een wapen en munitie kon niet bewezen worden, omdat er geen bewijs was van beschikkingsmacht van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de MDMA-pillen geloofwaardig was, aangezien deze in een plunjezak waren aangetroffen die toebehoorde aan een medeverdachte. Tot slot werd de verdachte ook vrijgesproken van het witwassen, omdat zijn verklaring over de herkomst van het geld en de diamanten als verifieerbaar werd beschouwd. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-055091-23
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans verblijvende op het adres [adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] en de toelichting die daarop door mr. N. Ugur is gegeven.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 9 augustus 2023 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1 primair:zware mishandeling van [benadeelde partij] op 26 december 2022 in Amsterdam door haar (met kracht) op de neus/in het gezicht te slaan en/of te stompen;
Subsidiair is dit feit ten laste gelegdals poging tot zware mishandeling en
meer subsidiairals een mishandeling;
Feit 2:het medeplegen van het voorhanden hebben van pistool van het merk CZ (Ceská Zbrojovka) op 22 februari 2023 in Amsterdam;
Feit 3:het medeplegen van het voorhanden hebben van 21 patronen op 22 februari 2023 in Amsterdam;
Feit 4:het medeplegen van het aanwezig hebben van 135 gram MDMA op 22 februari 2023 in Amsterdam;
Feit 5:het witwassen van diamanten en € 1.100,- op 22 februari 2023 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 26 december 2022 de neus van aangeefster [benadeelde partij] heeft gebroken door haar met kracht in haar gezicht te slaan (feit 1). Naar aanleiding van haar aangifte heeft de politie verdachte op 22 februari 2023 buiten heterdaad aangehouden in zijn woning in Amsterdam. Tijdens het betreden van de woning is in een tasje in de woonkamer een vuurwapen (feit 2) en munitie (feit 3) aangetroffen. Daarnaast zijn er bij de doorzoeking van de woning ook twee zakjes met MDMA-pillen in een plunjezak (feit 4) en € 1.100,- en diamanten (feit 5) aangetroffen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte zich (al dan niet samen met een ander) heeft schuldig gemaakt aan deze feiten.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat feit 1 primair en feit 4 bewezen kunnen worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken van de overige feiten. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd.
De zware mishandeling van aangeefster [benadeelde partij] (feit 1 primair) kan bewezen kan worden, omdat het dossier voldoende bewijs bevat dat verdachte aangeefster een gebroken neus heeft geslagen met een vuistslag. Aangeefster heeft hierover op meerdere momenten consistent verklaard. Zij heeft meteen de noodzaak gevoeld om 112 te bellen en is direct naar de huisarts gegaan, die een scheve neusstand heeft geconstateerd en haar heeft doorverwezen naar de KNO-arts. De forensisch arts heeft in het letselrapport geconcludeerd dat het letsel goed kan worden verklaard door de krachtsinwerking die optreedt bij geweld op de neus zoals bij een vuistslag. Verder wordt de aangifte in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Deze getuige heeft gezien dat aangeefster door verdachte werd gevloerd, dat aangeefster zei: “laat mij los” en dat aangeefster heeft gehuild. Verder blijkt dat er de dag na het voorval tussen aangeefster en verdachte contact is geweest over haar neus. De officier van justitie vindt de verklaringen van verdachte en van getuige [getuige 2] niet geloofwaardig.
Ook het medeplegen van het voorhanden hebben van MDMA (feit 4) kan bewezen worden, gelet op de aanwezigheid van de drugs in de woning van verdachte en de verklaring van [benadeelde partij] hierover. De drugs zijn aangetroffen in een tas in de woonkamer waar verdachte veelvuldig was. Verder zijn er geen andere verklaringen voor de aanwezigheid van de drugs in de woning. Nu in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] chatgesprekken zijn gevonden over dezelfde hoeveelheid drugs als die in de woning zijn aangetroffen, kan hieruit worden afgeleid dat beide verdachten zich bewust waren van de MDMA-pillen en hierover zeggenschap hadden.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het wapen (feit 2) en de munitie (feit 3). Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte zich bewust was van het wapen, is er onvoldoende bewijs dat verdachte hier ook de beschikkingsmacht over had. Tot slot moet verdachte ook worden vrijgesproken van het witwassen van de diamanten en € 1.100,- (feit 5). Hoewel sprake was van een gerechtvaardigd witwasvermoeden, heeft verdachte een verklaring gegeven die niet als onaannemelijk kan worden aangemerkt.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Verdachte betwist dat hij aangeefster heeft geslagen (feit 1). Zijn verklaring wordt ook ondersteund door de getuigenverklaringen. De twee getuigen hebben onafhankelijk van elkaar bevestigd dat verdachte aangeefster niet heeft geslagen. Verder is de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar. Om te beginnen heeft de politie niet geverbaliseerd dat zij op 26 december 2022 letsel bij aangeefster hebben waargenomen wanneer zij haar op straat zien naar aanleiding van de 112-melding. Als er op dat moment letsel of bloed was te zien, hadden de verbalisanten dat wel vermeld en haar meteen naar het ziekenhuis gebracht. Verder heeft de arts in het waarneembericht geen bloeduitstorting op aangeefsters neus waargenomen. Ook hieruit volgt dat er geen bewijs is dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Overigens blijkt uit een eerdere foto van aangeefster dat haar neus al een afwijking naar links had. Indien de rechtbank wel bewezen acht dat verdachte aangeefster heeft geslagen, dan kan enkel eenvoudige mishandeling (feit 1, meer subsidiair) bewezen worden.
