In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Konin, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1992, werd gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van drie jaar, opgelegd bij een vonnis van 17 november 2016. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 februari 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden omdat er geen gemachtigde raadsman aanwezig was tijdens de procedure in eerste aanleg. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon voldoende zijn verdedigingsrechten had kunnen uitoefenen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor de weigering van de overlevering op basis van artikel 12 OLW, maar dat er wel redenen waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a OLW, omdat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland had verbleven.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De opgeëiste persoon zal in Nederland de gevangenisstraf ondergaan, en de rechtbank heeft de gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf bevolen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.