In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln. Het EAB, dat op 4 mei 2023 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1995, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een terugkeergarantie is verstrekt door de Duitse autoriteiten. Ondanks deze garantie heeft de rechtbank besloten om de overlevering afhankelijk te maken van deze garantie, rekening houdend met de wens van de opgeëiste persoon om zijn straf in Duitsland uit te zitten.
De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er een samenloop is met een Belgisch EAB, dat eerder is uitgevaardigd. Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hebben gepleit voor prioriteit van de Belgische overlevering. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken een kaderbesluitconforme uitleg gegeven aan de relevante wetgeving en heeft geoordeeld dat de overlevering op basis van het Belgische EAB voorrang dient te krijgen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering aan Duitsland toe te staan, maar met voorrang voor het Belgische EAB, dat betrekking heeft op ernstigere feiten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.