ECLI:NL:RBAMS:2023:525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
727644 / FA RK 23-38
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 30 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1970, die verblijft bij Arkin. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank oordeelde dat de discussie over de toepasselijkheid van de Wvggz of de Wzd niet in de weg staat aan het verlenen van passende zorg aan de betrokkene. De rechtbank stelde vast dat het CIZ niet tijdig had voldaan aan de verplichting om het verzoek in te dienen, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene lijdt aan psychoses en impulsiviteit, wat leidt tot ernstig nadeel, en dat de zorgbehoefte van de betrokkene op dit moment leidend is. De rechtbank verleende de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden, tot en met 30 juli 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 727644 / FA RK 23-38
kenmerk: WZDB10 /2784431600
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 30 januari 2023naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1970,
wonende aan de [adres] ,
verblijvende bij Arkin, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 2 januari 2023.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 januari 2023 bij Arkin, locatie [locatie] . Hier zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw M. Sno, arts in opleiding tot psychiater;
  • de heer T. Burger, psychiater;
  • de heer R. de Leeuw, mentor van betrokkene;
  • mevrouw N. Silvester, ambulant psychiater (via videoverbinding);
  • de heer E. Polko, casemanager (via videoverbinding).
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene een pleitnotitie overgelegd.

2.Standpunten

2.1.
De advocaat van betrokkene bepleit primair dat het verzoek van het CIZ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het aanvraagformulier M. Sno als aanvrager vermeldt, terwijl het is getekend door T. Burger Verder stelt de advocaat van betrokkene dat het verzoek door het CIZ te laat is ingediend, nu dit niet is gebeurd binnen drie weken na de dag van ontvangst van de aanvraag op
1 december 2022.
Daarnaast pleit betrokkene mede bij monde van zijn advocaat op inhoudelijke gronden voor afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf. Betrokkene betwist de ziekte van Huntington te hebben. De regie- en gedragsproblemen van betrokkene, passen niet bij mensen die kampen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap. De chorea van betrokkene kan niet slechts worden toegewezen aan de ziekte van Huntington, nu vrijwel alle antipsychotica chorea kan veroorzaken. Daarenboven is al eerder door psychiater E. van Duijn geconcludeerd dat het vermoeden op een beginnende ziekte van Huntington niet voorliggend is. De schizo-affectieve stoornis, hetgeen een psychiatrische stoornis is, is voorliggend. De advocaat vraagt zich in dit verband af hoe onafhankelijk de bij het verzoekschrift gevoegde medische verklaring is, nu psychiater De Bats voor haar beoordeling in vergaande mate een beroep heeft gedaan op de ambulant en klinisch psychiater en geen blijk geeft de informatie van psychiater Van Duijn te hebben betrokken. Zij heeft de diagnostiek die dit jaar in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) is gedaan weliswaar aangehaald, maar geen contact met het LUMC opgenomen en het rapport van het LUMC is niet overgelegd. Betrokkene wil absoluut niet naar Topaz en nu de psychotische klachten met behulp van medicatie onder controle zijn, zou er voor betrokkene gekeken moeten worden naar een passende plek binnen een RIBW en naar passende dagbesteding. Door de behandelaars genoemde agressie- en impulsdoorbraken van betrokkene worden door betrokkene ontkend of zijn van lang geleden.
2.2.
De ambulant psychiater heeft verklaard dat betrokkene kampt met symptomen die lange tijd psychiatrisch geduid zijn, maar te verklaren zijn door de ziekte van Huntington. Gelet op deze problematiek, past betrokkene niet langer binnen de behandelsetting van een psychiatrische kliniek. In de afgelopen periode is onderzocht of er mogelijkheden bestonden betrokkene op te nemen op een passende afdeling, ook in Italië. Italië bleek geen optie in verband met het zorgaanbod aldaar en het feit dat betrokkene als Nederlander geen (passende) verzekering in Italië kan krijgen voor een dergelijke opname. Een terugkeer naar een RIBW is niet mogelijk, omdat zij de zorgzwaarte van betrokkene niet aan kunnen en betrokkene zich onttrekt aan de geboden zorg. Op basis van de ziekte van Huntington zal betrokkene in de toekomst meer en meer somatische zorg nodig hebben. Daar zijn de behandelaars binnen de psychiatrie onvoldoende op toegerust. Ten aanzien van het ernstig nadeel heeft de ambulant psychiater verklaard dat betrokkene bij toenemende vrijheden grote hoeveelheden alcohol drinkt en impulsieve besluiten neemt om bijvoorbeeld naar het buitenland te vertrekken. Hij raakt dakloos en zwerft over straat. Betrokkene is voor het laatst in september 2022 op een dergelijke wijze in Italië aangetroffen. Volgens de ambulant psychiater volgen de ontregelingen elkaar in een steeds sneller tempo op, hetgeen het progressieve beeld van de ziekte van Huntington mede kan verklaren.
2.3.
Psychiater Burger heeft verklaard dat geen sprake is van een dubbele diagnose, nu op basis van verschillende (motorische) symptomen, de familieanamnese – bij familieleden was het beloop van de ziekte van Huntington vergelijkbaar als bij betrokkene - en de reactie op medicatie wijzen in de richting van een neurologische oorzaak, waarmee de classificatie van een schizo-affectieve stoornis kan komen te vervallen. Een verblijfssetting gericht op de ziekte van Huntington, zoals bij Topaz, acht de klinisch psychiater het meest passend bij de zorg die betrokkene nodig heeft. Begeleid wonen is niet haalbaar gebleken, nu dit meerdere malen – ook vrij recent - heeft geleid tot een acute opname.
2.4.
De mentor vindt het belangrijk dat betrokkene binnen de grenzen van de vrijheid die hij aankan de juiste zorg geboden krijgt.

