De beoordeling
5. Infomedics baseert haar vordering op nakoming van de tussen de tandarts en [gedaagde] gesloten behandelingsovereenkomst. Deze overeenkomst is niet schriftelijk gesloten, zo wordt onweersproken gesteld door Infomedics.
6. De tandarts is als handelaar aan te merken. [gedaagde] is consument, althans wordt vermoed consument te zijn. Nu de onderhavige overeenkomst een geneeskundige behandelingsovereenkomst betreft, hoeft niet te worden getoetst of is voldaan aan de informatieverplichtingen van artikel 6:230l Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en verder (zie artikel 6:230h lid 2 onder d BW).
7. Aan de orde is de vraag of [gedaagde] gehouden is de onder 1.3 vermelde factuur te betalen. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
8. [gedaagde] betwist niet dat hij de tandheelkundige behandelingen heeft ondergaan en dat hij het bedrag van € 20,76 met betrekking tot die behandelingen nog moet betalen. Dit bedrag zal de kantonrechter dan ook toewijzen.
9. [gedaagde] betwist echter wel dat hij de factuur, herinneringen en aanmaningen heeft ontvangen en hij vindt daarom dat hij de bijkomende (proces)kosten niet hoeft te betalen. Hierover overweegt de kantonrechter als volgt.
10. Met toepassing van de zogenoemde ontvangsttheorie, zoals opgenomen in artikel 3:37 lid 3 BW, heeft een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring alleen werking wanneer vast staat dat die verklaring de betrokken persoon ook daadwerkelijk heeft bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven. Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres zoals hiervoor bedoeld kan in beginsel – behoudens andersluidend beding – worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, e-mailadres of ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt (ECLI:NL:HR:2013:BZ4104). 11. De correspondentie die is voorafgegaan aan de dagvaarding, is door Infomedics verzonden naar het adres [adres] . [gedaagde] heeft niet betwist dat dit adres zijn huisadres is in de zin van artikel 1:10 BW. Maar tussen partijen is wel in geschil of de brieven daar zijn aangekomen.
12. Het had op de weg van Infomedics gelegen om bewijs aan te dragen voor haar stelling dat [gedaagde] haar brieven daadwerkelijk heeft ontvangen. Dat is niet gebeurd. Gesteld noch gebleken is dat de correspondentie door Infomedics aangetekend (met handtekening retour) is verstuurd of dat op andere wijze kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de aanmaningen werkelijk heeft ontvangen.
13. Ook de ontvangst van de e-mail van 21 december 2022, waarin de buitengerechtelijke incassokosten zijn aangezegd, komt niet vast te staan. [gedaagde] voert namelijk aan dat hij al in februari 2022 een gewijzigd e-mailadres heeft doorgegeven aan de tandarts. Infomedics heeft niet aangetoond dat er recent met [gedaagde] is gecorrespondeerd via het e-mailadres waarnaar zij de sommatie heeft gestuurd. Daarom is volgens de kantonrechter niet voldoende vast komen te staan dat [gedaagde] deze e-mail heeft ontvangen.
14. Gelet op het voorgaande, moet de conclusie worden getrokken dat de gevorderde buitenrechtelijke incassokosten niet toewijsbaar zijn omdat niet is voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW.
15. Daar komt bij dat [gedaagde] een consument is en de kantonrechter daarom ambtshalve moet onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
16. Volgens artikel 3, lid 1 van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Op grond van de bijlage bij deze richtlijn kan een beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e, van de bijlage in samenhang met artikel 3, lid 3, van de richtlijn).
17. [gedaagde] is als consument slechts de kosten als bedoeld in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd, voor zover is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Als onweersproken wordt door Infomedics gesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is met de tandarts en dat er geen algemene voorwaarden van toepassing zijn op de behandelingsovereenkomst. Infomedics stelt verder bij dagvaarding dat de op de achterzijde van de factuur opgenomen betalingsvoorwaarden bepalingen betreffen die rechtstreeks uit de wet voortvloeien. De bepaling in de door Infomedics gehanteerde betalingsvoorwaarden met betrekking tot de verschuldigdheid van rente en incassokosten (zie hiervoor onder 1.4) verwijst echter niet naar de wettelijke bepalingen omtrent rente en incassokosten en specificeert niet nader hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen worden gebracht; ook wordt er geen maximum aan verbonden. Infomedics stelt in de dagvaarding weliswaar dat zij zich niet op deze betalingsvoorwaarden beroept, maar uit het feit dat deze zijn afgedrukt op de achterzijde van de aan [gedaagde] verzonden factuur maakt de kantonrechter op dat Infomedics van mening is dat zij zich daarop wel zou kunnen beroepen. Dit kan ertoe leiden dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument komen. Hiermee wordt het evenwicht ten nadele van de consument onevenredig verstoord. Daarmee wordt het beding als oneerlijk beoordeeld en is de consument daaraan niet gebonden. Nu sprake is van een oneerlijk beding, is terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk, zie HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:2021:68. Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten.
18. Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten, naast hetgeen hierover onder 10. en verder is overwogen, ook gelet hierop niet toewijsbaar zijn. Ook de gevorderde rente is niet toewijsbaar.
19. Gelet op de uitkomst van de procedure, in het bijzonder omdat niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] de factuur en de daaropvolgende betalingsherinneringen heeft ontvangen, wordt aanleiding gezien om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Dat betekent dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt.