ECLI:NL:RBAMS:2023:5266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
13/060166-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Oostenrijk

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie in Wenen, Oostenrijk. Het EAB, dat op 8 februari 2023 was uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van een Nigeriaanse man, geboren in 1982, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, en een tolk. Tijdens de zittingen werd onder andere de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB besproken, waarin strafbare feiten werden genoemd die onder de Oostenrijkse wetgeving vallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW) en dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar op staat. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld of de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, maar kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was, gezien het IND-advies dat stelde dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht in Nederland zou kunnen verliezen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Oostenrijk toegestaan. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.E.M. James-Pater, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/060166-23
Datum uitspraak: 19 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 11 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 februari 2023 door de
Vienna Public Prosecutor’s Office, approved by the Vienna Regional Court for Criminal Matters [2] (Oostenrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1982
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 27 juni 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 juni 2023 in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van het bericht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betreffende het verblijfsrecht van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]
Zitting 5 juli 2023
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in een gewijzigde samenstelling van de rechtbank, voortgezet op de zitting van 5 juli 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
court-approved Order for Arrest issued by the Vienna Public Prosecutor’s Office on 8 February 2023 under file no 702 St 19/22d.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Oostenrijks recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:

1. deelneming aan een criminele organisatie;

5. illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsman heeft op de zitting van 27 juni 2023 aangekondigd een verweer tot gelijkstelling te zullen voeren. Gelet op de inhoud van het IND-advies van 3 juli 2023 heeft hij zich op de zitting van 5 juli 2023 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vraag of de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon, gelet op voornoemd IND-advies, niet gelijkgesteld kan worden met een Nederlander.
De rechtbank is, met de officier van justitie van oordeel dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander in de zin van artikel 6 OLW, omdat niet aan de derde voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander, zoals bepaald in artikel 6 derde lid OLW, is voldaan. Uit het IND-advies van 3 juli 2023 blijkt dat de strafrechtelijke feiten vermeld in het EAB ertoe kunnen leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht in Nederland zal verliezen en dat er vooralsnog geen omstandigheden bekend zijn die zich verzetten tegen verblijfsbeëindiging. Gelet op het voorgaande komt de opgeëiste persoon niet in aanmerking voor een terugkeergarantie.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [5]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
- het bewijsmateriaal bevindt zich in Oostenrijk;
- het onderzoek is aangevangen en heeft plaatsgevonden in Oostenrijk;
- de medeverdachten worden vervolgd in Oostenrijk;
- de verdovende middelen zijn vanuit Nederland in Oostenrijk ingevoerd en aldaar aangetroffen;
- de verdovende middelen waren bestemd voor de Oostenrijkse markt en
- het Openbaar Ministerie is niet voornemens om de vervolging in te stellen voor de feiten zoals genoemd in het EAB.
De raadsman van de opgeëiste person verzoekt de overlevering op grond van artikel 13 OLW te weigeren en voert hiertoe aan dat de in het EAB vermelde feiten zich grotendeels hebben afgespeeld op Nederlands grondgebied. De opgeëiste persoon is nooit in Oostenrijk geweest en in een groot deel van de feiten worden Nederlandse 06-nummers genoemd in verband met de handel in verdovende middelen. De vervolging kan gelet op het voorgaande heel goed in Nederland plaatsvinden.
De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de door de officier van justitie gegeven argumenten, het gegeven dat de feiten geacht worden gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormt om deze weigeringsgrond toe te passen.
Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de rechtbank om tot een ander oordeel te komen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vienna Regional Court for Criminal Matters(Oostenrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.