Verder heeft de raadsvrouw – ten aanzien van feit 2 t/m 5 – aangevoerd dat sprake is geweest van een ernstig vormverzuim, omdat de machtiging voor het binnentreden van de woning is ondertekend door de hulpofficier van justitie in plaats van door de officier van justitie. Omdat het vormverzuim niet meer kan worden hersteld, mogen de vondsten van na het binnentreden niet worden meegewogen voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 2 en 3 is bepleit dat het wapen en de munitie zich in een tas bevond die toebehoorde aan de medeverdachte die op de bank sliep. Verdachte had hier geen wetenschap van. Hij bevond zich ook slapend in een andere kamer. Het voorhanden hebben van een wapen en patronen (feit 2 en 3) kan dus niet bewezen worden. Hetzelfde geldt ten aanzien van de MDMA (feit 4). Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de drugs. De MDMA-pillen zijn in een plunjezak in de woonkamer aangetroffen waar de medeverdachte sliep. Uit niets blijkt dat de (kleding in de) plunjezak aan verdachte toebehoorde. Op de zakjes van de MDMA-pillen zijn ook geen DNA-sporen of vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Tot slot moet verdachte ook worden vrijgesproken van het witwassen (feit 5). Allereerst kan het aantreffen van € 1.100,- geen vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Verder heeft verdachte een concrete en verifieerbare verklaring afgelegd over de herkomst van het geld en de diamanten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuim – onrechtmatige binnentreding?
Door de verdediging is aangevoerd dat de machtiging tot het binnentreden is ondertekend door een hulpofficier van justitie in plaats van de officier van justitie waarmee overleg is geweest voor aanhouding buiten heterdaad. De verdediging is van mening dat dit een gebrek is in de doorzoeking en dusdanig ernstig dat hetgeen in de woning is gevonden niet mag meewegen voor het bewijs. De verdediging bepleit primair bewijsuitsluiting en subsidiair strafvermindering.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt.
Indien binnen de door artikel 359a Sv bepaalde grenzen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in deze bepaling, en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is "het belang dat het geschonden voorschrift dient". De tweede factor is "de ernst van het verzuim". Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is "het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt". Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv (vgl. HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM6673).
De rechtbank stelt vast dat de machtiging tot het binnentreden in een woning op 22 februari 2023 door hulpofficier van justitie M.C. Springer is gegeven aan brigadier [naam brigadier] (dossierpagina 133-134). Uit die machtiging volgt dat deze is gebaseerd op artikel 2 en 3 van de Algemene wet op het binnentreden alsmede artikel 49 van de Wet wapens en Munitie.
De rechtbank stelt tevens vast dat blijkens het proces-verbaal van bevindingen van M.C. Springer van 21 februari 2023 (dossierpagina 27-28) officier van justitie mr. R. Willemsen op 16 februari 2023 toestemming gaf voor de aanhouding buiten heterdaad van de verdachte ter zake overtreding van artikel 300/302 van het Wetboek van Strafrecht alsmede voor de doorzoeking van de betreffende woning op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie.
Verder stelt de rechtbank vast dat blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2023 (dossierpagina 29-47) een doorzoeking van de betreffende woning op grond van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering onder leiding van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden.
Op grond van artikel 3, eerste lid, onder c van de Algemene wet op het binnentreden is de hulpofficier van justitie expliciet bevoegd een machtiging tot binnentreden af te geven. De verbalisanten waren dus bevoegd tot het betreden van de woning. Van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv is dan ook geen sprake. Alles wat naar aanleiding van de binnentreding als bewijs is vergaard kan dus voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt, nu het feitelijke grondslag mist, verworpen.