3.Beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
3.1.
Op grond van artikel 25 lid 1 onder d Wzd kan de zorgaanbieder die feitelijk zorg verleent aan betrokkene het CIZ vragen een verzoek om een rechterlijke machtiging in te dienen. Nu zowel M. Sno (AIOS) als T. Burger (psychiater) voor Arkin werkzaam zijn, acht de rechtbank betrokkene door een eventueel hiaat in de ondertekening van het aanvraagformulier aan het CIZ niet in zijn belang geschaad.
3.2.
De rechtbank stelt voorts vast dat het CIZ niet heeft voldaan aan de haar op grond van artikel 26, eerste lid Wzd toekomende verplichting om binnen drie weken na de dag van ontvangst van de aanvraag een verzoek bij de rechtbank in te dienen. Het verzoekschrift vermeldt als datum ontvangst van de aanvraag 1 december 2022. Het verzoek is door de griffie van de rechtbank ontvangen op
2 januari 2023, waar het uiterlijk 23 december 2022 ingediend had moeten zijn. De wetgever heeft geen sanctie verbonden aan deze termijnoverschrijding. De rechtbank is van oordeel dat een termijnoverschrijding van tien dagen niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het CIZ in het verzoek.
Ten aanzien van de inhoud
3.3.
Bij beschikking van 28 april 2022, die is hersteld bij beschikking van 16 mei 2022, is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) verleend tot uiterlijk 28 april 2023. Daarbij is overwogen dat – mede in het licht van het recht van betrokkene om ‘niet te weten’ - betrokkene niet kan worden verplicht zijn medewerking te verlenen aan genetisch (DNA-)onderzoek naar de aanwezigheid van de ziekte van Huntington.
3.4.
Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of betrokkene lijdt aan de ziekte van Huntington. Volgens de behandelaars bestaat dit vermoeden al geruime tijd. Betrokkene is 50% risicodrager vanwege het voorkomen van de ziekte bij meerdere familieleden. Hij is onderzocht in het LUMC op dit vermoeden. Het LUMC heeft geconcludeerd:
“Hij heeft kenmerken die op deze aandoening zouden kunnen wijzen, zoals choreatische bewegingen, itererend denkpatroon, impulsiviteit en een chronisch psychotisch beeld dat iets verbleekt maar niet verdwijnt met anti-psychotica.
Voorstel DNA test ter bevestiging (…)
Dhr. heeft vrijwillig meegewerkt aan dit neurologisch onderzoek. Op grond daarvan heb ik het sterke vermoeden dat hij motorisch symptomen laat zien van een beginnende ziekte van Huntington (UHDRS-TMS van 19), met evident afwezig ziekte-inzicht (ontkenning), wat ook vaker gebeurt in dit kader. Wel op de voorgrond en al lang(er) bestaande psychiatrie met grootheidswanen, nu redelijk beheersbaar. Hopelijk biedt dit voldoende grond om voor dhr. passende zorg te kunnen organiseren.”
Dat het rapport van het LUMC niet is overgelegd of dat de opsteller van de medische verklaring geen contact heeft gezocht met het LUMC doet niet af aan deze conclusie.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat een discussie over de vraag of de Wvggz dan wel de Wzd van toepassing is niet in de weg dient te staan aan het verlenen van passende zorg aan betrokkene. De actuele zorgbehoefte en de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving dienen op dit moment leidend te zijn. Betrokkene heeft zorg nodig en gebleken is dat een terugkeer naar een RIBW of een zorg/woonvorm in Italië onmogelijk is, terwijl een langer verblijf in de huidige Wvggz-kliniek, waar betrokkene niet verder kan worden behandeld, evenmin passend is. Met de behandelaars is de rechtbank van oordeel dat Topaz te Katwijk op dit moment de meest passende zorg aan betrokkene kan verlenen.
3.6.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van artikel 24, vierde lid Wzd een machtiging in het kader van de Wzd kan worden verleend. Betrokkenes recht en wens om ‘niet te weten’ brengt mee dat hij tot nog toe niet werd verplicht om mee te werken aan DNA-onderzoek. Gelet op het voorgaande kan echter op dit moment in het midden blijven of de diagnose Huntington met zekerheid kan worden gesteld, nu een eventuele schizo-affectieve stoornis waaraan betrokkene lijdt:
  • dezelfde, tot ernstig nadeel leidende, gedragsproblemen of regieverlies als Huntington veroorzaakt;
  • de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij Huntington.
3.7.
Door de behandelaars is verklaard, alsook blijkt uit de bij het verzoekschrift gevoegde medische verklaring, waarin is opgenomen een samenvatting van het door het LUMC uitgevoerde onderzoek, dat betrokkene lijdt aan psychoses, grootheidswanen en impulsiviteit die tot het ernstig nadeel leiden.
3.8.
Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar is.
Betrokkene is bij herhaling vervallen in zelfoverschatting, toenemend alcoholgebruik, agressie en impulsdoorbraken. In september 2022 is betrokkene nog in verwarde toestand aangetroffen in Italië, waarbij, naar zeggen van de behandelaars, een straatverkoper zich om hem heeft ontfermd en heeft overgedragen aan de geestelijke gezondheidszorg in Italië. Dergelijke situaties zijn in het verleden vaker voorgekomen.
3.9.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. Zoals hiervoor reeds is overwogen is een alternatief niet aan de orde.
3.10.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met 30 juli 2023.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1970;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 30 juli 2023.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.B. Martens, in tegenwoordigheid van J.M. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.