4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen, die verder niet ter discussie hebben gestaan, van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 24 oktober 2022 is aangever [naam 1] samen met zijn familie (bestaande uit zijn echtgenote [naam 2] , hun zoon en de schoonouders van aangever) door twee personen op een scooter bestolen van een tas met inhoud. Bij deze diefstal is geweld gebruikt tegen aangever, zijn echtgenote en zijn schoonouders.
Tevens staat op grond van het dossier vast dat op diezelfde dag, voorafgaand aan de voorgenoemde diefstal, de ruit van de auto van aangever [naam 3] is ingeslagen. Hierbij waren twee personen op een scooter betrokken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte één van de daders van de tenlastegelegde diefstal met geweld is. Daarnaast dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte één van de twee personen is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal door middel van braak uit de auto van [naam 3] . Hiervoor is van belang of de herkenningen die door verbalisanten zijn opgemaakt, waarin verschillende verbalisanten hebben verklaard verdachte op beelden van beide incidenten te herkennen, betrouwbaar zijn.
Beoordeling van betrouwbaarheid van herkenningen in het algemeen
In verband met de uiteindelijke waardering van de herkenningen van verdachte en zijn medeverdachte door de rechtbank, is het volgende van belang.
Bij de beoordeling van herkenningen staat steeds voorop dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet – althans niet volledig – rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
De rechtbank zoekt voor wat betreft het begrip ‘herkennen’ aansluiting bij de in een vakbijlage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gegeven omschrijving van dit begrip. In de NFI-vakbijlage ‘Algemene onderzoeksmethoden vergelijking van gezichtsbeelden’ (Versie 2.5 november 2016) is onder meer het volgende opgenomen over ‘herkennen’:
“
Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen, zoals dat in het dagelijks leven door iedereen plaatsvindt, is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. (…) Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste, voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien”.
Op basis van deze begripsomschrijving kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere – meer objectieve – bewijsmiddelen, aan waarde wint.
Samengevat betekent dit dat de bewijswaarde en de bewijskracht van de herkenningen in het licht van hun totstandkoming en in samenhang bezien met het overige beschikbare bewijs dienen te worden beoordeeld.
De rechtbank stelt vast dat tot de processtukken van beide incidenten zowel bewegende beelden als stills van die bewegende beelden behoren waarover in processen-verbaal is gerelateerd. Ter zitting hebben de procespartijen te kennen gegeven de bewegende beelden te hebben gezien en is één still van de bewegende beelden van feit 2 getoond.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, de herkenning van de verdachte en zijn medeverdachte door de verbalisanten betrouwbaar en zal deze herkenningen bezigen tot het bewijs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Herkenningen door verbalisanten
Gelet op de inhoud van de herkenningen die veelal gebaseerd zijn op persoonlijke ontmoetingen van de verbalisanten met beide verdachten, acht de rechtbank hetgeen de raadsvrouw heeft opgemerkt met betrekking tot die herkenningen onvoldoende om aan de betrouwbaarheid ervan te twijfelen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bewegende beelden duidelijker zijn dan de stills, terwijl de stills evenzeer duidelijk zijn. Er is geen begin van aannemelijkheid voor de stelling van de verdediging dat de verbalisanten mogelijk met een bepaalde mate van vooringenomenheid de stills en de beelden hebben bekeken. Zoals verbalisant AML19652 relateert in zijn aanvullend proces-verbaal van 13 april 2023 waren de personalia van beide verdachten hem deels bekend en heeft hij de volledige personalia vervolgens middels de hem beschikbare systemen bevraagd. Het is dus niet zo dat deze verbalisant de volledige personalia uit zijn mouw schudt, zoals de verdediging betoogt.
Daarbij komt dat de herkenningen ondersteund worden door de volgende omstandigheid.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie is dat bij de incidenten op de Herengracht en het Zeeburgerpad door de verdachten één en dezelfde scooter is gebruikt. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft het Openbaar Ministerie erop gewezen dat uit een door een getuige aan de politie verstrekt filmpje is gebleken dat de scooter die betrokken is bij de diefstal met geweld op het Zeeburgerpad een grijskleurige Vespa betreft, voorzien van het kenteken: [kenteken] .
Navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) heeft uitgewezen dat het kenteken [kenteken] op naam staat van [naam broer] , [geboortedatum] , [adres] . Bij de RDW staat deze scooter geregistreerd als een grijze Piaggio. Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) betreft deze [naam broer] de jongere broer van [verdachte] . Uit camerabeelden van de diefstal uit een auto aan de Herengracht volgt dat de verdachten gebruik maken van een scooter waarvan eveneens het kenteken is te zien en dit betreft [kenteken] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de scooter die op beeld is te zien met als kenteken [kenteken] niet de scooter van zijn broertje kan zijn, omdat die geen spiegels heeft en beschadigd is. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat het kan zijn dat zijn broertje die scooter op 24 oktober 2022 heeft uitgeleend, maar dat hij niet weet aan wie. Ook kan de kentekenplaat gekloond zijn (de rechtbank begrijpt: een tweede kentekenplaat met dezelfde letters en cijfers op een scooter niet zijnde de scooter van het broertje van verdachte). Verder heeft de verdachte verklaard dat zijn broertje nieuwe spiegels op de scooter heeft laten aanbrengen, omdat de spiegels waren afgebroken.
De rechtbank passeert de verklaring van de verdachte en gaat er vanuit dat de scooter die bij beide incidenten is gebruikt de scooter is van het broertje van verdachte en overweegt daartoe als volgt. Op de beelden is een grijze Vespa scooter te zien. Dit is ook de kleur van de Piaggio scooter die volgens de RDW op naam staat van het broertje van verdachte. Vespa is een merk van bromfietsen en scooters die geproduceerd worden door het Italiaanse bedrijf Piaggio.Verdachte heeft over de spiegels op de scooter van zijn broertje tegenstrijdig verklaard en heeft de stellingen dat de scooter van zijn broertje geen spiegels heeft en beschadigd is (verklaring bij het politieverhoor) en dat de scooter nieuwe spiegels heeft, omdat de oude waren afgebroken (verklaring ter terechtzitting) geenszins van onderbouwing voorzien. Tot slot ontbreekt iedere aanwijzing dat de kentekenplaat van de scooter op de beelden zou zijn gekloond.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte heeft verklaard dat het bij beide incidenten, op grond van de beelden en de stills, om dezelfde verdachten en dezelfde scooter gaat. Ook de rechtbank komt tot deze conclusie bij het zien van de beelden en de stills zoals opgenomen in het dossier.
Bewezenverklaring medeplegen diefstal met geweld (feit 1)
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen, de beelden en de herkenningen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 24 oktober 2022 tezamen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan de diefstal met geweld.
Bewezenverklaring medeplegen poging tot diefstal met braak (feit 2)
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de persoon is die in het proces-verbaal van bevindingen van beelden (doorgenummerde pag. 141-158) wordt aangeduid als NN1 en die de ruit van de Mercedes-Benz heeft stukgeslagen. Het handelen van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm een diefstal met braak, nu uit de beelden blijkt dat verdachte met zijn arm het voertuig in is gegaan. Aangever heeft verklaard dat er niets uit zijn auto is weggenomen en ook uit de beelden blijkt dat verdachte en de medeverdachte met lege handen zijn weggelopen. Het is daarom bij een poging gebleven.
Verder volgt uit de beelden dat verdachte en zijn medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking in de auto hebben ingebroken. Zij kwamen samen op de scooter aan gereden. De een kijkt zowel links als rechts van de auto door de ruit in de auto. De ander gooit met kracht een voorwerp richting het voertuig waardoor het glas van het rechterachterraampje breekt. Ze zijn steeds in elkaars nabijheid en zijn ook samen op de scooter vertrokken. Er is daarom sprake van medeplegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 24 oktober 2022 als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 28 december 2022 heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangever [naam 4] . Aangever heeft verklaard dat hij bijna werd aangereden door een scooter en dat de bestuurder en bijrijder van de scooter daarop ten val kwamen. De twee jongens op de scooter zouden zijn opgestaan en hebben direct aangever met vuisten in het gezicht geslagen.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van de verbalisant die verklaard heeft letsel aan het aangezicht van aangever te zien en door de foto’s van het letsel van aangever. Daarbij hebben meerdere getuigen gezien dat verdachte en medeverdachte de aangever hebben geslagen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat twee jongens de aangever met vuisten op het hoofd sloegen en getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens aangever sloegen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een schrapend geluid hoorde van de scooter die over de weg gleed, dat hij zag dat twee jongens opstonden en meteen naar een man liepen en hem in elkaar sloegen. Dit komt overeen met hetgeen aangever heeft verklaard over de aanleiding van en aanloop naar het incident.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van aangever dat hij door verdachte en de medeverdachte werd aangevallen en geslagen. Daarbij gaat de rechtbank voorbij aan het scenario van de verdediging dat aangever dreigend op verdachte en de medeverdachte af kwam, dat zijn medeverdachte enkel heeft geslagen uit zelfverdediging en dat verdachte niet heeft geslagen maar aangever mogelijk slechts heeft geduwd. Dit scenario wordt immers weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.