Ten aanzien van feit 1 – de (poging tot) (zware) mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Aangeefster heeft namelijk verklaard dat haar neus door verdachte is gebroken, maar in het waarneembericht van de huisartsenpost van 26 december 2022 staat onder “O” enkel het volgende vermeld: ‘
(..) geen septumhematoom, scheve stand neus, zeer gevoelig bij aanraken, geen crep maar knik in benige deel’. Deze constatering is onvoldoende ondersteunend bewijs, omdat hierin niet wordt gesproken over een gebroken neus. Het letselrapport van 15 maart 2023 levert eveneens onvoldoende steunbewijs op, omdat het rapport van drie maanden later is en is gebaseerd op ontvangen medische informatie. Op basis van de medische stukken kan onvoldoende worden vastgesteld dat aangeefster een gebroken neus had op het moment dat aangeefster werd gezien door de politie na haar 112 melding. Aanwijzingen in het dossier die wel duiden op een gebroken neus zijn onvoldoende gespecificeerd en uit de tweede hand. Verdachte heeft het feit ontkend en getuigen hebben niet gezien dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Het dossier bevat geen ander ondersteunend bewijs voor de aangifte. Dit alles brengt mee dat feit 1 niet bewezen kan worden nu de tenlastelegging in de drie varianten steeds spreekt van het slaan op de neus en/of in het gezicht. Ter zitting heeft de verdachte weliswaar verklaard dat het zou kunnen dat hij aangeefster met een veeg op de grond heeft gegooid, maar deze handeling is niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 2 en 3 – het voorhanden hebben van een wapen en munitie
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het wapen (feit 2) en de munitie (feit 3) zoals ten laste gelegd, nu niet is gebleken van enige beschikkingsmacht van verdachte hierover. Ook het DNA-onderzoek heeft geen relatie kunnen leggen tussen het wapen en de munitie enerzijds en verdachte anderzijds.
Ten aanzien van feit 4 – het voorhanden hebben van MDMA
Verdachte wordt ook vrijgesproken van het voorhanden hebben van de zakjes met MDMA-pillen (feit 4). Als uitgangspunt heeft te gelden dat een bewoner van een woning wetenschap heeft van de aanwezigheid van goederen in zijn woning. De zakjes met MDMA-pillen zijn weliswaar in de woning van verdachte aangetroffen, maar verdachte heeft hierover verklaard dat de plunjezak waarin de zakjes met MDMA-pillen zijn aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte] is. De rechtbank beoordeelt deze verklaring van verdachte als allerminst onaannemelijk, nu de plunjezak in de woonkamer is aangetroffen waar de medeverdachte sliep (en logeerde). Uit het proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2023 (dossierpagina 195-197) volgt dat uit onderzoek aan een telefoon van [medeverdachte] volgt dat het in een chatgesprek zeer
waarschijnlijk gaat over XTC-pillen. De gebruiker van de telefoon heeft het op 21 februari 2023 over 250 erkies. Op 22 februari 2023 worden er in de woning 248 XTC-pillen aangetroffen.
Nu het dossier geen ander bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA-pillen in zijn woning, wordt hij vrijgesproken van feit 4.
Ten aanzien van feit 5 – het witwassen
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn 18 diamanten en € 1.100,- aan contant geld aangetroffen. Dit, in samenhang met wat er verder in de woning is aangetroffen (wapen, munitie en drugs), levert een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op. Nu er voldoende feiten en omstandigheden zijn om het vermoeden van witwassen te rechtvaardigen, mocht van verdachte een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring dat de betreffende voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn, worden verlangd. Verdachte heeft verklaard dat het geld van hem is en dat een vriend van hem de diamanten voor hem (op afbetaling) heeft gekocht op een veiling van [internetbedrijf] . Deze verklaring van verdachte is nader onderbouwd met stukken waaruit volgt dat verdachte geldbedragen van respectievelijk het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de gemeente heeft ontvangen. Verder heeft de verdediging ook een ‘track and trace’-code van een bestelling van 18 diamanten bij [internetbedrijf] overgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank dan ook concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk. Zijn verklaring is door het Openbaar Ministerie niet nader onderzocht. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat het geld en de diamanten van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het witwassen (feit 5).
ConclusieDe conclusie is dat verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

4.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp Goednummer
1. PL1300-2023036627-6305352
2 18 stuks edelsteen PL1300-2023036627-6305427
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 5 zullen voornoemde in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan verdachte.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 6.000,- aan vergoeding van materiële schade en € 3.600,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft verzocht om het bedrag aan materiële schade geheel toe te wijzen en het bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 1.500,-.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • voorwerp 1, zijnde € 1.100,-, vallende onder goednummer PL1300-2023036627-6305352;
  • voorwerp 2, zijnde 18 stuks edelsteen, vallende onder goednummer PL1300-2023036627-6305427.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 augustus 2023.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
[(...)]

[(...)]