ECLI:NL:RBAMS:2023:5262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
13/171069-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor uitbreiding van vervolging in het kader van Europees strafrecht

Op 19 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een overgeleverde persoon. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 12 juli 2023, op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank ontving het verzoek van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen op 29 juni 2023. De overgeleverde persoon, geboren in Oekraïne en momenteel gedetineerd in België, is op 29 juni 2023 gehoord door de Belgische autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon de gelegenheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren te uiten tijdens het verhoor.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld. Eerder, op 14 december 2022, had de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er een algemeen gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België. Echter, op basis van een garantie van de Belgische autoriteiten, die op 7 maart 2023 was gegeven en opnieuw was ondertekend op 3 juli 2023, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de detentieomstandigheden voor de overgeleverde persoon in overeenstemming zijn met de fundamentele rechten en internationale standaarden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming verleend voor de uitbreiding van de vervolging voor de feiten zoals vermeld in het verzoek. Deze beslissing is genomen door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/171069-23
Datum beslissing: 19 juli 2023
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 12 juli 2023, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd. Dit verzoek is ingediend door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) op 29 juni 2023 en betreft:
[overgeleverde persoon]
geboren op [geboortedag] 1992 te Oekraïne
thans gedetineerd in België
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen. De overgeleverde persoon is namelijk op 29 juni 2023 gehoord door de eerste substituut-procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout.
Uit het proces-verbaal van verhoor leidt de rechtbank af dat de overgeleverde persoon tijdens dat verhoor de mogelijkheid heeft gehad om al haar eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
Het verzoek betreft twee strafbare feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.

2.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536). Bij brief van 7 maart 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[overgeleverde persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [plaats] indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [overgeleverde persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [2] De rechtbank merkt daarbij op dat deze garantie is gedateerd op 7 maart 2023, maar (opnieuw) is ondertekend op 3 juli 2023 en verstaat deze garantie aldus dat deze op dat moment nog steeds van kracht was.
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de overgeleverde persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de overgeleverde persoon, nu zij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 19 juli 2023 door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.
2.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.