ECLI:NL:RBAMS:2023:5417

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
13/123372-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Duitsland met voorrang boven Brits aanhoudingsbevel

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Aschaffenburg in Duitsland. Het EAB, dat op 15 mei 2023 is uitgevaardigd, betreft een verzoek tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en op dat moment in detentie zat. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 augustus 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon via een telehoorverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er een samenloop is met een Brits aanhoudingsbevel, maar heeft geoordeeld dat de overlevering op basis van het Duitse EAB voorrang dient te krijgen. Dit is gebaseerd op de omstandigheid dat het Duitse EAB eerder is uitgevaardigd en dat de overlevering naar Duitsland uitsluitend ten behoeve van een strafvervolging is, terwijl het Britse aanhoudingsbevel ook betrekking heeft op de executie van een eerder opgelegde straf.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan en heeft bepaald dat het Duitse EAB met parketnummer 13/123372-23 voorrang heeft boven het Britse aanhoudingsbevel met parketnummer 13/160922-23. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/123372-23
Datum uitspraak: 22 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 mei 2023 door het
Amtsgericht Aschaffenburg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de [gevangenis] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is, via een telehoorverbinding, aanwezig en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.L. Antonides, advocaat in Roermond en door een tolk in de Engelse taal. De raadsman heeft geen verweren gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Aschaffenburgvan 15 mei 2023 (306 Gs 899/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Samenloop met een Brits aanhoudingsbevel (AB)

Naast dit EAB is voor de opgeëiste persoon nog een AB door een Britse uitvaardigende justitiële autoriteit uitgevaardigd (parketnummer 13/160922-23). Dat Britse AB ziet op zowel de executie van een eerder opgelegde straf als op een strafvervolging.
De raadsman en de officier van justitie hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de overlevering op basis van het EAB uit Duitsland voorrang dient te krijgen.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak [4] een kaderbesluitconforme uitleg gegeven aan artikel 28, vierde lid, OLW, die inhoudt dat zij, in geval van samenloop van Europese aanhoudingsbevelen uit verschillende lidstaten, op grond van een eigen afweging zal komen tot een oordeel over de vraag aan welk EAB voorrang dient te worden verleend. Artikel 26, derde lid, OLW geeft een aantal omstandigheden aan die bij de totstandkoming van het oordeel een rol kunnen spelen. Tevens biedt artikel 614, eerste lid, van de
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijdsaan de uitvoerende autoriteit de mogelijkheid om, in geval van samenloop van een door het Verenigd Koninkrijk uitgevaardigd AB met een EAB, bij het nemen van de beslissing over welk van die aanhoudingsbevelen ten uitvoer zal worden gelegd, rekening met alle omstandigheden te houden, onder meer met de relatieve ernst van de strafbare feiten en de plaats waar zij zijn gepleegd, de respectieve data van de aanhoudingsbevelen of Europese aanhoudingsbevelen, alsmede de vraag of die zijn uitgevaardigd ter fine van een strafvervolging of voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hier na te noemen omstandigheden, voorrang dient te worden gegeven aan overlevering op basis van het Duitse EAB zoals hiervoor genoemd. Het Duitse EAB is namelijk eerder uitgevaardigd en de overlevering naar Duitsland is louter ten behoeve van een strafvervolging, terwijl het Britse AB ook ziet op een executie van een eerder opgelegde straf.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 28 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Aschaffenburg(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het onderhavige EAB met parketnummer 13/123372-23 dat is uitgevaardigd door Duitsland, boven het AB met parketnummer 13/160922-23 dat is uitgevaardigd door het Verenigd Koninkrijk.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 21 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5314.